ECLI:NL:RBDHA:2020:9301

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 september 2020
Publicatiedatum
24 september 2020
Zaaknummer
09/777063-19 e.a.
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdstrafrechtelijke uitspraak inzake straatroof, vernieling en drugsbezit door minderjarige verdachte

Op 24 september 2020 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een jeugdstrafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2003. De verdachte werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder een straatroof op 4 mei 2019 te Leiderdorp, waarbij het slachtoffer door geweld en bedreiging met geweld zijn portemonnee moest afgeven. Daarnaast werd de verdachte verweten op 15 mei 2020 een camera te hebben vernield en op 1 juni en 19 juni 2020 in het bezit te zijn geweest van drugs, waaronder cocaïne en heroïne. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de straatroof en de vernieling van de camera, maar heeft hem vrijgesproken van het bezit van drugs op 1 juni 2020, omdat de identiteit van de verdachte niet voldoende was vastgesteld. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot 180 dagen jeugddetentie, waarvan 62 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals begeleiding door de jeugdreclassering, een meldplicht, en het volgen van onderwijs. Tevens is de verdachte hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de schadevergoeding aan het slachtoffer van € 1.755,11, bestaande uit materiële en immateriële schade. De rechtbank heeft de ernst van de feiten benadrukt, waaronder het gebruik van geweld en de impact op het slachtoffer, en heeft de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Parketnummer 09/777063-19; 09-852069-20 (t.t.g.)
Datum uitspraak 24 september 2020
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer jeugdstrafzaken
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2003,
[adres 1] ,
advocaat: mr. L.A. Sjahdijeva, waarnemend voor mr. F. el Makhtari te Rotterdam.

1.Het onderzoek op de zitting

Het onderzoek is gehouden op de zittingen van 11 augustus 2020 (pro forma zitting) en 10 september 2020 (inhoudelijke behandeling).

2.De tenlastelegging

De verdachte wordt ervan beschuldigd dat hij zich op 4 mei 2019 te Leiderdorp samen met een ander of anderen schuldig heeft gemaakt aan een straatroof, waarbij door geweld en bedreiging met geweld een portemonnee van het slachtoffer is weggenomen (parketnummer 09/777063-19, verder te noemen: dagvaarding 1).
Ook wordt de verdachte verweten dat hij 15 mei 2020 te Katwijk een camera heeft vernield (parketnummer 09/852069-20, verder te noemen: dagvaarding 2, feit 1), dat hij op 1 juni 2020 en 19 juni 2020 te Katwijk drugs bij zich had (dagvaarding 2, feiten 2 en 3) en dat hij op 15 mei 2020 te Katwijk twee politieambtenaren heeft beledigd (dagvaarding 2, feit 4).
De volledige tekst van de - gewijzigde - tenlastelegging staat in bijlage I.

