ECLI:NL:RBDHA:2020:9320

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 september 2020
Publicatiedatum
25 september 2020
Zaaknummer
C/09/580478 / HA ZA 19-986
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Twist over totstandkoming overeenkomst en onrechtmatige daad in detacheringsovereenkomst

In deze civiele zaak tussen Locus People Nederland B.V. en Arcadis Nederland B.V. staat de vraag centraal of er een overeenkomst tot stand is gekomen tussen partijen. Locus vordert betaling van een schadevergoeding van € 39.888,- en buitengerechtelijke incassokosten, terwijl Arcadis zich op het standpunt stelt dat er geen overeenkomst is gesloten. De rechtbank oordeelt dat er geen overeenstemming is bereikt over de essentialia van de overeenkomst, waardoor geen contract tot stand is gekomen. Locus heeft echter onrechtmatig gehandeld door gebruik te maken van de diensten van Locus zonder daarvoor te betalen. De rechtbank concludeert dat Arcadis onrechtmatig heeft gehandeld door [X] in dienst te nemen na het afbreken van de onderhandelingen met Locus, en kent Locus een schadevergoeding toe van € 7.500,-. De rechtbank wijst de vorderingen van Locus tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten af, omdat deze niet voldoende zijn gespecificeerd. Arcadis wordt veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/580478 / HA ZA 19-986
Vonnis van 23 september 2020
in de zaak van
LOCUS PEOPLE NEDERLAND B.V.te Hendrik-Ido-Ambacht,
eiseres,
advocaat mr. G.A.H. Wiekamp te Hendrik-Ido-Ambacht,
tegen
ARCADIS NEDERLAND B.V.te Arnhem,
gedaagde,
advocaat mr. J.C. Zevenberg te Rijswijk.
Partijen worden hierna Locus en Arcadis genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 16 september 2019 met producties 1 tot en met 25;
  • de conclusie van antwoord van antwoord met producties 1 tot en met 6;
  • het tussenvonnis van 11 december 2019, waarbij een comparitie van partijen is bevolen;
  • het proces-verbaal van de comparitie van partijen van 1 juli 2020, die vanwege de beperkende maatregelen als gevolg van het coronavirus via Skype voor bedrijven is gehouden, en de daarin genoemde stukken.
1.2.
Het proces-verbaal van de comparitie van 1 juli 2020 is buiten de aanwezigheid van partijen opgemaakt. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld om opmerkingen te maken over het proces-verbaal voor zover het feitelijke onjuistheden betreft. Locus heeft van deze gelegenheid gebruik gemaakt bij brief van 13 juli 2020. De rechtbank constateert dat de opmerkingen in deze brief, met uitzondering van de laatste opmerking, veeleer een uitleg van, dan wel een aanvulling op het ter zitting verklaarde betreffen. Dat is echter gelet op de goede procesorde en het beginsel van hoor en wederhoor niet toegestaan. De rechtbank gaat hieraan dan ook voorbij. In de hiervoor bedoelde laatste opmerking is gerefereerd aan punt 13 in het proces-verbaal, waarin een bedrag van in totaal € 10.000,- is vermeld. Volgens Locus dient dit bedrag € 20.000,- te zijn. De rechtbank constateert, mede gelet op de overige stukken die zich in het dossier bevinden, dat inderdaad in zoverre sprake is van een onjuistheid in het proces‑verbaal. Dat betekent dat waar in punt 13, in het slot van de voorlaatste zin is vermeld “(…) het totaal van € 10.000,-.” moet worden gelezen “(…) het totaal van € 20.000,-.”
1.3.
Ten slotte is de datum voor het wijzen van vonnis op vandaag bepaald.

2.De feiten

2.1.
Locus is een organisatie op het gebied van detachering, arbeidsbemiddeling, werving en selectie en consultancy.
2.2.
Op 26 maart 2019 heeft de accountmanager van Locus, [de accountmanager] (hierna: [de accountmanager]), een e-mail gestuurd aan [A] (hierna: [A]) van Arcadis. In deze e-mail staat voor zover van belang:
“Vanuit het verleden heeft een van mijn oud collega’s contact met jou gehad. Helaas is dit al weer een tijd geleden en is het contact verwaterd. Nu ben ik in contact met een 3D ontwerper/Bim-modelleur (Civiel) en ben benieuwd of jullie momenteel behoefte hebben aan een dergelijk profiel. Mocht er een ander contactpersoon zijn voor deze zaken daar hoor ik dat uiteraard ook graag.
Ik heb het profiel in de bijlage toegevoegd.”
2.3.
