ECLI:NL:RBDHA:2020:9310

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 september 2020
Publicatiedatum
25 september 2020
Zaaknummer
09/857228-19
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van bedreiging met de dood en voorhanden hebben van een vuurwapen na schietincident bij Club Cobra te Zoetermeer

Op 28 september 2020 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1999 en thans gedetineerd. De zaak betreft een schietincident dat plaatsvond op 7 november 2019 bij Club Cobra in Zoetermeer. De verdachte werd beschuldigd van het medeplegen van het voorhanden hebben van een (semi)automatisch vuurwapen en het schieten op de club. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 7 november 2019 met een vuurwapen heeft geschoten, maar sprak hem vrij van de beschuldigingen met betrekking tot schietincidenten op 18 en 19 oktober 2019, omdat er onvoldoende bewijs was dat er daadwerkelijk geschoten was. De rechtbank oordeelde dat de verdachte betrokken was bij het schietincident op 7 november, waarbij hij samen met anderen op de club schoot, en dat hij ook een wapen van categorie II voorhanden had. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 24 maanden op, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht. De rechtbank benadrukte de ernst van het voorhanden hebben van een vuurwapen en het schieten in een dichtbevolkt gebied, wat grote gevoelens van onveiligheid teweegbrengt.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/857228-19
Datum uitspraak: 28 september 2020
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1999 te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Krimpen aan den IJssel, HvB te Krimpen aan den IJssel.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzittingen van 19 mei (pro forma), 17 juli (pro forma) en 14 september 2020 (inhoudelijk).
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. D.M. Kortekaas en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. H.L. Heemskerk naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 07 november 2019 te Zoetermeer ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een of meerdere NN-perso(o)n(en) van het leven te beroven, op klaarlichte dag opzettelijk met een vuurwapen (pistool FN model 1922, kaliber 7.65mm) een (aantal) kogel(s) heeft afgevuurd op of in de richting van [naam Club] , gelegen in het winkelgebied van Zoetermeer, terwijl
de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 07 november 2019 te Zoetermeer, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meerdere NN-perso(o)n(en) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) opzettelijk dreigend op klaarlichte dag met een vuurwapen (pistool FN model 1922, kaliber 7,65mm) een (aantal) kogel(s) afgevuurd op of in de richting van [naam Club] , gelegen in het winkelgebied van Zoetermeer en/of - tijdens de melding bij 112 - heeft/hebben gezegd: "Als er niets gedaan wordt, wordt er de volgende keer aan de voorkant bloed vergoten. De [naam Club] moet
sluiten," althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
2.
hij op of omstreeks 18 oktober 2019 en/of 19 oktober 2019 te Zoetermeer ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een of meerdere NN-perso(o)n(en) van het leven te beroven, met dat opzet met een
(semi-) automatisch vuurwapen een (aantal) kogel(s) heeft afgevuurd op of in de richting van [naam Club] , gelegen in het winkelgebied van Zoetermeer, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op 18 oktober 2019 en/of 19 oktober 2019 te Zoetermeer, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer NN-perso(o)n(en) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) opzettelijk dreigend met een (semi-) automatisch vuurwapen een (aantal) kogel(s) op of in de richting van [naam Club] afgevuurd;
3.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 10 september 2019 tot en met 7 november 2019 te Zoetermeer en/of Krimpen aan den IJssel en/of Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer wapen(s) van categorie II, onder 1, te weten in elk geval een pistool van het merk FN model 1922, kaliber 7.65 en/of een of meer
(semi-)automatisch(e) wapen(s) van categorie II, onder 2, voorhanden heeft/hebben gehad.

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding
De verdachte wordt verweten dat hij, tezamen met een of meerdere anderen, heeft geprobeerd iemand te doden (feiten 1 en 2 primair), dan wel personen heeft bedreigd (feit 1 en 2 subsidiair) door op verschillende tijdstippen op [naam Club] te schieten en dat hij een vuurwapen voorhanden heeft gehad (feit 3).
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder feit 1 subsidiair, het onder feit 2 subsidiair en het onder feit 3 ten laste gelegde.
Op haar specifieke standpunten zal hierna – voor zover relevant – nader worden ingegaan.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van alle aan hem ten laste gelegde feiten. Op specifieke (bewijs)verweren wordt hierna – voor zover relevant – nader ingegaan.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging
Feit 2 – schietincident [naam Club] 18/19 oktober 2019
Op vrijdag 18 oktober 2019 werd om 21:46 uur naar het alarmnummer 112 gebeld.
Er zouden schoten zijn gehoord bij [naam Club] te Zoetermeer. Op zaterdag 19 oktober 2019 werd om 00:36 uur naar 112 gebeld en gemeld dat er een half uur eerder was geschoten bij [naam Club] en dat er twee hulzen op straat zouden liggen.
Er zijn sterke aanwijzingen dat de verdachte bij deze meldingen betrokken was. Het IMEI-nummer waarmee de eerste melding werd gedaan maakte gebruik van het basisstation dat [naam Club] onder bereik heeft en was recent gebruikt door een telefoonnummer op naam van de zus van de verdachte. Het telefoonnummer waarmee de tweede melding werd gedaan maakte gebruik van een telefoon die werd gebruikt door de zus van [naam medeverdachte] , zijnde de medeverdachte met betrekking tot feit 1. Verder is opvallend dat de verdachte kort na de 112-meldingen op zijn telefoon heeft gezocht naar meldingen omtrent [naam Club] (nog voordat daarover iets bekend was in de media), dat hij deze zoekacties later weer heeft verwijderd en dat zijn telefoon alleen basisstations in Zoetermeer aanstraalde op dagen rondom meldingen van beschietingen in Zoetermeer.