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie, mr. G.K. Schoep, heeft geëist dat de rechtbank de verdachte van dagvaarding 2, feit 2 zal vrijspreken, aangezien de identiteit van de op 1 juni 2020 staande gehouden verdachte niet formeel is vastgesteld als [verdachte] en de verdachte die dag niet voor dit feit is aangehouden.
Tevens heeft de officier van justitie geëist dat de rechtbank dagvaarding 1 en dagvaarding 2, feiten 1, 3 en 4 bewezen zal verklaren. De officier van justitie stelt zich ten aanzien van dagvaarding 1 op het standpunt dat hij het zou kunnen begrijpen als de rechtbank het spugen in de richting van het slachtoffer niet als een geweldshandeling zou aanmerken. Ten aanzien van feit 1 op dagvaarding 2 is de verdachte op camerabeelden te zien en door twee verbalisanten herkend. Ten aanzien van feit 3 op dagvaarding 2 heeft de officier van justitie de tenlastelegging gewijzigd, nu de verslaglegging van de aangetroffen hoeveelheid drugs wat vragen oproept. De officier van justitie geeft ten slotte ten aanzien van feit 4 op dagvaarding 2 te kennen dat hij de verklaring van de verdachte, dat hij door de verbalisanten zou zijn geslagen en dat hij hen daarom op 15 mei 2020 zou hebben beledigd, niet geloofwaardig acht, nu twee verbalisanten op ambtseed hebben verklaard hoe een en ander is gegaan.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van dagvaarding 1 aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd. Ten aanzien van dagvaarding 2, feit 1, heeft de raadsvrouw vrijspraak bepleit wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. Gesteld is dat het bewijs alleen is gebaseerd op de herkenning van de verdachte door twee verbalisanten vanaf camerabeelden.
Deze herkenning dient volgens de jurisprudentie plaats te vinden op basis van specifieke, onderscheidende persoonskenmerken en dat is hier niet het geval. De verbalisanten volstaan met algemeenheden, terwijl de beelden ook van zeer slechte kwaliteit zijn en de persoon op de beelden een capuchon op heeft en een zonnebril, waardoor zijn hoofd en een groot deel van zijn gelaat niet zichtbaar zijn.
Ten aanzien van dagvaarding 2, feit 2, heeft de raadsvrouw in navolging van de officier van justitie eveneens vrijspraak bepleit, nu de vaststelling van de identiteit van de aangetroffen persoon niet juist is verlopen en de verdachte ontkent deze persoon te zijn geweest.
Ten aanzien van dagvaarding 2, feit 3, is gesteld dat de ‘chain of custody’ is doorbroken en dat de vaststelling of de bij de verdachte aangetroffen stoffen ook daadwerkelijk drugs zijn niet helemaal correct is verlopen. Ook van dit feit dient de verdachte te worden vrijgesproken, aldus de raadsvrouw. Ten aanzien van feit 4 op dagvaarding 2 heeft de raadsvrouw zich aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd.
3.3
De beoordeling van de tenlastelegging
Dagvaarding 1 (parketnummer 09/777063-19) [1]
Aangezien de verdachte op 6 mei 2019 bij de rechter-commissaris heeft bekend dit feit samen met [medeverdachte] te hebben gepleegd, hij ter zitting niet anders is gaan verklaren en er geen vrijspraak is bepleit, kan de rechtbank volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen die zij gebruikt.
De rechtbank acht op grond van de volgende bewijsmiddelen bewezen dat de verdachte
het hem ten laste gelegde feit heeft begaan:
- de verklaring van de verdachte afgelegd op de zitting van 10 september 2020;
- een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , met bijlagen (p. 6-13);
- een proces-verbaal van verhoor [medeverdachte] (p. 53-59);
- een proces-verbaal van verhoor [medeverdachte] (p. 60-63).
De rechtbank overweegt daarbij nog dat het spugen in de richting van het [slachtoffer] deel uitmaakt van het geheel van de geweldshandelingen die zijn gepleegd en dat zij dan ook geen aanleiding ziet de verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging vrij te spreken.
Dagvaarding 2 (parketnummer 09/852069-20) [2]
Feit 1
[aangeefster] ), werkzaam als buurtbeheerder bij woningcorporatie Dunavie te Katwijk, heeft namens deze woningcorporatie aangifte gedaan van de vernieling van een beveiligingscamera in één van de liften van een flat aan de [adres 2] te Katwijk, op 15 mei 2020 tussen 12.45 en 12.55 uur. Aangeefster heeft verklaard dat op de camerabeelden te zien is dat een man omstreeks 12.51 uur een voorwerp pakte en daarmee de camera meerdere keren beschadigde. Zij heeft de betreffende camerabeelden alsmede screenshots van de verdachte aan de politie ter beschikking gesteld. [3]
[verbalisant 1] heeft de camerabeelden uitgekeken en gezien dat om 12:50:39 uur een jongen de lift instapte en met een lang dun voorwerp op een knopje drukte. Verbalisant herkende de jongen als zijnde [verdachte] . Hij zag dat [verdachte] met zijn rechterhand iets uit zijn zakken pakte, wat op een sleutelbos leek. Verbalisant zag dat [verdachte] met zijn rechtervuist naar de camera bewoog en een aantal keren over de camera kraste.
Hij zag dat er een metalen voorwerp tussen zijn vingers zat. Het leek erop dat [verdachte] zijn sleutelbos in zijn vuist had en dat een van zijn sleutels tussen zijn vinger liep. Vervolgens zag verbalisant dat [verdachte] hetgeen hij in zijn rechterhand had anders vasthield en dat hij
18 keer een harde stekende beweging maakte naar de camera. Het beeld schokte toen hij de camera raakte en het beeld werd steeds onscherper. [4]
[verbalisant 1] kent [verdachte] vanuit zijn rol als wijkagent. Hij heeft verklaard de verdachte direct aan zijn postuur, huidskleur en opvallende neus herkend te hebben en ook aan de kleding die hij droeg en de grote zonnebril die hij op had. [5]
Ook [verbalisant 2] heeft de verdachte herkend als zijnde de jongen op de foto in de lift. Hij heeft de verdachte tweemaal staande gehouden en herkende hem aan zijn huidskleur, de vorm van zijn neus en neusgaten en de vorm van zijn lippen.
Op 25 mei 2020 heeft verbalisant de verdachte nog gecontroleerd, terwijl hij dezelfde kleding en pet droeg als de persoon in de lift. [6]
De verdachte heeft bij de politie niets willen verklaren en ter zitting heeft de verdachte ontkend de camera te hebben vernield.