Bij de e-mail heeft [de accountmanager] een profiel van [X] (hierna: [X]) bijgevoegd, zonder contactgegevens. [X] was op dat moment in dienst van [B.V. I].
2.4.
Naar aanleiding van de e-mail heeft [hoofd adviesgroep] (hierna: [hoofd adviesgroep]), hoofd adviesgroep Urban Development bij Arcadis, via e-mail contact opgenomen met [de accountmanager]. In deze e-mail staat voor zover van belang:
“Het is een interessante CV, maar ik ben nog even opzoek naar de bijbehorende voorwaarden. Wat is jullie insteek:
a. Kunnen we deze persoon direct aannemen
b. Werken jullie eerste met een detacheringsperiode, zo ja voor hoelang en welk tarief
c. Werken jullie alleen met projectinhuur”
2.5.
Op 1 april 2019 is er telefonisch contact geweest tussen [de accountmanager] en [hoofd adviesgroep]. Naar aanleiding van dit contact heeft [hoofd adviesgroep] aan [de accountmanager] een e-mail gestuurd met daarin – voor zover van belang – het volgende:
“Zoals net telefonisch besproken, willen wij deze kandidaat graag spreken. Het gesprek zal plaatsvinden met [teamleider 1] (teamleider Amsterdam) en [specialist civil] (specialist civil 3D en BIM) (…)”
2.6.
Vervolgens is door [teamleider 2] (hierna: [teamleider 2]), teamleider Recruitment bij Arcadis, per e-mail aan [de accountmanager] gevraagd om het bruto maandsalaris van [X] en de “financiële offerte” van Locus. [teamleider 2] zou de overeenkomst verder uitwerken.
2.7.
Op 5 april 2019 heeft [de accountmanager] een e-mail aan [teamleider 2] gestuurd met daarin onder andere:
“Graag wil ik jou onderstaande gegevens aanleveren (salaris en tarief) (…)
Om een passend tarief te communiceren ontvang ik graag de volgende gegevens van jou:
- Range salaris van iemand bij jullie in dienst (in soortgelijke functie)
- Welke CAO hanteren jullie? (vrije dagen, periodieken, salarisschalen, bijkomende uitkeringen)
- Welke verrekeningen hanteren jullie voor reiskosten?
- Is het salaris dat jullie hanteren per maand/week.
- Werken jullie met winstuitkeringen of 13e maand? (…)”
2.8.
Eveneens op 5 april 2019 heeft [teamleider 2] aan [de accountmanager] een e-mail gestuurd met daarin voor zover van belang het volgende:
“Het salaris wat wij berekenen voor iemand die bij ons in dienst is niet relevant voor de salarisindicatie van je kandidaat. Vanuit het salaris bij jouw kandidaat gaan we kijken waar hij het beste kan passen.
Wij hanteren bij Inleners de Inlenersbeloning, dus niet onze cao. (in de bijlage de cao die alleen geheel van toepassing is voor medewerkers van Arcadis)
Wij willen graag jullie uurtarief excl reiskosten en BTW.
Winstuitkeringen en bonussen zijn niet van toepassing bij detachering.
Graag zie ik de gewenste bruto maand salaris en het daarbij behorende uurtarief van Locuspeople tegemoet. Tevens zie ook graag jullie voorwaarden m.b.t. de DeTaVast periode (na hoeveel uur kunnen we hem kostenloos overnemen) Tevens zie ik graag ook jullie juridische voorwaarden / Algemene Inkoopvoorwaarden. (…)”
2.9.
Bij e-mail van 9 april 2019 heeft [de accountmanager] aan [teamleider 2] het volgende geantwoord:
“Zoals beloofd hierbij de voorwaarde:
Bruto maandsalaris (40 uur per week): €3750
Tarief per uur excl reiskosten: €58.41
Deta-vast: overname na 1800 uur zonder overname-fee
In de bijlage onze algemene inkoopvoorwaarde.”
2.10.
Op 10 april 2019 heeft een kennismakingsgesprek plaatsgevonden tussen [X] en [specialist civil] (hierna: [specialist civil]) en [teamleider 1] (hierna: [teamleider 1]) van Arcadis. Namens Locus is [de accountmanager] bij de kennismaking aanwezig geweest. Tijdens de bespreking heeft Arcadis het volledige cv ontvangen evenals de contactgegevens van [X].
2.11.
Bij e-mail van 12 april 2019 heeft [hoofd adviesgroep] aan [de accountmanager] de standaard inhuurovereenkomst gemaild en de Algemene Inkoopvoorwaarden 2011 van Arcadis (hierna ook: de AVA):
“Zoals beloofd, hierbij de standaard overeenkomsten van Arcadis.”