Toch acht de rechtbank dat onvoldoende om tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde te komen. Naar het oordeel van de rechtbank ontbreekt namelijk het bewijs dat er op 18 en 19 oktober 2019 daadwerkelijk op [naam Club] is geschoten. Meerdere getuigen hebben verklaard gehoord te hebben dat er vijf of zes keer zou zijn geschoten rond 08:06 uur in de ochtend. Dat er in de avond van 18 oktober 2019 en de nacht van 19 oktober 2019 schoten zijn gehoord is niet gebleken. De politie heeft ter plaatse niets aangetroffen wat te relateren is aan een schietincident. In de deur en de stenen muur werden geen sporen waargenomen die duiden op een schotbeschadiging en het onderzoek met de speurhond explosieven en vuurwapens heeft geen enkel aan een schietproces te relateren spoor opgeleverd.
De officier baseert haar bewezenverklaring ten aanzien van dit onderdeel van de tenlastelegging op het feit dat op 18 oktober 2019 op de camerabeelden een rookwolkje is te zien, waarna er twee beveiligers naar buiten komen en dat op 19 oktober 2019 een wit puntje en een kleine rookwolk verschijnen. De officier heeft hieraan toegevoegd dat dit is wat je zou verwachten wanneer er een kogel wordt afgevuurd. Die stelling wordt in het dossier echter niet met (nadere) bewijsmiddelen onderbouwd. Er is geen oordeel van een deskundige op het gebied van vuurwapens over de vraag in hoeverre die conclusie aannemelijk is, ook bezien in de omstandigheid dat elk spoor ter plaatse ontbreekt. Ook zijn de beveiligers die vlak na het incident polshoogte kwamen nemen niet gehoord over wat zij precies hoorden en zagen.
Ten aanzien van het incident op 19 oktober 2019 zou op de beelden te zien zijn dat op de deurpost van [naam Club] een wit puntje ontstaat, maar de rechtbank heeft dit op de beelden en de stills van deze beelden in het dossier niet kunnen ontdekken. Nader onderzoek naar deze beelden heeft niet plaatsgevonden. Ondanks herhaald verzoek zijn de bewegende beelden niet aan het dossier toegevoegd en evenmin zijn er beelden van wat zich op de weg voor de achteruitgang op dat moment afspeelde. Over die beelden moet de rechtbank het doen met de opmerking dat er te zien is dat een voertuig, met gesloten ramen, met hoge snelheid langsreed. Dat er vanuit dit voertuig geschoten is, valt daar dus niet uit af te leiden.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de rechtbank niet kan vaststellen dat op 18 en of 19 oktober 2019 met een vuurwapen is geschoten op [naam Club] , zodat de verdachte moet worden vrijgesproken van het hem onder feit 2 (primair en subsidiair) ten laste gelegde.
Feit 1 – schietincident [naam Club] 7 november 2019 [1]
Naar het oordeel van de rechtbank kunnen de volgende feiten op grond van de gebezigde bewijsmiddelen zoals in de voetnoten genoemd als vaststaand worden aangemerkt.
Deze feiten hebben ter terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de beoordeling van de bewijsvragen.
Om 12:36:52 uur op 7 november 2019 reden een rode Nissan Note en een rode motorscooter langs de achteruitgang van [naam Club] . [2] De Rode Nissan werd onbeschadigd geparkeerd op de eerste parkeerplaats voor [naam Club] te Zoetermeer. [3] De afstand van de Nissan Note ten opzichte van de achteruitgang van [naam Club] betrof 18 à 20 meter. [4]
Op 7 november 2020 om 12:37:53 uur is er op [naam Club] te Zoetermeer geschoten. Dit is precies een minuut nadat de rode Nissan Note en een rode motorscooter aan kwamen rijden. [5] Om 12:42 uur werd een 112-melding gedaan over een schietincident dat zou hebben plaatsgevonden bij [naam Club] . Om 13:52 uur werd opnieuw gebeld naar 112. De anonieme melder gaf aan dat er wederom geschoten zou zijn aan de achterzijde van [naam Club] . Wanneer de politie nu niets zou doen, zou er de volgende keer aan de voorkant bloed vergoten worden. De melder gaf aan dat [naam Club] dicht moest en verbrak vervolgens de verbinding. [6]
In de meest rechts gelegen deur van [naam Club] werden twee schotbeschadigingen en in de gevel naast die deur werd één schotbeschadiging aangetroffen. In de voorruit van de rode Nissan Note werd later een schotbeschadiging waargenomen en werd een kogel op de passagiersstoel gevonden. In de directe omgeving van de rode Nissan Note werden negen hulzen aangetroffen. [7] Uit onderzoek van het NFI is gebleken dat die negen hulzen van kaliber 7,65mm zijn verschoten met hetzelfde vuurwapen en dat dit vuurwapen vermoedelijk een (semi) automatisch werkend machinepistool van het type Skorpion betrof. [8]
De bestuurder van de rode Nissan Note (hierna: [naam] ) verklaarde dat zij op de plek waar zij vier hulzen op de grond had zien liggen, eerder een scooter met bestuurder had gezien vlak nadat zij haar auto had geparkeerd. De bestuurder betrof een buitenlandse jongen, met zwart haar, tussen de 18 en 30 jaar oud. Hij droeg een zwarte helm, met de kap omhoog.