De rechtbank acht, gelet op de aangifte en de herkenning van de verbalisanten, in onderlinge samenhang bezien, feit 1, de beschadiging van de camera in de lift, wettig en overtuigend bewezen.
De herkenningen van de verbalisanten zijn, naar het oordeel van de rechtbank, voldoende
specifiek en daarbij worden onderscheidende persoonskenmerken genoemd. Bovendien kent één van de verbalisanten de verdachte vanuit zijn rol als wijkagent en de andere verbalisant heeft de verdachte op 25 mei 2020 – en dus enkele dagen na de vernieling van de camera – gecontroleerd en daarbij waargenomen dat de verdachte hetzelfde trainingspak aan had en ook dezelfde pet op had als de persoon op de camerabeelden.
Feit 2
De verdachte heeft ter zitting verklaard niets van het aanwezig hebben van drugs op
1 juni 2020 te Katwijk te weten en niet in de Karwei te zijn aangehouden.
Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat de verdachte van het opzettelijk aanwezig hebben van drugs op 1 juni 2020 te Katwijk moet worden vrijgesproken. De persoon die op die dag in De Karwei staande is gehouden heeft gezegd dat zijn naam [verdachte] was, maar de persoon had geen identiteitsbewijs bij zich en er is op dat moment geen formele controle naar zijn identiteit gedaan. Gelet hierop is niet met voldoende zekerheid vast te stellen dat de verdachte degene was die in De Karwei is aangetroffen met een hoeveelheid harddrugs.
Feit 3
Op 19 juni 2020 omstreeks 15:00 uur kwam er via de portofoon een melding binnen dat
er op de Prins Bernhardlaan te Katwijk werd gedeald. [verbalisant 3] en
[verbalisant 1] gingen er naartoe. Inmiddels had [verbalisant 4] de [verdachte] ter plaatse aangehouden. [7]
[verbalisant 1] voerde een veiligheids-en vervoersfouillering uit en trof in de rechter broekzak van de verdachte twee gripzakjes met een witte substantie aan.
Op de gripzakjes zag [verbalisant 3] het logo van PABLO ESCOBAR. Het was verbalisant ambtshalve bekend dat er in Katwijk een groep dealers van verdovende middelen actief is, die deze zakjes gebruikt.
Aangezien de verdachte een gebruikershoeveelheid verdovende middelen bij zich had, is hij naar het politiebureau in Katwijk vervoerd.
Aldaar is de verdachte, na toestemming van de hulpofficier van justitie, aan zijn lichaam onderzocht en de verdachte haalde een zwarte sok uit zijn onderbroek, waarin tientallen gripzakjes wit en bruin met de opdruk PABLO ESCOBAR werden aangetroffen. [8] Onder de verdachte werden vervolgens in beslag genomen 50 gripzakjes met afbeelding Pablo Escobar (met goednummer: 2419576), 2 blauwe gripzakjes met daarin vermoedelijk cocaïne (met goednummer: 2419577), 10 gripzakjes met daarin vermoedelijk cocaïne (met goednummer: 241580) en 10 gripzakjes met daarin vermoedelijk heroïne (met goednummer: 2419581). [9] Uit de MMC kleur-reactietest bleek dat de aangetroffen stoffen cocaïne en heroïne bevatten. [10]
Door het NFI zijn 50 gripzakjes (goednummer: 2419576) met in totaal 7,5 gram van een witte substantie (SIN AANK3109NL) onderzocht, 2 blauwe gripzakjes (goednummer: 2419577) met een witte substantie van 1,4 gram (SIN AANK3107NL) 5 gripzakjes (goednummer: 241580) met een witte substantie van 0,7 gram (SIN AANK3106NL). Deze bevatten allen cocaïne. [11]
Ook is door het NFI 9 gripzakjes (goednummer: 2419581) met een bruinkleurige substantie van 1,6 gram onderzocht (SIN AANK3105NL). Deze bevatten heroïne. [12]
De verdachte heeft ter zitting bekend op 19 juni 2020 drugs bij zich te hebben gehad. [13]
Hij heeft verklaard deze zakjes met drugs gewoon bij zich te hebben gehad en verder niets hierover te willen verklaren. De verdachte heeft ook verklaard zelf geen drugs te gebruiken en niet te dealen.
De raadsvrouw heeft betoogd dat de verdachte van dit feit dient te worden vrijgesproken, nu
de ‘chain of custody’ is doorbroken en de vaststelling of de bij de verdachte aangetroffen stoffen ook daadwerkelijk drugs zijn niet helemaal correct is verlopen.
De rechtbank verwerpt dit verweer, nu niet is gebleken dat de ‘chain of custody’ zou zijn doorbroken. Blijkens de hiervoor vermelde bewijsmiddelen zijn de bij de verdachte in beslag genomen zakjes met stoffen aan het NFI overgedragen en zijn de stoffen vervolgens op de gebruikelijke wijze onderzocht door het NFI. Blijkens de NFI rapporten, waarvan de originelen op pagina 311 tot 314 van het dossier te vinden zijn, heeft de verdachte een totale hoeveelheid van 9,6 gram cocaïne en een hoeveelheid van 1,6 gram heroïne aanwezig gehad.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte op 19 juni 2020 te Katwijk opzettelijk 9,6 gram cocaïne en 1,6 gram heroïne aanwezig heeft gehad.
Feit 4 [14]
Op 15 mei 2020 reden [verbalisant 5] en [verbalisant 6] in uniform in een opvallende dienstauto. Zij reden omstreeks 19.40 uur over de Langegracht te Leiden toen zij zagen dat bij de bushalte ter hoogte van Langegracht 3 een persoon met zijn rechterhand een vuurwapen vormde en een schietbeweging naar hen maakte. Toen verbalisanten deze persoon staande hielden, bleek hij geen identiteitsbewijs bij zich te hebben. Hij werd aangehouden en wilde niet meewerken. Hij begon de verbalisanten uit te schelden dat zij racisten, kankerlijers en kankerracisten waren. Toen de persoon dit zei waren er meerdere omstanders die dit hoorden. [15]
Beide verbalisanten voelden zich beledigd en hebben hiervan aangifte gedaan. [16]
Ter zitting heeft de verdachte bekend dat hij de politieagenten heeft uitgescholden. [17] Verder heeft de verdachte verklaard dat hij geen schietbeweging heeft gemaakt, maar dat hij steeds door verbalisanten om niets wordt lastig gevallen en dat hij heeft gescholden omdat hij door hen werd geslagen.
De rechtbank acht de verklaring van de verdachte ter zitting dat hij door [verbalisant 5] en [verbalisant 6] zou zijn geslagen, niet geloofwaardig. Bij de politie heeft de verdachte niet willen verklaren en beide verbalisanten hebben op ambtseed verklaard hoe de verdachte hen beledigde. De rechtbank zit geen reden om aan deze verklaringen te twijfelen en acht de belediging van [verbalisant 5] en [verbalisant 6] wettig en overtuigend bewezen.