2.12.
Locus heeft [X] behalve bij Arcadis ook bij Royal Haskoning geïntroduceerd.
2.13.
Op 24 of 25 april 2019 heeft een tweede gesprek plaatsgevonden tussen [X] en Arcadis. Op 26 april 2019 heeft [X] aan Locus laten weten dat zijn voorkeur uitgaat naar Arcadis. Die dag heeft [de accountmanager] aan [hoofd adviesgroep] – voor zover van belang – de volgende e-mail gestuurd:
“(…) Ik ben op dit moment bezig om gegevens te verzamelen om een contract op te stellen.
Ik hoop dat jij mij hierbij kunt helpen. Ik heb de volgende gegevens nodig:
- Is het mogelijk om op 1 mei te starten? Of komt maandag 6 mei beter uit?
- officiële functietitel
- Direct leidinggevende:
*naam, functie, afdeling
- Tekenbevoegde contract:
*naam, functie
- KvK opdrachtgever
- Factuuradres op Arnhem?
- Tenaamstelling factuur:
* contactpersoon, telefoonnummer, afdeling facturatie, factuur kenmerk, betalingstermijn(60 dagen conform jullie documenten?)”
2.14.
[hoofd adviesgroep] heeft eveneens op 26 april 2019 per e-mail als volgt gereageerd:
“(…) Binnen een week gaat het ons niet lukken om het contract op te stellen, te ondertekenen en alles gereed te hebben. (…)
Bijgevoegd heb ik in ieder geval de formulieren die we moeten invullen. Kun jij een aanzet maken, sommige punten vul ik dan weer in namens Arcadis (kostplaats enzo).
- Formulier inhuurkrachten: zover als het lukt
- AGBP: laten ondertekenen door [X]
- En het basis contract van Arcadis, graag aanvullen”
2.15.
Op 8 mei 2019 hebben [senior medewerker] (hierna: [senior medewerker]), senior medewerker inhuurdesk van Arcadis, en [de accountmanager] contact gehad. Per e-mail heeft [de accountmanager] aan [senior medewerker] gevraagd om gegevens om een opdrachtbevestiging te kunnen maken en een contract voor [X]. Eveneens op 8 mei 2019 heeft [senior medewerker] een e-mail verstuurd aan [de accountmanager] met de door [de accountmanager] gevraagde gegevens en tevens een e-mail waarin onder meer het volgende staat:
“(…) Hierbij de inhuurovereenkomst van Arcadis voor [X]. Het verzoek is de gegevens te controleren en zouden er aanpassingen nodig zijn, dan hoor ik het graag. (…)”
2.16.
Op 9 mei 2019 heeft [de accountmanager] aan [senior medewerker] en [hoofd adviesgroep] een e-mail gestuurd met daarin onder meer het volgende:
“(…) Hierbij de opdrachtbevestiging. Graag ontvang ik deze getekend retour.
Morgen ochtend zit ik samen met [X] en zorg dan dat hij het AGBP formulier tekent.
De algemene inhuurovereenkomst ligt op dit moment bij onze directeur ter beoordeling.”
2.17.
In reactie op de mail van [de accountmanager] heeft [senior medewerker] eveneens op 9 mei 2019 een e‑mail gestuurd aan [de accountmanager] met onder meer:
“(…) Bedankt voor het doorsturen van de opdrachtbevestiging.
Deze is echter niet voldoende om de inhuur van [X] te voltooien.
Daarvoor hebben we ook de Arcadis Inhuurovereenkomst nodig.
Daarnaast is het zo dat de opdrachtbevestiging een aantal zaken bevat die in de Arcadis Inhuurovereenkomst wordt beschreven het verzoek is om de opdrachtbevestiging op een aantal punten aan te passen:
De aansprakelijkheid:
Opdrachtnemer is niet aansprakelijk voor schade die de medewerker mocht veroorzaken aan derden bij de uitoefening van de werkzaamheden voor opdrachtgever. Opdrachtgever zal zijn WA-verzekering van toepassing laten zijn op de hiervoor bedoelde schade. De opdrachtgever zal de opdrachtnemer vrijwaren voor alle aanspraken van derden in verband met handelingen, waaronder begrepen enig nalaten van de medewerker in het kader van de uitvoering van zijn werkzaamheden voor de opdrachtgever.
Met dit deel gaat Arcadis niet akkoord en het verzoek is om deze alinea te verwijderen.