De bestuurder keek [naam] na. [9]
Betrokken voertuigen
Op beelden van een camera geplaatst boven de achteruitgang van [naam Club] heeft een verbalisant het volgende waargenomen. Een rode scooter, met witte vlek aan de rechterzijkant, met een bestuurder die gekleed was in het zwart en een zwarte integraal helm droeg, reed op 7 november 2019 om 11:10:45 uur langs de achterzijde van [naam Club] , in de richting van het [straatnaam] . Achter die scooter reed een Zwarte Kia Picanto. Om 11:21:11 uur reed die Kia Picanto weer terug en om 11:28:50 uur reed die Kia Picanto opnieuw in de richting van het [straatnaam] en om 12:26:31 uur weer terug. Het kenteken van de Kia Picanto was niet volledig leesbaar, maar als deel van het kenteken kon worden vastgelegd: [(--)] Om 12:33:39 uur reed een roodkleurige scooter weer terug, de bestuurder van de scooter had hetzelfde postuur en dezelfde houding als de bestuurder die om 11:10:45 uur werd gezien. Om 12:36:52 uur reed die scooter opnieuw langs de achterzijde van [naam Club] in de richting van het [straatnaam] . [10] Om 12:38:12 uur is te zien dat een motorrijtuig op het [straatnaam] in de richting van de [straatnaam] rijdt. [11]
Uit het RDW-register blijkt dat er twee zwarte Kia Picanto’s bestaan met een kenteken dat kan passen bij het kenteken zoals waargenomen op de camerabeelden, namelijk het kenteken [(--)] en het kenteken [(--)] . Beiden auto’s staan op naam van autoverhuurbedrijf [naam bedrijf] te Zwijndrecht. [12] De auto met het kenteken [(--)] was in de periode van 27 oktober 2019 tot 24 november 2019 verhuurd op naam van [naam medeverdachte] . [13]
Op 9 november 2019 heeft een anonieme getuige gezien dat een persoon uit een auto voorzien van kenteken [(--)] stapte, uit de achterbak van de auto een grijze hoes pakte, naar een jongen liep die bij een scooter stond met het kenteken [(--)] en dat beide jongens de hoes over die scooter deden. Vervolgens stapten ze in de auto en reden ze weg. Beide jongens waren tussen de 18-22 jaar oud met een getinte huidskleur en donker haar, de ene jongen was iets langer en iets slanker dan de andere jongen. Dit alles is gebeurd tussen 23:15 en 23:20 uur. [14]
Onder de hoes stond een motorscooter van het merk Piaggio. Het motorvoertuig was rood/bruin van kleur en voorzien van het kenteken [(--)] . Zowel aan de linker als aan de rechterzijde nabij het voetenplateau werden witte plekken waargenomen.
De kentekenplaten bleken van diefstal afkomstig te zijn. [15] De kleur, de koplampen, de buddyseat, de witte plek op het rechter achterspatbord en het model van de inbeslaggenomen bromscooter kwamen overeen met de bromscooter die op de camerabeelden van [naam Club] was waargenomen. [16] Het VIN nummer van de scooter stond niet geregistreerd bij de Rijksdienst voor het Wegverkeer. Uit technisch onderzoek bleek dat er onder het zadel een Zwitsers vignet geplakt zat. De scooter bleek tot 18 april 2018 geregistreerd te staan in Zwitserland. [17]
Het kenteken [(--)] is door een ARS camera geregistreerd op de [straatnaam] te Rotterdam om 10:46:01 uur op 7 november 2019. Het kenteken [(--)] is een minuut later op dezelfde plek door de ARS camera geregistreerd. [18] Die dag om 13:40:42 werd het kenteken [(--)] weer geregistreerd in Rotterdam. [19]
Tussenconclusie oordeel van de rechtbank
Op basis van bovenstaande bewijsmiddelen – in onderling verband en samenhang bezien – concludeert de rechtbank dat de bestuurder van de rode scooter voorzien van kenteken [(--)] (hierna: de rode scooter) betrokken is geweest bij het schietincident dat plaatsvond op 7 november 2019 rond 12:37 uur bij [naam Club] . [naam] heeft immers verklaard dat zij een scooter met bestuurder heeft zien staan op de plek waar vier hulzen zijn aangetroffen. Gezien het korte tijdsbestek tussen het parkeren van haar auto – op de beelden is te zien dat de rode Nissan Note direct na de rode scooter aankomt bij de parkeervakken bij [naam Club] – en het schietincident kan het niet anders zijn dan dat de scooter met bestuurder die [naam] heeft waargenomen, dezelfde is als de rode scooter met bestuurder die op de camerabeelden is waargenomen. Op de beelden is in dat korte tijdsbestek immers geen andere scooter waargenomen.
Daarnaast stelt de rechtbank vast dat ook de Kia Picanto met kenteken [(--)] (hierna: de Kia Picanto) betrokken is geweest. De Kia Picanto is immers op 7 en 9 november 2019 in de directe nabijheid van de rode scooter geweest. Op 7 november 2019 vlak voor het schietincident en op 9 november 2019 bij het ‘koud’ zetten van die scooter. Dat dit dezelfde scooter is volgt uit de treffende overeenkomsten die deze scooter vertoont met de rode scooter die op de beelden is waargenomen. Dat de Kia Picanto op 7 en 9 november één en dezelfde auto betreft, leidt de rechtbank tevens af uit het feit dat die auto in die gehele periode was verhuurd (namelijk aan de medeverdachte [naam medeverdachte] ) en het feit dat die auto en scooter eerder op de dag op 7 november 2019 samen werden gesignaleerd in Rotterdam.
