3.3De beoordeling van de tenlastelegging
Dagvaarding 1 (parketnummer 09/777063-19)
Aangezien de verdachte op 6 mei 2019 bij de rechter-commissaris heeft bekend dit feit samen met [medeverdachte] te hebben gepleegd, hij ter zitting niet anders is gaan verklaren en er geen vrijspraak is bepleit, kan de rechtbank volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen die zij gebruikt.
De rechtbank acht op grond van de volgende bewijsmiddelen bewezen dat de verdachte
het hem ten laste gelegde feit heeft begaan:
- de verklaring van de verdachte afgelegd op de zitting van 10 september 2020;
- een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , met bijlagen (p. 6-13);
- een proces-verbaal van verhoor [medeverdachte] (p. 53-59);
- een proces-verbaal van verhoor [medeverdachte] (p. 60-63).
De rechtbank overweegt daarbij nog dat het spugen in de richting van het [slachtoffer] deel uitmaakt van het geheel van de geweldshandelingen die zijn gepleegd en dat zij dan ook geen aanleiding ziet de verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging vrij te spreken.
Dagvaarding 2 (parketnummer 09/852069-20)
Feit 1
[aangeefster] ), werkzaam als buurtbeheerder bij woningcorporatie Dunavie te Katwijk, heeft namens deze woningcorporatie aangifte gedaan van de vernieling van een beveiligingscamera in één van de liften van een flat aan de [adres 2] te Katwijk, op 15 mei 2020 tussen 12.45 en 12.55 uur. Aangeefster heeft verklaard dat op de camerabeelden te zien is dat een man omstreeks 12.51 uur een voorwerp pakte en daarmee de camera meerdere keren beschadigde. Zij heeft de betreffende camerabeelden alsmede screenshots van de verdachte aan de politie ter beschikking gesteld.
[verbalisant 1] heeft de camerabeelden uitgekeken en gezien dat om 12:50:39 uur een jongen de lift instapte en met een lang dun voorwerp op een knopje drukte. Verbalisant herkende de jongen als zijnde [verdachte] . Hij zag dat [verdachte] met zijn rechterhand iets uit zijn zakken pakte, wat op een sleutelbos leek. Verbalisant zag dat [verdachte] met zijn rechtervuist naar de camera bewoog en een aantal keren over de camera kraste.
Hij zag dat er een metalen voorwerp tussen zijn vingers zat. Het leek erop dat [verdachte] zijn sleutelbos in zijn vuist had en dat een van zijn sleutels tussen zijn vinger liep. Vervolgens zag verbalisant dat [verdachte] hetgeen hij in zijn rechterhand had anders vasthield en dat hij
18 keer een harde stekende beweging maakte naar de camera. Het beeld schokte toen hij de camera raakte en het beeld werd steeds onscherper.
[verbalisant 1] kent [verdachte] vanuit zijn rol als wijkagent. Hij heeft verklaard de verdachte direct aan zijn postuur, huidskleur en opvallende neus herkend te hebben en ook aan de kleding die hij droeg en de grote zonnebril die hij op had.
Ook [verbalisant 2] heeft de verdachte herkend als zijnde de jongen op de foto in de lift. Hij heeft de verdachte tweemaal staande gehouden en herkende hem aan zijn huidskleur, de vorm van zijn neus en neusgaten en de vorm van zijn lippen.
Op 25 mei 2020 heeft verbalisant de verdachte nog gecontroleerd, terwijl hij dezelfde kleding en pet droeg als de persoon in de lift.
De verdachte heeft bij de politie niets willen verklaren en ter zitting heeft de verdachte ontkend de camera te hebben vernield.
De rechtbank acht, gelet op de aangifte en de herkenning van de verbalisanten, in onderlinge samenhang bezien, feit 1, de beschadiging van de camera in de lift, wettig en overtuigend bewezen.
De herkenningen van de verbalisanten zijn, naar het oordeel van de rechtbank, voldoende
specifiek en daarbij worden onderscheidende persoonskenmerken genoemd. Bovendien kent één van de verbalisanten de verdachte vanuit zijn rol als wijkagent en de andere verbalisant heeft de verdachte op 25 mei 2020 – en dus enkele dagen na de vernieling van de camera – gecontroleerd en daarbij waargenomen dat de verdachte hetzelfde trainingspak aan had en ook dezelfde pet op had als de persoon op de camerabeelden.
Feit 2
De verdachte heeft ter zitting verklaard niets van het aanwezig hebben van drugs op
1 juni 2020 te Katwijk te weten en niet in de Karwei te zijn aangehouden.
Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat de verdachte van het opzettelijk aanwezig hebben van drugs op 1 juni 2020 te Katwijk moet worden vrijgesproken. De persoon die op die dag in De Karwei staande is gehouden heeft gezegd dat zijn naam [verdachte] was, maar de persoon had geen identiteitsbewijs bij zich en er is op dat moment geen formele controle naar zijn identiteit gedaan. Gelet hierop is niet met voldoende zekerheid vast te stellen dat de verdachte degene was die in De Karwei is aangetroffen met een hoeveelheid harddrugs.