De voorwaarden van Arcadis zijn van toepassing:
Op alle overeenkomsten met Locus People Nederland zijn de Algemene Voorwaarden van
Locus People Nederland van toepassing. Met ondertekening van deze overeenkomst wordt eveneens akkoord gegaan met de algemene voorwaarden van Locus People Nederland.
Met dit deel gaat Arcadis niet akkoord en het verzoek is om deze alinea te verwijderen.
In plaats hiervan is het verzoek een verwijzing naar de Arcadis Inhuurovereenkomst op te nemen.
Graag ontvangen we de aangepaste versie én de Arcadis Inhuurovereenkomst, getekend, retour.”
2.18.
Bij e-mail van 10 mei 2019 heeft [de accountmanager] gereageerd op de e-mail van [senior medewerker] met een voorstel vanuit de juridische afdeling van Locus over het onderwerp aansprakelijkheid in de inhuurovereenkomst.
2.19.
Op 13 mei 2019 heeft [senior medewerker] aan [de accountmanager] geantwoord dat Arcadis niet akkoord gaat met het voorstel van Locus en de voorwaarden van de Arcadis Inhuurovereenkomst handhaaft.
2.20.
Eveneens op 13 mei 2019 heeft [hoofd adviesgroep] de volgende e-mail aan [de accountmanager] gestuurd:
“Zojuist heeft [X] mij gebeld. Hij is doodongelukkig met de situatie en heeft het gevoel dat hij een soort speelbal is tussen Locus en [B.V. I].
En ook in de discussie tussen Arcadis en Locus. Hij neemt een behoorlijk risico als kostwinner om een tijdelijk contract bij jullie te accepteren, terwijl hij ook gewoon zijn baan kan opzeggen en een vast contract bij Arcadis kan krijgen.
Ik had er zelf op geregeld dat jullie het contract ruim 1,5wk geleden al getekend zouden hebben met ons. Op jou verzoek heb ik alles geregeld dat hij heel snel kon beginnen, maar nu loopt de teller voor ons en geen [X].
Samenvattend: ik stel voor dat jullie of vandaag de overeenkomst met Arcadis tekenen, conform onze voorwaarden, inclusief aansprakelijkheid.
Als ik het contract vandaag niet getekend retour heb, gaat het voor mij over. Dan adviseer ik [X] om gewoon bij Arcadis te solliciteren bij [B.V. I] ontslag te nemen.
Wij hebben hier nu zoveel tijd en aandacht aanbesteed, de voorwaarden zijn geen onderhandeling, zoals direct vanaf het begin aangegeven.
Dus graag vandaag af tikken of stoppen.”
2.21.
Naar aanleiding van de e‑mail van [hoofd adviesgroep] heeft [directeur] (hierna: [directeur]), directeur bij Locus, contact opgenomen met [senior medewerker]. [senior medewerker] heeft vervolgens aan [hoofd adviesgroep] – voor zover relevant – het volgende gemaild:
“(…)
Ik ben net gebeld door [directeur], de directeur van Locus People over [X]. Hij geeft aan dat hij niet akkoord kan gaan met onze voorwaarden, omdat deze te algemeen zijn.
Daarnaast geeft hij aan dat wij [X] niet zomaar over kunnen nemen, omdat Locus People hier tussen zit. [X] kan zijn baan niet zomaar opzeggen en bij Arcadis beginnen.
Daar zal een Werving & Selectie fee voor betaald moeten worden wat ligt tussen de 20 en 25 % van het jaarsalaris. (…)”
2.22.
[de accountmanager] heeft, ook op 13 mei 2019, onder meer het volgende aan [hoofd adviesgroep] gemaild:
“(…)
Wij als Locus People hebben ook te maken met [B.V. I] de huidige formele werkgever van [X]. Na het telefoongesprek is daar het volgende uitgekomen dat we helder en transparant willen aanbieden. Een werving selectie fee van € 20.000,- welke voor 50% aan [B.V. I] toekomt en voor 50% aan Locus People.”
2.23.
In een e-mail van 15 mei 2019 heeft [directeur] aan [hoofd adviesgroep] onder andere het volgende geschreven:
“(…)
 Er is een opdrachtbevestiging opgesteld voor detachering van [X], Locus People gaat niet akkoord gaan met de huidige voorwaarden in de opdrachtbevestiging van Arcadis voor een detacheringsovereenkomst, een aanpassing in voorwaarden hierin maakt Arcadis niet.
