ECLI:NL:RBDHA:2020:9280
Rechtbank Den Haag
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing wrakingsverzoek tegen politierechter in strafzaak
Op 24 september 2020 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op het wrakingsverzoek van een verzoeker, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. M.A. van de Weerd. Het verzoek was gericht tegen mr. D.C. Laagland, de politierechter die betrokken was bij een strafzaak waarin de verzoeker als verdachte was gedagvaard voor openlijke geweldpleging. De verzoeker voerde aan dat hij zich onheus bejegend voelde door de rechter tijdens een eerdere zitting op 28 februari 2019, waarin hij was veroordeeld. Hij stelde dat deze eerdere interactie leidde tot een vertrouwensbreuk en dat de rechter daardoor partijdig zou zijn in de huidige zaak.
De wrakingskamer heeft de argumenten van de verzoeker zorgvuldig overwogen. De kamer oordeelde dat de door verzoeker aangevoerde omstandigheden niet voldoende waren om aan te nemen dat de rechter partijdig of vooringenomen zou zijn. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn en dat de enkele omstandigheid dat een rechter eerder betrokken is geweest bij een zaak van dezelfde verdachte, op zichzelf niet voldoende is om partijdigheid aan te nemen. De wrakingskamer concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd maakten.
Daarom werd het wrakingsverzoek afgewezen en werd bepaald dat de procedure in de hoofdzaak voortgezet zou worden in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.