4.De bewezenverklaring

De rechtbank is op grond van de onder paragraaf 3.3 genoemde bewijsmiddelen overtuigd dat de verdachte de hem bij dagvaarding 1 en bij dagvaarding 2 onder 1, 3 en 4 ten laste gelegde feiten heeft gepleegd. De bewezenverklaring staat in bijlage II.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte

De feiten zijn strafbaar.
De verdachte is ook strafbaar.

6.De straf en/of maatregel

6.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat de verdachte wordt veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 150 dagen, met aftrek van de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan 32 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, met als oplegging van de bijzondere voorwaarden, zoals die door de Raad voor de Kinderbescherming (verder: de Raad) zijn geadviseerd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geconcludeerd tot vrijspraak van de bij dagvaarding 2 onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten en ten aanzien van de overige feiten het opleggen van een straf gelijk aan het voorarrest bepleit.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
6.3.1
De ernst van de feiten
De verdachte heeft zich op 4 mei 2019 samen met een ander schuldig gemaakt aan een straatroof. Het slachtoffer is bespuugd en omsingeld en ook is hij diverse malen in zijn gezicht geslagen en tegen zijn lichaam geschopt, ook terwijl hij al op de grond lag. Er is grof geweld gebruikt en zijn portemonnee is weggenomen.
De verdachte heeft geen enkel respect getoond voor de persoonlijke eigendommen en de persoonlijke levenssfeer van een ander. Daarnaast heeft hij voor de betrokkene overlast en financiële schade veroorzaakt. Algemene ervaringsregels leren bovendien dat slachtoffers van een dergelijk geweldsdelict nog langere tijd de psychische gevolgen daarvan kunnen ondervinden. Zoals ook uit de schriftelijke slachtofferverklaring blijkt, die [slachtoffer] zelf ter zitting heeft voorgelezen, is de straatroof een traumatische ervaring geweest voor hem. Hij moest verwerken dat hij zonder enige aanleiding in elkaar is geslagen en doodsangst heeft gevoeld. Hij heeft zich ziek moeten melden op zijn werk. Nadat gebleken was dat zijn neus was gebroken, heeft hij ook gedurende enige tijd geen sport kunnen uitoefenen. De straatroof heeft zijn leven veranderd, zijn gevoel van veiligheid en het vertrouwen in mensen is aangetast.
Dat de verdachte een camera in een lift heeft beschadigd, geeft eens temeer aan dat hij geen respect heeft voor de eigendommen van een ander.
Het is ook zeer verwerpelijk dat de verdachte met een dealers hoeveelheid drugs op straat is aangetroffen. Het is een feit van algemene bekendheid dat het gebruik van cocaïne en heroïne een ernstige bedreiging vormt voor de gezondheid en de psychische stabiliteit van de gebruikers en dat het leidt tot allerlei maatschappelijke problemen en problemen van sociale veiligheid.
Door ten slotte twee politieagenten te beledigen heeft de verdachte er ook blijk van gegeven geen enkel respect te hebben voor het gezag van de politie. Politieagenten, belast met het openbaar gezag, zouden hun werk moeten kunnen doen zonder daarbij bedreigd en beledigd te worden. Door zijn uitlatingen heeft de verdachte bijgedragen aan de ondermijning van het openbaar gezag. Nu deze uitlatingen bovendien zijn gedaan in het bijzijn van anderen, zijn zij daardoor des te grievender geweest.
De rechtbank acht alle gedragingen van de verdachte erg kwalijk, temeer nu de verdachte slechts deels de verantwoordelijkheid voor zijn gedrag neemt.
6.3.2
De persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Uit het strafblad van de verdachte blijkt dat hij al eerder voorwaardelijk is veroordeeld wegens schoolverzuim. Een van de voorwaarden was dat hij zich gedurende de proeftijd niet aan strafbare feiten schuldig zou maken. De verdachte heeft hiervan kennelijk niets geleerd, nu hij zich gedurende deze proeftijd schuldig heeft gemaakt aan de thans bewezenverklaarde feiten.
De Raad voor de Kinderbescherming heeft diverse malen een rapport over de persoonlijke omstandigheden van de verdachte uitgebracht. Het meest recente briefrapport is van
7 september 2020. In dit rapport leest de rechtbank dat de verdachte vanaf zijn geboorte bij zijn oma woont en dat zij ook de voogdij heeft over de verdachte.
In het verleden zijn er diverse soorten hulpverlening in het vrijwillige en civielrechtelijke kader ingezet. Sinds 2017 is de verdachte enkele malen met de politie in aanraking geweest.