 Locus People heeft een voorstel gedaan voor werving & selectie van €15000,-, Arcadis heeft dit aanbod afgeslagen ondanks dat het eerst aangaf deze variant als perfecte oplossing te zien, daarin is duidelijk toegezegd dat er een dienst is geleverd door te contacten te leggen, het traject te begeleiden etc, maar dat werving en selectie voor deze functie niet mogelijk is op meerdere gronden. (…)
 In een tijdsbestek van nog geen 12 uur en voordat een antwoord is gekomen op bovenstaande oplossing vanuit Locus People of [B.V. I] is [X] aangeraden om ontslag te nemen bij [B.V. I] en via een ander detacheringsbureau bij Arcadis aan de slag te gaan.
In mijn optiek wordt hierbij de keuze gemaakt om moedwillig [X] via een ander detacheringsbureau met dezelfde dienst, namelijk detachering in te zetten. (…)”
2.24.
Eveneens per e-mail van 15 mei 2019 reageerde [hoofd adviesgroep] op [directeur] met onder meer:
“(…) Ik herken mij niet in het onderstaande. Voor het eerste gesprek met [X] hebben wij verzocht aan te geven hoe Locus dit traject in zou willen gaan. Hierbij is aangegeven dat dit op basis van inhuur zou gaan met de mogelijkheid om [X] na een jaar kosteloos over te nemen. Hierbij heeft Arcadis nadrukkelijk aangegeven uitsluitend onder onze eigen voorwaarden te werken. Twee gesprekken later zijn we tot een overeenstemming gekomen en was de enige stap nog dat Locus de opdrachtbevestiging zou tekenen. Op dat moment heeft Locus aangegeven toch niet akkoord te kunnen gaan met de voorwaarden van Arcadis. Hierop is een wervingsfee aangegeven, in eerste instantie van € 20.000, daarna verlaagd naar € 15.000. Deze bedragen zijn buitenproportioneel en volstrekt onacceptabel voor Arcadis. (…)
[X] heeft inderdaad Arcadis benadert met het verzoek of hij kon starten, hier op is aangegeven dat wij er niet uitkomen met Locus. Op zijn verzoek om hem dan direct een contract aan te bieden, heeft Arcadis nee gezegd. (…)
[X] is een universitair geschoolde intelligente man, ik verwacht dat hij uitstekend in staat is om zelfstandig te besluiten voor wie hij wil werken. (…) Het lijkt mij verstandig om met [X] te bespreken waarom hij wel of niet voor Locus People kiest. Hierin is Arcadis geen partij (…).”
2.25.
[X] heeft vervolgens werkzaamheden bij Arcadis verricht via bemiddeling van een andere partij. Ten tijde van de mondelinge behandeling was [X] niet meer werkzaam bij Arcadis.

3.Het geschil

3.1.
Locus vordert – samengevat – veroordeling van Arcadis tot betaling van een schadevergoeding van € 39.888,- en buitengerechtelijke incassokosten ter hoogte van € 5.983,20 vermeerderd met wettelijke rente en een veroordeling van Arcadis in de proceskosten. Locus stelt dat tussen partijen een overeenkomst tot stand is gekomen, zij hebben namelijk overeenstemming bereikt over de essentialia daarvan. Op basis van de overeenkomst moet Arcadis Locus betalen voor de door haar verrichte dienstverlening, dat heeft zij echter tot op heden niet gedaan. Voor zover er geen overeenkomst tot stand is gekomen, heeft Arcadis tegenover Locus onrechtmatig gehandeld. Dit door gebruik te maken van haar diensten, maar haar daarvoor niet te betalen, dan wel door ongerechtvaardigd de onderhandelingen af te breken, of door te profiteren van een wanprestatie van [X], die – hoewel hij geen contractsvrijheid genoot – via bemiddeling van een andere partij werkzaamheden heeft verricht bij Arcadis. Locus stelt hierdoor schade te hebben geleden.
3.2.
Arcadis concludeert tot afwijzing van de vorderingen van Locus. Arcadis stelt zich – kort weergegeven – primair op het standpunt dat er geen overeenkomst tussen Locus en Arcadis tot stand is gekomen. Partijen zijn het namelijk niet eens geworden over de essentialia daarvan. Subsidiair voert Arcadis aan dat zij zich niet onrechtmatig tegenover Locus heeft gedragen. Arcadis betwist dan ook dat zij enigerlei schadevergoeding aan Locus is verschuldigd en als zij dat al is, dan betwist zij ook de hoogte van de gevorderde schadevergoeding.
3.3.
Op dat wat Locus en Arcadis verder naar voren hebben gebracht wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.

4.De beoordeling

Overeenkomst

4.1.
