Uitspraak
REchtbank DEN Haag
[verzoekster] , te [woonplaats] , verzoekster
de burgemeester van gemeente Westland, verweerder
ASR Dutch Core Residential Custodian B.V., vertegenwoordigd door: Van ’t Hof Rijnland Vastgoedmanagement
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 25 september 2020 uitspraak gedaan op het verzoek van verzoekster om een voorlopige voorziening tegen de sluiting van haar woning door de burgemeester van de gemeente Westland. De sluiting was gebaseerd op artikel 13b van de Opiumwet, na de ontdekking van aanzienlijke hoeveelheden drugs en verboden wapens in de woning. Verzoekster, die samen met haar drie meerderjarige kinderen in de woning woont, heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van de burgemeester, dat de woning met ingang van 10 september 2020 voor zes maanden gesloten zou worden. Tijdens de zitting op 21 september 2020 heeft verzoekster betoogd dat de sluiting onterecht was, omdat zij en haar kinderen hierdoor op straat zouden komen te staan en dat de aangetroffen goederen niet onomstotelijk als drugs konden worden aangemerkt. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat de burgemeester bevoegd was om de woning te sluiten, gezien de ernst van de situatie en de aangetroffen goederen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de aanwezigheid van 59 gram cocaïne en 77,3 gram hennep, samen met andere verboden goederen, voldoende aanleiding gaf voor de sluiting van de woning. De voorzieningenrechter heeft ook overwogen dat de sluiting noodzakelijk was voor het herstel van de openbare orde en dat de gevolgen voor verzoekster en haar kinderen niet zwaarder wogen dan de ernst van de situatie. Het verzoek om een voorlopige voorziening is afgewezen, en de voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat het bezwaar van verzoekster geen redelijke kans van slagen had.