Sinds de schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte ingaande 21 augustus 2020 is de oma van de verdachte tevreden over zijn gedrag. Het is belangrijk dat de verdachte naar school gaat. Hij is net begonnen op het MBO met niveau 1, Horeca.
De verdachte heeft behoefte aan structuur, duidelijkheid en regels. Ook de behandeling bij het Palmhuis moet worden hervat. De hernieuwde intake staat op korte termijn gepland. Het Palmhuis kan hem helpen zijn vaardigheden te ontwikkelen en te vergroten.
Geadviseerd wordt de verdachte een onvoorwaardelijke jeugddetentiestraf op te leggen gelijk aan de tijd die hij reeds in voorarrest heeft gezeten en een voorwaardelijke jeugddetentie met als bijzondere voorwaarden begeleiding door de jeugdreclassering, een meldplicht, en met een avondklok, indien dit noodzakelijk wordt geacht. Ook wordt geadviseerd het naar school gaan, een dagbesteding hebben en het meewerken aan een behandeling bij het Palmhuis/Youz als voorwaarden op te leggen.
Tijdens de behandeling ter zitting is van de zijde van de Raad meegedeeld dat er bij de Raad onduidelijkheid bestond over de verdenking van de feiten van mei en juni 2020, maar dat een bewezenverklaring van deze feiten, het advies niet anders maakt. De verdachte heeft door de opheffing van zijn eerdere schorsing al de consequenties van zijn gedrag ervaren.
Aangegeven is dat de verdachte gemotiveerd is om zijn leven een positieve wending te geven en dat hij inmiddels ook op de goede weg is. De geadviseerde bijzondere voorwaarden zijn ervoor bedoeld zijn om dit zo te houden. Een avondklok is wel belangrijk, maar hoeft niet zo strak te worden opgelegd dat deze gedoemd is te mislukken. Dat de verdachte in overleg met de jeugdreclassering de tijden dat hij thuis moet zijn, afspreekt, is voldoende. Ook elektronisch toezicht wordt niet langer noodzakelijk geacht.
Tijdens de behandeling bij het Palmhuis zal verder aandacht zijn voor de vriendenkring van de verdachte, zijn omgeving en ook eventueel middelengebruik zal aan de orde komen.
Van de zijde van de Stichting Jeugdbescherming west is ter zitting aangegeven dat de verdachte een goede klik heeft met de behandelaar bij het Palmhuis en ook openstaat voor deze behandeling. Er worden nieuwe doelen opgesteld. De omgeving en vrienden zullen hierbij ook aan de orde komen. Het is belangrijk dat de verdachte vertrouwen heeft in de hulpverlening en in zichzelf. De avondklok zal in overleg worden afgesproken, waarbij een bepaalde dagritme belangrijk is. Elektronisch toezicht is hierbij niet meer nodig, temeer ook omdat dit de verdachte belemmert om een stageplek/baantje in de horeca te vinden.
De rechtbank kan zich vinden in het door de Raad gegeven strafadvies.
6.3.3
De straf / maatregel
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmodaliteit en strafmaat tot uitgangspunt genomen de informatie over de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals die uit de rapporten en ter zitting naar voren is gekomen, alsook de straffen die in soortgelijke zaken gewoonlijk worden opgelegd, zoals neergelegd in de door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) vastgestelde oriëntatiepunten voor de straftoemeting.
De rechtbank acht, gelet op de ernst van de bewezenverklaarde feiten, het opleggen van jeugddetentie een passende straf.
De rechtbank ziet aanleiding van de door de officier van justitie geëiste straf af te wijken en een hogere voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, gelet op de ernst van de feiten en omdat de verdachte, terwijl hij in een schorsing van de voorlopige hechtenis liep, met een dealershoeveelheid drugs is aangetroffen en hier geen aannemelijke verklaring voor heeft gegeven. De verdachte heeft alleen verklaard zelf niet te gebruiken. De rechtbank acht deze omstandigheid zeer zorgelijk en ziet hierin aanleiding voor een flinke(re) stok achter de deur teneinde de kans op herhaling te verminderen. In plaats van de gevorderde 150 dagen jeugddetentie zal de rechtbank de verdachte 180 dagen jeugddetentie opleggen, waarvan
62 dagen voorwaardelijk.
De rechtbank zal als bijzondere voorwaarden opleggen, begeleiding door de jeugdreclassering, met de meldplicht, aangevuld met een behandelverplichting bij het Palmhuis en de verplichting om naar school te gaan en een zinvolle dagbesteding te hebben. De rechtbank is van oordeel dat ook de avondklok als bijzondere voorwaarde moet worden opgelegd, maar dan zonder het elektronische toezicht. Alleen met toestemming van de jeugdreclassering kan van de avondklok worden afgeweken.
De rechtbank stelt de proeftijd vast op 2 jaren. De tijd die de verdachte in voorarrest heeft gezeten gaat af van de duur van de onvoorwaardelijke jeugddetentie.