Locus heeft gesteld dat er een overeenkomst tot stand is gekomen. Partijen zijn het namelijk reeds na het eerste kennismakingsgesprek eens geworden over de essentialia, te weten: dat [X] op detacheringsbasis 40 uur per week tegen een uurtarief van € 58,41 zou gaan werken voor Arcadis. Na 1.800 uur zou Arcadis dan de mogelijkheid hebben om [X] in vaste dienst aan te nemen.
4.2.
Arcadis heeft betwist dat overeenstemming was bereikt over de essentialia. Voor haar was van wezenlijk belang dat de bepalingen in haar standaard inhuurovereenkomst en de daarbij behorende AVA deel uitmaakten van de te sluiten overeenkomst. Dit heeft zij al bij aanvang van de onderhandelingen kenbaar gemaakt aan Locus. Nu partijen het daarover niet eens zijn geworden, is er dus geen overeenkomst tot stand gekomen.
4.3.
Partijen houdt dus allereerst verdeeld of er overeenstemming is bereikt over de essentialia en of aldus een overeenkomst tussen hen tot stand is gekomen. De rechtbank stelt in dat kader het volgende voorop. Op grond van artikel 6:217 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) komt een overeenkomst tot stand door aanbod en aanvaarding daarvan. Aanbod en aanvaarding hoeven niet uitdrukkelijk plaats te vinden; zij kunnen in elke vorm geschieden en kunnen besloten liggen in een of meer gedragingen (artikel 3:33 in samenhang met de artikelen 3:35 en 3:37 lid 1 BW). Of een overeenkomst tot stand is gekomen, is afhankelijk van dat wat partijen over en weer hebben verklaard en uit elkaars verklaringen hebben afgeleid en in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs mochten afleiden. Partijen dienen in ieder geval overeenstemming te hebben bereikt over de essentialia van de overeenkomst. Beslissend is dus niet of zij nog over één of meer ondergeschikte, opengebleven punten onderhandelen. Tot de essentialia van een overeenkomst behoren in elk geval die onderwerpen die de kern van de prestatie raken, zonder overeenstemming waarover een overeenkomst niet geacht kan worden te bestaan. Wat nu precies als de essentialia van de overeenkomst moeten worden beschouwd is mede afhankelijk van de aard van de overeenkomst en de bedoeling van partijen. Ook van belang is wat naar de mening van partijen als essentieel moet worden beschouwd, voor zover die mening bij de wederpartij bekend was of redelijkerwijs bekend kan worden verondersteld.
4.4.
Op grond van de hoofdregel van artikel 150 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering ligt het op de weg van Locus om de feiten en omstandigheden aan te voeren, en zo nodig te bewijzen, waaruit blijkt dat overeenstemming is bereikt, ook over de essentialia van de overeenkomst. Locus heeft in dat kader een aantal elementen benoemd, die volgens haar samen de essentialia zijn (zie 4.1). Dat partijen het eens waren over deze punten, heeft Arcadis niet betwist. Arcadis heeft echter aangegeven dat voor haar (ook) andere punten van wezenlijk belang waren, punten waarover geen overeenstemming is bereikt. Gelet op dat wat is weergegeven in 2.11, 2.14, 2.15, 2.17 en 2.19, is de rechtbank van oordeel dat die punten inderdaad essentieel waren voor Arcadis en dat dit bekend was, of tenminste bekend moest zijn, bij Locus. Immers heeft Arcadis kort na het eerste kennismakingsgesprek “zoals beloofd” aan Locus haar standaard inhuurovereenkomst gemaild, waarin wordt verwezen naar de AVA, alsook die AVA zelf (2.11). Daarna heeft Arcadis nog tweemaal de inhuurovereenkomst gestuurd, onder meer met het verzoek deze aan te vullen (2.14 en 2.15). Zodra Locus de opdrachtbevestiging stuurde met daarin bepalingen die van deze overeenkomst en de daarbij behorende AVA afwijken, liet Arcadis weten daar niet mee akkoord te gaan (2.17 en 2.19). Uiteindelijk zijn de onderhandelingen tussen partijen hierop ook spaak gelopen. Dit terwijl Arcadis klaarblijkelijk enthousiast was over de door Locus aangedragen kandidaat. Daaruit moet worden afgeleid dat de bediscussieerde bepalingen in de inhuurovereenkomst en de AVA voor Arcadis mede van doorslaggevend belang waren.
4.5.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat er geen overeenstemming was bereikt over de essentialia, waardoor tussen partijen geen overeenkomst tot stand is gekomen. De primaire grondslag van de vorderingen van Locus, namelijk betaling op grond van de overeenkomst (nakoming van de verbintenis tot betaling van een fee), dan wel schadevergoeding vanwege een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst, slaagt daarom niet.