De vraag waarvoor de rechtbank zich vervolgens ziet gesteld is of de verdachte een rol in dit alles heeft gespeeld en, als dat het geval is geweest, welke rol dat was.
Telecommunicatie gegevens
Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat het telefoonnummer [telnr 1] hem toebehoorde, dat hij zijn telefoon niet uitleende en dat hij zijn toegangscode niet aan anderen heeft verstrekt. [20] Uit de historische telefoongegevens bleek dat dit telefoonnummer veelvuldig contact heeft gehad met het telefoonnummer [telnr 2] . In de telefoon van de verdachte stond dit nummer geregistreerd onder de naam ‘scooter’. Het telefoonnummer behoorde toe aan [naam 2] . [naam 2] hield zich bezig met de import van scooters en motoren vanuit Duitsland en Zwitserland. [21] Op 1, 2 en 3 november 2019 was er sms- en telefonisch contact tussen de twee telefoonnummers, inhoudende (in chronologische volgorde):
- “ “heb je een skipper staan” ( [telnr 1] smste naar [telnr 2] ); [22]
- “ “ik had laatst die Skipper bij jou gekocht (..) Ik heb nog veel rode staan met Zwitserse papieren. Voor hoeveel kan ik hem overnemen. Ik heb 750 maar je mag hem voor 650 meenemen. Elektrische start alles werkt. 600 goed” ( [telnr 1] werd gebeld door [telnr 2] ); [23]
- “ “ik heb een vraagje, heb je die rode scooter nog? Welke? Die met die Zwitserse papieren (..) Ja zeg maar hoe laat morgen, een uur twee uur in de middag (..) half twee is ook goed.” ( [telnr 1] belde naar [telnr 2] ); [24]
- “ “Over uurtje (..) Bij metro Delfshaven daar, daar school net als vorige keer. (..) Wat was die prijs, wat was die prijs. 650 broer, ik heb heel veel mensen voor die Skipper snap je. (..) Dus 600. Ja safi is goed.” ( [telnr 2] belde naar [telnr 1] ); [25]
- “ “Waar moet ik die torrie dan zetten broer” ( [telnr 1] belde naar [telnr 3] , nummer in gebruik bij [naam 3] ). [26]
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard begin november 2019 een scooter te hebben gekocht van deze [naam 2] . [27]
Op 7 november 2019 werd om 09:53 uur naar het telefoonnummer van de verdachte gebeld. De beller zei: “Yo ik ben voor je deur”. [28] Om 10:48:09 uur maakte de telefoon van de verdachte gebruik van het basisstation [straatnaam] te Rotterdam. De ASR camera’s van de [straatnaam] vallen binnen het bereik van dit basisstation. Vervolgens bewoog de telefoon van Rotterdam via Bleiswijk naar Zoetermeer. [29] Uit de opgenomen en afgeluisterde telecommunicatie blijkt dat de telefoon van de verdachte om 11:14:40 uur een zendmast aan de [straatnaam] in Zoetermeer aanstraalde. Om 11:27:10 uur straalde de telefoon een zendmast in [straatnaam] in Zoetermeer aan, waarbinnen ook het [straatnaam] en de [straatnaam] vallen. Om 11:55:14 uur straalde de telefoon opnieuw de zendmast aan de [straatnaam] in Zoetermeer aan. [30]
De eerste melding van het schietincident bij 112 om 12:42 uur op 7 november 2019 werd gedaan door een telefoon zonder SIM-kaart en voorzien van het IMEI nummer [(--)] . [31] Dit IMEI-nummer straalde op dat moment het basisstation [straatnaam] te Zoetermeer aan. Dit basisstation ligt in de directe omgeving van [naam Club] . [32] Uit de historische verkeersgegevens blijkt dat het telefoonnummer [telnr 4] in de periode van 4 tot en met 24 oktober gebruik maakte van die telefoon (met voornoemd IMEI nummer) en dat dit telefoonnummer het meest gebruikt maakte van het basisstation [straatnaam] te Rotterdam, dat het adres van de verdachte onder bereik heeft. De aangestraalde basisstations in de periode van 4 tot 21 oktober 2019 kwamen (ook wat tijdstippen betreft) overeen met de door het telefoonnummer van de verdachte aangestraalde zendmasten. [33]
Uit de historische verkeersgegevens volgt dat de telefoon van de verdachte op 7 november 2019 om 12:58:16 uur gebruik maakte van een basisstation in Berkel en Rodenrijs.
De telefoon verplaatste zich vervolgens van Berkel en Rodenrijs via Pijnacker naar Rotterdam. Om 13:40:29 uur maakte de telefoon gebruik van het basisstation [straatnaam] te Rotterdam. [34]
Uit een tapgesprek om 20:41 uur die dag blijkt dat de verdachte werd gebeld op zijn eigen telefoonnummer en dat hij tijdens dat gesprek zei: “deze waggie mag niet naar buiten” en “ik heb eigen waggie gehuurd. Ja? Op wie zijn naam? Ja op die mattie van mij” [35] .