7.De vordering van de benadeelde partij

[slachtoffer]heeft ten aanzien van dagvaarding 1 een vordering ingediend voor het bedrag van
€ 1.755,11,bestaande uit € 905,11 aan materiële schade en een bedrag van
€ 850,00 aan immateriële schade, kort gezegd smartengeld, hoofdelijk en vermeerderd met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de rechtbank gevraagd de vordering van de benadeelde partij in zijn geheel toe te wijzen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de raadsvrouw
De raadsvrouw heeft de vordering betwist. Zij heeft aangevoerd dat het gevorderde geldbedrag tot € 50,- moet worden gematigd, nu aangever in eerste instantie niet precies kon aangeven hoeveel geld er in zijn portemonnee zat. Ten aanzien van de bloedvlekken op de portemonnee, de jas en de schoenen van aangever is gesteld dat deze niet te zien zijn op de bij de vordering gevoegd foto’s en deze posten ook niet deugdelijk zijn onderbouwd.
Ten aanzien van de tetanusinjectie heeft de raadsvrouw zich aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd.
De raadsvrouw heeft tevens aangevoerd dat de post eigen risico moet worden afgewezen, nu onduidelijk is welke kosten van invloed zijn geweest op het eigen risico en wanneer deze kosten zijn gemaakt. Ten slotte wordt matiging van de immateriële schade betoogd, omdat de bijgevoegde zaak ingevolge de samenvatting geen vergelijkbare zaak betreft.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de materiële schade, is - hoewel namens de verdachte betwist - naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwd door de benadeelde partij. Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van bij dagvaarding 1 bewezenverklaarde feit.
Ten aanzien van de immateriële schade zal de rechtbank het gevorderde bedrag van
€ 850,00 toewijzen. De rechtbank overweegt daartoe dat uit de aard en ernst van het gepleegde feit en de voorgelezen schriftelijke slachtofferverklaring genoegzaam volgt dat psychische schade is ontstaan.
De rechtbank zal dan ook de vordering ten laste van de verdachte hoofdelijk toewijzen tot het bedrag van
€ 1.755,11. De rechtbank zal tevens de wettelijke rente toekennen.
Dit brengt mee dat de verdachte ook hoofdelijk moet worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt.
De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op € 0,00.
Nu de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde strafbare feit is toegebracht en de verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan de verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 1.755,11, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 4 mei 2019 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het [slachtoffer] .
Omdat de verdachte minderjarig was ten tijde van het plegen van het bewezenverklaarde feit, zal de rechtbank de maximale duur van de gijzeling bepalen op 0 dagen.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
36f, 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 312, 350, 266 en 267 van het Wetboek van Strafrecht;
2 en 10 van de Opiumwet.
Deze artikelen zijn toegepast zoals zij golden op het moment van het plegen van de strafbare feiten.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het hem bij dagvaarding 2 onder 2 ten laste gelegde feit heeft gepleegd en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de hem bij dagvaarding 1 en bij
dagvaarding 2 onder 1, 3 en 4 ten laste gelegde feiten heeft gepleegd. Dat is volgens de wet:
dagvaarding 1 (09/777063-19)
DIEFSTAL, VOORAFGEGAAN EN VERGEZELD VAN GEWELD EN BEDREIGING MET GEWELD TEGEN PERSONEN, GEPLEEGD MET HET OOGMERK OM DIE DIEFSTAL VOOR TE BEREIDEN EN GEMAKKELIJK TE MAKEN, TERWIJL HET FEIT WORDT GEPLEEGD DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN;
dagvaarding 2 (09/852069-20)
feit 1
OPZETTELIJK EN WEDERRECHTELIJK ENIG GOED DAT GEHEEL OF TEN DELE AAN EEN ANDER TOEBEHOORT, BESCHADIGEN;
feit 3
OPZETTELIJK HANDELEN IN STRIJD MET HET IN ARTIKEL 2 ONDER C VAN DE OPIUMWET GEGEVEN VERBOD;
feit 4
EENVOUDIGE BELEDIGING, TERWIJL DE BELEDIGING WORDT AANGEDAAN AAN EEN AMBETENAAR GEDURENDE OF TER ZAKE VAN DE RECHTMATIGE UITOEFENING VAN ZIJN BEDIENING, MEERMALEN GEPLEEGD;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
jeugddetentie voor de duur van 180 dagen;
bepaalt dat de tijd die de verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht hier vanaf getrokken moet worden, tenzij dat al bij een andere straf is gedaan;
bepaalt dat
62 dagenvan deze jeugddetentie niet ten uitvoer zullen worden gelegd als de verdachte zich tot het einde van de proeftijd, die
2 jarenis, houdt aan de volgende voorwaarden:
1. dat hij zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar
feit;
2. dat hij zich zal melden bij de jeugdreclassering, op momenten waarop zij dat willen en
zolang zij dat willen;
3. dat hij zolang de jeugdreclassering dit noodzakelijk vindt van 20.00 uur tot 6.00 uur
aanwezig zal zijn op de locatie: [adres 3] ,
waarbij alleen van deze tijden mag worden afgeweken met toestemming van de
jeugdreclassering;
4. dat hij zal meewerken aan behandeling door het Palmhuis (Youz), zo lang als de
jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
5. dat hij onderwijs zal volgen en/of zich inzet voor het verkrijgen en behouden van een
zinvolle dagbesteding, alles in overleg met de jeugdreclassering;
geeft de opdracht aan
Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland, een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert, om erop toe te zien dat de verdachte zich zal houden aan de voorwaarden en om hem daarbij te begeleiden;
wijst de verdachte op de overigens geldende voorwaarden:
6. dat hij voor het vaststellen van zijn identiteit zal meewerken aan het nemen van