Onrechtmatige daad
4.6.
Gelet daarop komt de rechtbank toe aan de beoordeling van de subsidiair door Locus aangevoerde onrechtmatige daad van Arcadis. Arcadis heeft in dat kader aangevoerd dat als de onderhandelingen niet ongerechtvaardigd zijn afgebroken er überhaupt geen sprake kan zijn van een onrechtmatige daad, dus ook niet op één van de andere grondslagen. Dat zou betekenen dat de rechtbank eerst moet beoordelen of sprake is van dat ongerechtvaardigd afbreken. De rechtbank kan dit standpunt echter niet volgen. Een onrechtmatige daad kan immers zijn gelegen in verschillende, alternatieve, grondslagen. Dat de ene grondslag geen onrechtmatige daad oplevert, sluit nog niet uit dat de andere grondslag deze wel oplevert.
4.7.
Locus stelt in dit verband primair dat Arcadis onrechtmatig heeft gehandeld door wel gebruik te maken van haar diensten (het succesvol aandragen van kandidaat [X]), maar haar daarvoor niet te betalen. Arcadis betwist dat zij onrechtmatig heeft gehandeld. Nu er geen overeenkomst tot stand is gekomen is er geen contractuele verplichting voor haar om Locus te betalen. Het daarmee in gebreke blijven kan dan evenmin als onrechtmatig worden beschouwd, aldus Arcadis.
4.8.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of Arcadis heeft gehandeld in strijd met dat wat in het maatschappelijk verkeer betamelijk is door [X] toch in dienst te nemen na het spaak lopen van de onderhandelingen met Locus. Zij acht daarbij de volgende omstandigheden relevant. Locus heeft – onbetwist – gesteld dat zij [X] heeft geïntroduceerd bij Arcadis. Vervolgens hebben er diverse gesprekken plaatsgevonden tussen [X], Locus en Arcadis. Arcadis heeft daarbij de contactgegevens van [X] ontvangen van Locus. Arcadis heeft voorts haar interesse in [X] geuit en [X] in Arcadis. Die wederzijdse interesse was dusdanig dat zij allebei hebben aangegeven met elkaar in zee te willen gaan. Toen de onderhandelingen tussen Locus en Arcadis over de detachering van [X] leken te stokken, heeft Arcadis de in 2.20 weergegeven e‑mail gestuurd. Locus heeft om de impasse te doorbreken voorgesteld dat door Arcadis alleen een ‘wervingsfee’ zou worden betaald, zoals weergegeven in 2.22. Arcadis is hier niet mee akkoord gegaan. Locus heeft daarbij reeds de vrees geuit dat zij zou worden gepasseerd en dat zou worden uitgeweken naar een ander detacheringsbureau (zoals ook weergegeven in 2.32), Arcadis heeft daarop (zoals weergegeven in 2.24) weliswaar aangegeven dat zij heeft geweigerd om [X] direct een contract aan te bieden, maar heeft ook benadrukt dat het volgens haar aan [X] is om te besluiten voor wie hij wil werken en dat het haar “verstandig” lijkt om met hem te bespreken waarom hij wel of niet voor Locus kiest. [X] is uiteindelijk via een ander detacheringsbureau bij Arcadis aan de slag gegaan.
4.9.
Zo doende heeft Arcadis feitelijk wel degelijk profijt gehad van het door Locus verrichte werk: [X] is onder haar aandacht gebracht door Locus en [X] is aan de hand van de (mede) door Locus gefaciliteerde gesprekken als daadwerkelijk geschikte kandidaat uit de bus gekomen. De succesvolle werving/selectie van [X] komt dus op conto van Locus. Arcadis heeft echter de deur dichtgedaan voor iedere tegemoetkoming voor deze inspanningen van Locus, wiens bedrijfsvoering draait op dergelijke werving/selectie. Arcadis heeft [X] indirect alsnog in dienst genomen, op een wijze die Locus niet kon verhinderen. Hiermee heeft zij de gerechtvaardigde belangen van Locus veronachtzaamd. Het stond Arcadis weliswaar in de gegeven omstandigheden vrij om van een overeenkomst met Locus af te zien, maar dan had zij ook van deze kandidaat moeten afzien. Zij heeft aldus – kort gezegd – van twee walletjes willen eten ten koste van de belangen van Locus. Dat is onrechtmatig.
4.10.
Locus heeft door dit onrechtmatig handelen schade geleden, die Arcadis zal moeten vergoeden. Locus heeft immers werk verricht en kosten gemaakt, waartegen over zij geen inkomsten heeft genoten.
4.11.