Om 20:59:42 uur naar aanleiding van de vraag, ben je met die witte auto?, heeft de verdachte gezegd: “nee, nee die ding. Die Picanto”. [36]
Uit de aangestraalde basisstations van het telefoonnummer van de verdachte blijkt dat die telefoon op 9 november 2019 vanaf 22:11 uur vanuit Rotterdam naar Zoetermeer verplaatste en dat de telefoon zich tussen 23:04 en 23:22 uur in de directe omgeving van de [straatnaam] te Zoetermeer bevond. [37]
Op 11 november 2019 werd een sms-bericht naar het telefoonnummer van de verdachte gestuurd met als inhoud: “(..) zet die waggie op iemand anders de naam doe wat je dr mee wilt doen locow man”. [38] Dit bericht werd gestuurd door het telefoonnummer toebehorende aan medeverdachte [naam medeverdachte] . [39]
Uit onderzoek naar de boordcomputer van de Kia Picanto bleek dat onder andere het telefoonnummer van de verdachte ( [telnr 1] ) was gekoppeld aan het telecomsysteem van de auto. [40]
Oordeel van de rechtbank
Hierboven heeft de rechtbank al vastgesteld dat de rode scooter is aan te merken als de scooter waarop de schutter reed en dat de Kia Picanto was betrokken bij de scooter.
Op basis van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank verder het volgende vast.
(1) De verdachte is betrokken geweest bij de rode scooter waarop de schutter reed. Uit de sms-berichten en telefoongesprekken blijkt dat hij kort voor het incident een rode scooter aanschaft met Zwitserse papieren. De aangetroffen rode scooter had een Zwitsers vignet onder het zadel en bleek tot april 2018 Zwitserland geregistreerd te zijn geweest. De rechtbank is dan ook van oordeel dat dit een en dezelfde scooter is.
(2) De verdachte heeft de beschikking gehad over de Kia Picanto. In een tapgesprek van 7 november 2019 zei hij dat hij met ‘die Picanto’ is en in de boordcomputer van de Kia Picanto stond zijn telefoonnummer opgeslagen.
(3) Uit de historische verkeersgegevens van de telefoon waarmee de eerste 112-melding is gedaan valt af te leiden dat de verdachte de gebruiker is geweest van die telefoon. De telefoon werd kort daarvoor gebruikt door een telefoonnummer dat gebruik maakte van dezelfde basisstations als het telefoonnummer van de verdachte en op dezelfde momenten veelvuldig dezelfde zendmasten aanstraalde als de telefoon van de verdachte, zoals hierboven werd weergegeven.
(4) De telefoon van de verdachte heeft dezelfde reisbewegingen gemaakt als de rode scooter en de Kia Picanto. De rode scooter en de Kia Picanto verplaatsten zich op 7 november 2019 van Rotterdam naar Zoetermeer, terwijl de telefoon van de verdachte rond diezelfde tijd dezelfde beweging maakte. Het kenteken [(--)] , behorende bij de rode scooter, werd door een ARS camera geregistreerd op de [straatnaam] te Rotterdam om 10:46:01 uur en het kenteken [(--)] , behorende bij de Kia Picanto, werd daar een minuut later geregistreerd, terwijl de telefoon om 10:48:09 uur een zendmast aanstraalde waarbinnen de ARS camera valt. De telefoon van de verdachte verplaatste zich pas weer in de richting van Rotterdam na afloop van het schietincident en nadat voor de tweede keer naar 112 was gebeld.
(5) De telefoon van de verdachte was op hetzelfde moment in de buurt van [naam Club] als de rode scooter en de Kia Picanto. De telefoon van de verdachte straalde namelijk om 11:27:10 uur een zendmast aan in de buurt van [naam Club] , terwijl op de camerabeelden te zien is dat de Kia Picanto om 11:28:50 uur in de richting van het [straatnaam] reed, welke straat binnen het bereik van die zendmast valt. Ook is op die camerabeelden te zien dat de Kia Picanto op enig moment achter de rode scooter reed en dat zowel de Kia Picanto als de rode scooter voor het schietincident meermalen voorbij [naam Club] reden.
(6) De verdachte is op 9 november 2019 opnieuw afgereisd naar Zoetermeer om de rode scooter ‘koud’ te zetten. De verdachte past in het signalement dat de anonieme getuige gaf en uit de historische verkeersgegevens blijkt dat zijn telefoon op die dag van Rotterdam naar Zoetermeer is gereisd en een zendmast aanstraalde met als dekkingsgebied de straat waarin de scooter zich bevond die op dat moment werd ‘koud’ gezet.
De verklaring van de verdachte dat een ander met zijn telefoon naar Zoetermeer moet zijn gereisd, vindt geen enkele steun in het dossier en is naar het oordeel van de rechtbank ook volstrekt onaannemelijk. De verdachte heeft immers ter terechtzitting verklaard zijn telefoon niet uit te lenen en zijn toegangscode niet aan anderen te hebben gegeven. Bovendien blijkt uit de tapgesprekken dat hij later die dag zelf heeft gebeld met zijn telefoon. Hoe en wanneer hij zijn telefoon die dag dan weer terug had gekregen kon de verdachte niet zeggen. De verdachte heeft verder nog aangevoerd dat hij de scooter die hij van [naam 2] had gekocht direct heeft doorverkocht. Maar ook hier kon of wilde de verdachte geen concretisering geven wanneer en aan wie hij de scooter dan verkocht had. De rechtbank zal daar dan ook aan voorbij gaan.