Feit 3
Op 19 juni 2020 omstreeks 15:00 uur kwam er via de portofoon een melding binnen dat
er op de Prins Bernhardlaan te Katwijk werd gedeald. [verbalisant 3] en
[verbalisant 1] gingen er naartoe. Inmiddels had [verbalisant 4] de [verdachte] ter plaatse aangehouden.
[verbalisant 1] voerde een veiligheids-en vervoersfouillering uit en trof in de rechter broekzak van de verdachte twee gripzakjes met een witte substantie aan.
Op de gripzakjes zag [verbalisant 3] het logo van PABLO ESCOBAR. Het was verbalisant ambtshalve bekend dat er in Katwijk een groep dealers van verdovende middelen actief is, die deze zakjes gebruikt.
Aangezien de verdachte een gebruikershoeveelheid verdovende middelen bij zich had, is hij naar het politiebureau in Katwijk vervoerd.
Aldaar is de verdachte, na toestemming van de hulpofficier van justitie, aan zijn lichaam onderzocht en de verdachte haalde een zwarte sok uit zijn onderbroek, waarin tientallen gripzakjes wit en bruin met de opdruk PABLO ESCOBAR werden aangetroffen.Onder de verdachte werden vervolgens in beslag genomen 50 gripzakjes met afbeelding Pablo Escobar (met goednummer: 2419576), 2 blauwe gripzakjes met daarin vermoedelijk cocaïne (met goednummer: 2419577), 10 gripzakjes met daarin vermoedelijk cocaïne (met goednummer: 241580) en 10 gripzakjes met daarin vermoedelijk heroïne (met goednummer: 2419581).Uit de MMC kleur-reactietest bleek dat de aangetroffen stoffen cocaïne en heroïne bevatten.
Door het NFI zijn 50 gripzakjes (goednummer: 2419576) met in totaal 7,5 gram van een witte substantie (SIN AANK3109NL) onderzocht, 2 blauwe gripzakjes (goednummer: 2419577) met een witte substantie van 1,4 gram (SIN AANK3107NL) 5 gripzakjes (goednummer: 241580) met een witte substantie van 0,7 gram (SIN AANK3106NL). Deze bevatten allen cocaïne.
Ook is door het NFI 9 gripzakjes (goednummer: 2419581) met een bruinkleurige substantie van 1,6 gram onderzocht (SIN AANK3105NL). Deze bevatten heroïne.
De verdachte heeft ter zitting bekend op 19 juni 2020 drugs bij zich te hebben gehad.
Hij heeft verklaard deze zakjes met drugs gewoon bij zich te hebben gehad en verder niets hierover te willen verklaren. De verdachte heeft ook verklaard zelf geen drugs te gebruiken en niet te dealen.
De raadsvrouw heeft betoogd dat de verdachte van dit feit dient te worden vrijgesproken, nu
de ‘chain of custody’ is doorbroken en de vaststelling of de bij de verdachte aangetroffen stoffen ook daadwerkelijk drugs zijn niet helemaal correct is verlopen.
De rechtbank verwerpt dit verweer, nu niet is gebleken dat de ‘chain of custody’ zou zijn doorbroken. Blijkens de hiervoor vermelde bewijsmiddelen zijn de bij de verdachte in beslag genomen zakjes met stoffen aan het NFI overgedragen en zijn de stoffen vervolgens op de gebruikelijke wijze onderzocht door het NFI. Blijkens de NFI rapporten, waarvan de originelen op pagina 311 tot 314 van het dossier te vinden zijn, heeft de verdachte een totale hoeveelheid van 9,6 gram cocaïne en een hoeveelheid van 1,6 gram heroïne aanwezig gehad.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte op 19 juni 2020 te Katwijk opzettelijk 9,6 gram cocaïne en 1,6 gram heroïne aanwezig heeft gehad.
Feit 4
Op 15 mei 2020 reden [verbalisant 5] en [verbalisant 6] in uniform in een opvallende dienstauto. Zij reden omstreeks 19.40 uur over de Langegracht te Leiden toen zij zagen dat bij de bushalte ter hoogte van Langegracht 3 een persoon met zijn rechterhand een vuurwapen vormde en een schietbeweging naar hen maakte. Toen verbalisanten deze persoon staande hielden, bleek hij geen identiteitsbewijs bij zich te hebben. Hij werd aangehouden en wilde niet meewerken. Hij begon de verbalisanten uit te schelden dat zij racisten, kankerlijers en kankerracisten waren. Toen de persoon dit zei waren er meerdere omstanders die dit hoorden.
Beide verbalisanten voelden zich beledigd en hebben hiervan aangifte gedaan.
Ter zitting heeft de verdachte bekend dat hij de politieagenten heeft uitgescholden.Verder heeft de verdachte verklaard dat hij geen schietbeweging heeft gemaakt, maar dat hij steeds door verbalisanten om niets wordt lastig gevallen en dat hij heeft gescholden omdat hij door hen werd geslagen.
De rechtbank acht de verklaring van de verdachte ter zitting dat hij door [verbalisant 5] en [verbalisant 6] zou zijn geslagen, niet geloofwaardig. Bij de politie heeft de verdachte niet willen verklaren en beide verbalisanten hebben op ambtseed verklaard hoe de verdachte hen beledigde. De rechtbank zit geen reden om aan deze verklaringen te twijfelen en acht de belediging van [verbalisant 5] en [verbalisant 6] wettig en overtuigend bewezen.