Omdat het beroep van Locus op onrechtmatige daad reeds op deze grond slaagt, hoeven de andere gronden geen bespreking meer.
S
chadevergoeding
4.12.
Locus vordert als schadevergoeding een bedrag van € 39.888,-, namelijk de gederfde winst. Locus heeft dit bedrag berekend op 1.800 werkuren van [X], vermenigvuldigd met de bij een uurtarief van € 58,41 behorende marge van € 22,16 (oftewel 1.800 x € 22,16 = € 39.888,-).
4.13.
Arcadis betwist dat de door Locus gehanteerde marge een in de markt gebruikelijke en redelijke marge is. Locus heeft hiervoor onvoldoende onderbouwing gegeven door enkel te verwijzen naar een intern formulier. Ook heeft Locus bij het bepalen van de omvang van de schade geen rekening gehouden met onder meer de kosten die Locus zou moeten maken voor de begeleiding van [X] tijdens zijn detachering. Als al een bedrag aan schadevergoeding moet worden betaald, dan zou de omvang hiervan dienen te worden vastgesteld op een ‘fee’ voor de werving en selectie van hooguit € 7.500,-.
4.14.
De rechtbank ziet geen aanleiding om voor de schadebegroting aan te sluiten bij de gederfde winst. Deze winst is immers gebaseerd op een gesloten detacheringsovereenkomst, waarvan hier geen sprake is. Dit nog daargelaten of daarin afdoende rekening is gehouden met bijvoorbeeld een aftrek van kosten voor begeleiding. De rechtbank ziet wel aanleiding om voor de schadebegroting aan te sluiten bij de door Locus eerder voorgestelde ‘werving- en selectiefee’ van € 15.000,- (zoals weergegeven in 2.23 en 2.24). Gelet op de in 2.22 weergegeven e-mail en het ter zitting verklaarde, was klaarblijkelijk de helft van dit bedrag voor Locus. De rechtbank begroot de door Locus geleden schade daarom op € 7.500,-.
Rente
4.15.
In haar dagvaarding vordert Locus wettelijke handelsrente. Tijdens de comparitie van partijen heeft Locus aangegeven dat zij heeft bedoeld de wettelijke rente op grond van artikel 6:119 BW te vorderen in plaats van de wettelijke handelsrente op grond van artikel 6:119a BW. Locus heeft niet gesteld of anderszins kenbaar gemaakt vanaf welk moment de verbintenis tot schadevergoeding opeisbaar is, zodat de ingangsdatum voor de wettelijke rente door de rechtbank niet is vast stellen. Zij zal deze daarom toewijzen vanaf de datum van de dagvaarding.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.16.
Locus vordert vergoeding van de door haar gemaakte buitengerechtelijke incassokosten. Ter zitting heeft Locus verklaard dat zij vergoeding hiervan enkel nog vordert op basis van het volgens het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) toepasselijke tarief, volgens haar € 1.173,88.
4.17.
De rechtbank stelt voorop dat het Besluit in deze situatie niet van toepassing is. Zij zal de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn daarom beantwoorden aan de hand van het Rapport BGK-integraal. Dit neemt overigens niet weg dat de volgens het Besluit toepasselijke tarieven in beginsel ook in dit soort situaties worden aangehouden.
4.18.
De rechtbank constateert dat Locus heeft gesteld dat zij daadwerkelijk buitengerechtelijke incassokosten heeft gemaakt. Locus heeft echter niet gespecificeerd welke buitengerechtelijk werkzaamheden zij heeft verricht. Daardoor kan niet worden vastgesteld of sprake is van schade in de zin van artikel 6:96 lid 2 sub c BW, zodat de door Locus gevorderde vergoeding niet kan worden toegewezen.
4.19.
Arcadis zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Omdat een aanzienlijk deel van het gevorderde bedrag wordt afgewezen, begroot de rechtbank de proceskosten aan de zijde van Locus op basis van het toegewezen bedrag op:
- dagvaarding € 104,54
- griffierecht 1.992,00
- salaris advocaat
922,00(2,0 punten × tarief € 461,00)
totaal € 3.018,54

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
veroordeelt Arcadis om aan Locus te betalen een bedrag van € 7.500,- (zevenduizend vijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang vanaf de datum van de dagvaarding tot aan de dag van volledige betaling;
5.2.
veroordeelt Arcadis in de proceskosten, aan de zijde van Locus tot op heden begroot op € 3.018,54;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M.M. Vingerling en in het openbaar uitgesproken door mr. D. Nobel, rolrechter, op 23 september 2020. [1]

Voetnoten

1.type: 2753