Op basis van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat de verdachte nauw betrokken is geweest bij het schietincident op 7 november 2019 en dat hij ofwel op de scooter ofwel in de Picanto reed. Of de verdachte daadwerkelijk op de scooter reed, en dus degene is die daadwerkelijk op [naam Club] heeft geschoten, is op basis van het dossier niet duidelijk geworden. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit het dossier echter voldoende dat sprake was van een gezamenlijke uitvoering en een nauwe en bewuste samenwerking tussen de bestuurder van de scooter en de inzittende(n) van de Kia Picanto. Uit de hierboven genoemde vaststellingen blijkt dat de verdachte hierin een belangrijke rol heeft gespeeld, door de rode scooter aan te schaffen, op de dagen rondom het incident te rijden in de Kia Picanto, ter plaatse te zijn tijdens het schietincident en de scooter koud te zetten twee dagen na het incident. Daardoor kan de verdachte naar het oordeel van de rechtbank worden beschouwd als medepleger van het schieten op [naam Club] .
De vraag waarvoor de rechtbank zich vervolgens gesteld ziet is hoe dit feit gekwalificeerd dient te worden.
Poging tot doodslag
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat er vrijspraak dient te volgen voor het primair ten laste gelegde poging tot doodslag. Uit het onderzoek blijkt dat [naam Club] gesloten was ten tijde van de beschieting, dat de schutter vrij zicht had op de club en dat hij heeft gewacht tot het moment dat er geen personen aanwezig waren. [naam] heeft immers verklaard dat de persoon op de scooter haar na keek, waaruit de rechtbank afleidt dat de schutter bewust heeft gewacht totdat zij uit het zicht was. Onder die omstandigheden kan er geen sprake zijn van een aanmerkelijke kans op de dood van een persoon.
Bedreiging
Uit de inhoud van de tweede 112-melding volgt naar het oordeel van de rechtbank dat het schieten op [naam Club] de redelijke vrees heeft gewekt dat een persoon of personen zijn/hun leven zou(den) verliezen. De melder, die zoals hierboven uiteen gezet betrokken is geweest bij het schietincident, heeft immers gezegd dat als [naam Club] niet gesloten zou worden, er de volgende keer bloed zou vloeien. Het behoeft geen betoog dat het daaraan voorafgaande schietincident niet anders opgevat kan worden dan een bedreiging tegen het leven gericht. De rechtbank komt dan ook tot een bewezenverklaring van het onder feit 1 subsidiair ten laste gelegde.
Feit 3 – voorhanden hebben van een vuurwapen
Uit het bovenstaande volgt naar het oordeel van de rechtbank dat het wapen – gezien de rol van de verdachte in de beschieting van [naam Club] op 7 november 2019 – ten tijde van die beschieting in de onmiddellijke nabijheid van de verdachte moet zijn geweest, dat de verdachte een zekere macht omtrent de aanwezigheid van dat vuurwapen moet hebben gehad en dat de verdachte zich bewust moet zijn geweest van de aanwezigheid van dat wapen. Kortom: nu de verdachte als medepleger moet worden beschouwd van het schieten op [naam Club] , moet hij ook als medepleger worden beschouwd van het voorhanden hebben van het wapen waarmee werd geschoten.
De rechtbank is zich bewust dat het vuurwapen niet is aangetroffen en dat onderzoek door een wapens-en-munitie-expert daardoor ontbreekt. Desalniettemin acht de rechtbank gelet op de aangetroffen hulzen van kaliber 7,65mm en het feit dat met het wapen is geschoten voldoende bewezen dat het een (semi)automatisch vuurwapen van categorie II betrof.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen een wapen van categorie II voorhanden heeft gehad.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat de verdachte:
1. subsidiair
op 7 november 2019 te Zoetermeer, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, een of meerdere NN-perso(o)n(en) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers hebben verdachte en een of meer van zijn mededaders opzettelijk dreigend op klaarlichte dag met een vuurwapen (kaliber 7,65mm) een aantal kogels afgevuurd op [naam Club] , gelegen in het winkelgebied van Zoetermeer en - tijdens de melding bij 112 - gezegd: "Als er niets gedaan wordt, wordt er de volgende keer aan de voorkant bloed vergoten. De [naam Club] moet sluiten.”
3.
op 7 november 2019 te Zoetermeer tezamen en in vereniging met een ander of anderen, een
(semi-)automatisch wapen van categorie II, onder 2, voorhanden heeft gehad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
5. De strafbaarheid van de verdachte
De verdachte is eveneens strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 32 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich – bij bewezenverklaring van feit 1 en 3 – op het standpunt gesteld dat de straf voor feit 1 gematigd dient te worden en dat er sprake is van meerdaadse samenloop. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat het immers niet mogelijk is om met een wapen te schieten als er niet over dat wapen wordt beschikt.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De ernst van de feiten
De verdachte heeft in het openbaar een (semi) automatisch vuurwapen met bijbehorende munitie voorhanden gehad. Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens brengt onder burgers grote gevoelens van onveiligheid teweeg en vormt een ernstige inbreuk op de rechtsorde. Het is algemeen bekend dat vuurwapenbezit niet zelden leidt tot het (ondeskundig) gebruik ervan, met alle ernstige gevolgen voor anderen van dien. Deze omstandigheden wegen strafverzwarend mee en de rechtbank merkt voorts nog op dat de problematiek van het ongecontroleerde bezit van (zware) vuurwapens aan het groeien is en dat daartegen derhalve streng opgetreden dient te worden.