vingerafdrukken of een identiteitsbewijs (artikel 1 Wet op de identificatieplicht) zal laten
inzien;
7. dat hij zal meewerken aan het toezicht door de jeugdreclassering, zoals bedoeld in artikel
77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder
begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de jeugdreclassering;
heft op het geschorste beveltot voorlopige hechtenis van de verdachte;
parketnummer 09/777063-19
wijst de vordering van de [slachtoffer] hoofdelijk toe voor het bedrag van
€ 1.755,11, vermeerderd met de wettelijke rente, te rekenen vanaf 4 mei 2019 tot de dag waarop de vordering is betaald en veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op € 0,00, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
bepaalt dat de verdachte de vordering niet in zijn geheel hoeft te betalen als zijn mededader zijn deel heeft betaald;
legt aan de verdachte op de verplichting om
€ 1.755,11aan de Staat te betalen, hoofdelijk en vermeerderd met de wettelijke rente, te rekenen vanaf 4 mei 2019 tot de dag waarop de vordering is betaald, voor het [slachtoffer]
bepaalt de maximale duur van de gijzeling op
0 dagenals de verdachte niet voldoet aan zijn betalingsverplichting;
bepaalt dat door betaling aan de Staat, de verplichting om aan de benadeelde partij te betalen vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door
mr. B. Martinez-Hammer, kinderrechter, voorzitter,
mr. H.J.M. Smid-Verhage, kinderrechter,
en mr. M.J. Bouwman, kinderrechter-plv.,
in tegenwoordigheid van mr. M.M. de Witte, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare zitting van deze rechtbank van 24 september 2020.
Mr. Bouwman kan dit vonnis niet ondertekenen.
Bijlagen:
De tenlastelegging
De bewezenverklaring
Bijlage I: de tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging - tenlastegelegd dat:
09/777063-19
hij op of omstreeks 04 mei 2019 te Leiderdorp tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een portemonnee, inhoudende een of meerdere biljetten van 50 euro en/of een ING-bankpas en/of een identiteitskaart en/of een rijbewijs, in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld van geweld en/of bedreiging met geweld tegen tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn
mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- in de richting van [slachtoffer] spugen en vervolgens om [slachtoffer] heen gaan staan
en/of
- ( meerdere malen) met de vuist op de neus en/of in het gezicht slaan en/of
- vastpakken van [slachtoffer] en/of
- ( meerdere malen) schoppen tegen het lichaam en/of (vervolgens)
- uit de hand grissen van die portemonnee;
09/852069-20
1.
Hij op of omstreeks 15 mei 2020 te Katwijk opzettelijk en wederrechtelijk een camera, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan Woningcorporatie Dunavie toebehoorde, heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
2.
Hij op of omstreeks 1 juni 2020 te Katwijk opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 7,6 gram cocaïne en/of ongeveer 1,5 gram heroïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of heroïne, zijnde cocaïne en/of heroïne (een) middel(len) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a
van die wet;
3.
Hij op of omstreeks 19 juni 2020 te Katwijk opzettelijk aanwezig heeft
gehad ongeveer 9,6 gram cocaïne en /of ongeveer 1,6 gram heroïne, in elk gevaleen hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of heroïne, zijnde cocaïne en/of heroïne (een) middel(len) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4.
hij op of omstreeks 15 mei 2020 te Leiden opzettelijk een of meerdere ambtena(a)r(en), te weten [verbalisant 5] (hoofdagent van politie Eenheid Den Haag en/of [verbalisant 6] (hoofdagent van politie Eenheid Den Haag), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hunner bediening, in
zijn/haar/hun tegenwoordigheid mondeling heeft beledigd, door hem/haar/hen de woorden toe te voegen: 'Kankerracisten, kankerlijers en/of racisten dat jullie zijn', althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
Bijlage II: de bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten aanzien van de verdachte wettig en overtuigend bewezen dat:
09/777063-19
hij op 04 mei 2019 te Leiderdorp tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een portemonnee, inhoudende meerdere biljetten van 50 euro en een ING-bankpas en een identiteitskaart en een rijbewijs, toebehorende aan
[slachtoffer] , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld bestonden uit het
- in de richting van [slachtoffer] spugen en vervolgens om [slachtoffer] heen gaan staan
en
- meerdere malen met de vuist op de neus en in het gezicht slaan en
- vastpakken van [slachtoffer] en
- meerdere malen schoppen tegen het lichaam en
- uit de hand grissen van die portemonnee;
09/852069-20
1.
hij op 15 mei 2020 te Katwijk opzettelijk en wederrechtelijk een camera, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan Woningcorporatie Dunavie toebehoorde, heeft beschadigd;
3.
hij op 19 juni 2020 te Katwijk opzettelijk aanwezig heeft
gehad ongeveer 9,6 gram cocaïne en ongeveer 1,6 gram heroïne, zijnde cocaïne en heroïne middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4.
hij op 15 mei 2020 te Leiden opzettelijk meerdere ambtenaren, te weten [verbalisant 5] (hoofdagent van politie Eenheid Den Haag en [verbalisant 6] (hoofdagent van politie Eenheid Den Haag), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van
hunbediening, in hun tegenwoordigheid mondeling heeft beledigd, door hen de woorden toe te voegen: 'Kankerracisten, kankerlijers en/of racisten dat jullie zijn'.
Eventuele taal- en/of schrijffouten zijn in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is hierdoor niet benadeeld.