Alleen al het voorhanden hebben van dit type vuurwapen is dus een zeer ernstig feit. In deze zaak is het echter niet alleen bij het voorhanden hebben van het vuurwapen gebleven. Bewoners van de nabij de [naam Club] gelegen woningen en bezoekers en werknemers van nabijgelegen winkels zijn aan het eind van de ochtend van 7 november 2019 opgeschrikt door een schietincident waarbij een (semi)automatisch vuurwapen is gebruikt. De verdachte heeft aldus op indringende wijze inbreuk gemaakt op de gevoelens van veiligheid in Zoetermeer en in de gehele samenleving. En hoewel de precieze motieven voor het schieten niet helder zijn geworden, wijst de 112-melding erop de verdachte en zijn mededader(s) dit hebben gedaan om ervoor te zorgen dat [naam Club] zijn deuren zou sluiten, hetgeen ook daadwerkelijk is gebeurd. Het behoeft geen toelichting dat het op deze wijze afdwingen van zaken alle perken te buiten gaat.
De persoon van de verdachte
De verdachte heeft ontkend iets met de schietpartij te maken te hebben gehad en heeft ondanks dat daartoe alle gelegenheid is geboden geen openheid van zaken willen verschaffen. Daardoor heeft hij naar het oordeel van de rechtbank geen verantwoordelijkheid genomen voor de bewezenverklaarde feiten en geen inzicht getoond in de laakbaarheid van zijn gedrag.
De rechtbank heeft kennis genomen van het strafblad van de verdachte van 18 augustus 2020, waaruit blijkt dat hij in 2018 veroordeeld is voor het voorhanden hebben van een steekwapen, in 2016 voor diefstal in vereniging en in 2015 voor openlijke geweldpleging.
Voorts heeft de rechtbank kennis genomen van het reclasseringsadvies van 22 november 2019 dat is opgemaakt voor een andere zaak omtrent de persoon van de verdachte. Uit dit rapport volgt dat de reclassering – gezien de houding van de verdachte – geen meerwaarde ziet in reclasseringsbemoeienis. Ter terechtzitting heeft de verdachte aangegeven hiervoor ook niet open te staan.
De op te leggen straf
De aard en ernst van de gepleegde feiten vragen om een langdurige gevangenisstraf. Bij het bepalen van de hoogte van de straf heeft de rechtbank onder meer aansluiting gezocht bij andere zaken waarin sprake was van het voorhanden hebben van een (semi) automatisch vuurwapen.
De rechtbank is van oordeel dat alleen al voor het voorhanden hebben van dit type wapen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 15 maanden passend en geboden is. Daar de verdachte zich voorts schuldig heeft gemaakt aan het daadwerkelijk schieten met dit wapen in de openbare ruimte op klaarlichte dag in een dichtbevolkt gebied acht de rechtbank een aanvullende gevangenisstraf van 9 maanden passend en geboden. De rechtbank ziet geen aanleiding voor strafvermindering omdat met hetzelfde vuurwapen is geschoten als het wapen dat verdachte voorhanden heeft gehad, zoals de verdediging heeft betoogd. Beide feiten betreffen verschillende ernstige strafbare feiten en zijn in het leven geroepen om verschillende belangen te beschermen.
Gelet hierop en gelet op al het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, passend en geboden is.

7.De inbeslaggenomen goederen

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de rechtbank geen beslissing hoeft te nemen ten aanzien van het beslag op een geldbedrag, aangezien er geen beslaglijst is opgesteld en het geldbedrag in beslag is genomen in verband met een witwasonderzoek waarvoor nog geen dagvaarding is uitgestuurd. Het strafvorderlijk belang verzet zich derhalve tegen teruggave.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder de verdachte aangetroffen geldbedrag in deze zaak in beslag is genomen en dat er derhalve door de rechtbank een beslissing over dient te worden genomen. De verdediging verzoekt om teruggave.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de rechtbank in beginsel geen beslissing kan nemen over het inbeslaggenomen en niet teruggegeven goed, zijnde het geldbedrag, wegens het ontbreken van dit goed op een lijst met inbeslaggenomen goederen zoals vereist door artikel 309 van het Wetboek van Strafvordering. Gezien het uitdrukkelijke verzoek van de raadsman zal de rechtbank echter toch een beslissing nemen omtrent het inbeslaggenomen geldbedrag.
Gelet op de aard van het beslag in samenhang met de door de officier aangekondigde dagvaarding betreffende het witwasonderzoek is de rechtbank van oordeel dat het strafvorderlijk belang zich verzet tegen opheffing van het beslag. Het feit dat de officier verdachte voor dit feit niet voor deze zitting heeft gedagvaard, doet daar niet aan af.
De rechtbank zal derhalve het verzoek van de verdediging tot teruggave afwijzen.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 47, 57 en 285 van het Wetboek van Strafrecht;
- 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 primair en 2 (primair en subsidiair) ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1 subsidiair en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1 (subsidiair):
medeplegen van bedreiging met de dood;
ten aanzien van feit 3:
medeplegen van handelen in strijd met 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, strafbaar gesteld bij artikel 55, derde lid, onder a van de Wet wapens en munitie;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
24 (VIERENTWINTIG) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
de inbeslaggenomen goederen;
wijst het verzoek tot teruggave van het onder [verdachte] in beslag genomen geldbedrag af.
Dit vonnis is gewezen door
mr. N.F.H. van Eijk, voorzitter,
mr. S.L.M. Staals, rechter,
mr. B.A. Sturm, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M. Wouters, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 28 september 2020.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal Zaak 4 – Schietincident [naam Club] 7 november 2019 met het nummer PL1500-2019311086, van de politie eenheid Den Haag, Districtsrecherche Zoetermeer/Leidschendam/ Voorburg, met bijlagen (doorgenummerd p. 1 t/m 266), het proces-verbaal Raadkamerdossier met het nummer PL1500-2019256112 van de politie eenheid Den Haag, Districtsrecherche Zoetermeer/Leidschendam/Voorburg, met bijlagen (doorgenummerd p. 1 t/m 107) en het proces-verbaal Roedel met het nummer PL1500-2019256112 van de politie eenheid Den Haag, Districtsrecherche Zoetermeer/Leidschendam/Voorburg, met bijlagen (doorgenummerd p. 1 t/m 257).
2.Raadkamerdossier: proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 februari 2020, p. 34.
3.Zaak 4 – Schietincident [naam Club] 7 november 2019: proces-verbaal van aangifte d.d. 7 november 2019, p. 13.
4.Roedel: proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict d.d. 25 maart 2020, p. 107.
5.Raadkamerdossier: proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 februari 2020, p. 34.
6.Zaak 4 – Schietincident [naam Club] 7 november 2019: proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 januari 2020, p. 126.
7.Roedel: proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict d.d. 25 maart 2020, p. 107 en 108
8.Roedel: een geschrift, zijnde een rapport munitieonderzoek naar aanleiding van het aantreffen van munitie in Zoetermeer op 7 november 209 van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 7 januari 2020, p. 249.
9.Zaak 4 – Schietincident [naam Club] 7 november 2019: proces-verbaal van aangifte d.d. 7 november 2019, p. 13 en 14.
10.Zaak 4 – Schietincident [naam Club] 7 november 2019: proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 november 2019, p. 52-57.
11.Eigen waarneming rechtbank omtrent getoonde beelden ter terechtzitting d.d. 14 september 2020.
12.Zaak 4 – Schietincident [naam Club] 7 november 2019: proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 januari 2020, p. 126-127.
13.Zaak 4 – Schietincident [naam Club] 7 november 2019: proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 februari 2020, p. 117.
14.Zaak 4 – Schietincident [naam Club] 7 november 2019: proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 19 november 2019, p. 37 en 38.
15.Zaak 4 – Schietincident [naam Club] 7 november 2019: proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 november 2019, p. 59 en 60.
16.Zaak 4 – Schietincident [naam Club] 7 november 2019: proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 november 2019, p. 62.
17.Zaak 4 – Schietincident [naam Club] 7 november 2019: proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 december 2019, p. 75 en 76.
18.Raadkamerdossier: proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 januari 2020, p. 41.
19.Raadkamerdossier: proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 januari 2020, p. 43.
20.Verklaring verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 14 september 2020.
21.Zaak 4 – Schietincident [naam Club] 7 november 2019: proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 december 2019, p. 77 en 81.
22.Zaak 4 – Schietincident [naam Club] 7 november 2019: bijlage bij proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 december 2019, p. 84.
23.Zaak 4 – Schietincident [naam Club] 7 november 2019: bijlage bij proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 december 2019, p. 85.
24.Zaak 4 – Schietincident [naam Club] 7 november 2019: bijlage bij proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 december 2019, p. 88.
25.Zaak 4 – Schietincident [naam Club] 7 november 2019: bijlage bij proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 december 2019, p. 90.
26.Zaak 4 – Schietincident [naam Club] 7 november 2019: bijlage bij proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 december 2019, p. 93.
27.Verklaring verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 14 september 2020.
28.Zaak 4 – Schietincident [naam Club] 7 november 2019: bijlage bij proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 februari 2020, p. 180.
29.Raadkamerdossier: proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 januari 2020, p. 41.
30.Zaak 4 – Schietincident [naam Club] 7 november 2019: proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 25 januari 2020, p. 183.
31.Zaak 4 – Schietincident [naam Club] 7 november 2019: proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 februari 2020, p. 262-266.
32.Raadkamerdossier: proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 januari 2020, p. 42.
33.Zaak 4 – Schietincident [naam Club] 7 november 2019: proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 februari 2020, p. 262-266.
34.Raadkamerdossier: proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 januari 2020, p. 43.
35.Zaak 4 – Schietincident [naam Club] 7 november 2019: bijlage bij proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 januari 2020, p. 113.
36.Zaak 4 – Schietincident [naam Club] 7 november 2019: bijlage bij proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 januari 2020, p. 114.
37.Zaak 4 – Schietincident [naam Club] 7 november 2019: proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 januari 2020, p. 230 en 231.
38.Zaak 4 – Schietincident [naam Club] 7 november 2019: bijlage bij proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 januari 2020, p. 115.
39.Zaak 4 – Schietincident [naam Club] 7 november 2019: proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 februari 2020, p. 175.
40.Zaak 4 – Schietincident [naam Club] 7 november 2019: proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 februari 2020, p. 128-129.