Voetnoten

1.De hierna genoemde pagina’s zijn te vinden in het dossier van de Politie Eenheid Den Haag met het
2.De hierna genoemde pagina’s zijn te vinden in het dossier van de Politie Eenheid Den Haag met het
3.Proces-verbaal van aangifte van [aangeefster] , met bijlagen, p. 184-189.
4.Proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1] , p. 191-192.
5.Proces-verbaal herkenning persoon door opsporingsambtenaar van [verbalisant 1] , met bijlagen,
6.Proces-verbaal herkenning persoon door opsporingsambtenaar van [verbalisant 2] , met bijlagen,
7.Proces-verbaal van aanhouding [verdachte] , p. 24-26.
8.Proces-verbaal van bevindingen, met bijlagen, p. 245-250.
9.Proces-verbaal kennisgeving van inbeslagneming, p. 254-256.
10.Proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, p. 260 en p. 261.
11.Proces-verbaal van bevindingen, p. 307-310, en Rapport NFiDENT, p. 311-313.
12.Proces-verbaal van bevindingen, p. 307-310, en Rapport NFiDENT, p. 311-314.
13.Eigen verklaring verdachte ter zitting van 10 september 2020.
14.De hierna genoemde pagina’s zijn te vinden in het dossier van de Politie Eenheid Den Haag met
15.Proces-verbaal van aanhouding, p. 9-11.
16.Proces-verbaal van aangifte van [verbalisant 5] , p. 5-6, en proces-verbaal van aangifte van
17.Eigen verklaring verdachte ter zitting van 10 september 2020.