ECLI:NL:RBDHA:2020:9270

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 september 2020
Publicatiedatum
24 september 2020
Zaaknummer
09-262538-19; 09-085809-20
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huiselijk geweld met ernstige geweldshandelingen en bedreiging met zware mishandeling

Op 24 september 2020 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van huiselijk geweld tegen zijn toenmalige partner. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte meermalen zijn partner heeft mishandeld, waaronder het slaan met een honkbalknuppel, het dichtknijpen van haar keel en het bedreigen met een tang. De mishandelingen vonden plaats in de periode van 1 november 2019 tot en met 2 november 2019, maar ook in de maanden daarvoor. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer, die consistent en gedetailleerd waren, als betrouwbaar beoordeeld. De verdachte ontkende de beschuldigingen en stelde dat het slachtoffer zichzelf had verwond. De rechtbank heeft echter geconcludeerd dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan twee pogingen tot zware mishandeling en meerdere mishandelingen. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar en een maatregel tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan het slachtoffer voor de geleden materiële en immateriële schade, die in totaal € 23.345,97 bedraagt. De rechtbank heeft ook de inbeslaggenomen voorwerpen, waaronder de honkbalknuppel en de riem, verbeurd verklaard.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummers: 09/262538-19; 09/085809-20
Datum uitspraak: 24 september 2020
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de ter terechtzitting gevoegde zaken van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats]
BRP-adres: [adres] ,
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Alphen aan den Rijn,
locatie Eikenlaan.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 30 januari 2020, 16 april 2020 en
25 juni 2020 (pro forma) en 10 september 2020 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A.J. Algera en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. M.G. Eckhardt naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Dagvaarding 1 (parketnummer: 09/262538-19)
1.
hij op of omstreeks 1 november 2019 te ’s-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, althans zwaar
lichamelijk letsel toe te brengen,
- meermalen die [slachtoffer] met een honkbalknuppel, althans een hard en/of zwaar voorwerp, op het (achter)hoofd en/of het lichaam heeft geslagen en/of
- meermalen met zijn vuist(en) en/of met de vlakke hand(en) en/of met zijn ellebo(o)g(en) tegen het gezicht en/of (elders op) het hoofd en/of de armen en/of (elders op) het lichaam van die [slachtoffer] heeft geslagen en/of gestompt en/of
- meermalen aan de haren van die [slachtoffer] heeft getrokken en/of
- meermalen die [slachtoffer] van het bed en/of op/over de grond heeft geduwd en/of getrokken en/of gegooid, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 1 november 2019 te ’s-Gravenhage zijn echtgenote/levensgezel [slachtoffer] heeft mishandeld door
- meermalen die [slachtoffer] met een honkbalknuppel, althans een hard en/of zwaar voorwerp, op het (achter)hoofd en/of het lichaam te slaan en/of
- meermalen met zijn vuist(en) en/of met de vlakke hand(en) en/of met zijn ellebo(o)g(en) tegen het gezicht en/of (elders op) het hoofd en/of de armen en/of (elders op) het lichaam van die [slachtoffer] te slaan en/of te stompen en/of
- meermalen aan de haren van die [slachtoffer] te trekken en/of
- meermalen die [slachtoffer] van het bed en/of op/over de grond te duwen en/of te trekken en/of te gooien;
2.
hij op of omstreeks 2 november 2019 te ’s-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, althans zwaar
lichamelijk letsel toe te brengen,
- meermalen (in) de keel van die [slachtoffer] heeft (dicht) geknepen en/of
- meermalen met zijn vuist(en) en/of met de vlakke hand(en) en/of met zijn ellebo(o)g(en) tegen het gezicht en/of (elders op) het hoofd en/of de armen en/of (elders op) het lichaam van die [slachtoffer] heeft geslagen en/of gestompt en/of gestoten en/of
- meermalen die [slachtoffer] (al dan niet terwijl zij op de grond lag) (en al dan niet met het nemen van een aanloop) (met kracht) tegen haar lichaam heeft geschopt en/of
- meermalen met zijn (verdachtes) knieën in/tegen het gezicht van die [slachtoffer] heeft geschopt, althans die [slachtoffer] meermalen ‘knietjes’ in het gezicht heeft gegeven, en/of
- meermalen die [slachtoffer] met een riem op haar hand en/of haar arm heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij in de periode van op of omstreeks 25 januari 2015 tot en met 31 oktober 2019 te 's-Gravenhage, althans in Nederland, zijn echtgenote/levensgezel, [slachtoffer] , meermalen heeft mishandeld door op één of meer tijdstippen
- die [slachtoffer] meermalen (met kracht) met zijn vuisten tegen haar hoofd en/of haar lichaam te slaan/stompen en/of
- die [slachtoffer] meermalen (met kracht) tegen haar lichaam te schoppen en/of
- die [slachtoffer] meermalen aan de haren te trekken en/of
- die [slachtoffer] meermalen knietjes in het gezicht te geven.
Dagvaarding 2 (parketnummer: 09/085809-20)
hij in de periode van op of omstreeks 1 november 2019 tot en met 2 november 2019 te 's-Gravenhage [slachtoffer] meermalen heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling en/of met verkrachting, door in die periode op één of meer tijdstippen opzettelijk dreigend
- een mes te pakken en/of dit mes aan die [slachtoffer] te tonen en/of
- een honkbalknuppel te pakken en/of (vervolgens) tegen die [slachtoffer] te zeggen dat zij op/tegen de bank voorover moest gaan bukken en dat hij, verdachte die [slachtoffer] zou verkrachten met die
honkbalknuppel en/of
- tegen die [slachtoffer] te zeggen: "Kies maar, of je oor eraf of een kruis in je gezicht. En je gaat het niet laten hechten" en/of door tegen die [slachtoffer] te zeggen dat ze moest kiezen tussen of vier voortanden eruit of haar pink eraf of een kruis in haar gezicht, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, en/of
- door een (waterpomp)tang, althans een stuk gereedschap, op een tand van die [slachtoffer] te zetten en aldus ermee te dreigen die tand eruit te zullen trekken en/of
- tegen die [slachtoffer] te zeggen: “Volgende keer vermoord ik je, snijd ik je helemaal open,” althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking.
3. Bewijsoverwegingen [1]
3.1
Inleiding
Op 2 november 2019 werden verbalisanten naar [straatnaam 1] in Den Haag gestuurd, ter hoogte van [nummer 1] . Ter plaatse werden zij door [betrokkene 1] gewezen op een geparkeerde personenauto waarin een vrouw op de bestuurdersstoel zat. Deze vrouw bleek later te zijn [slachtoffer] (hierna ook: [slachtoffer] ). [verbalisant 1] zag dat [slachtoffer] onder de blauwe en paarse plekken zat en dat zij twee dikke ogen had, waardoor zij moeite had met zien. Ook zag de verbalisant dat zij geëmotioneerd was en hoorde hij dat zij moeilijk uit haar woorden kwam. [slachtoffer] verklaarde aan de verbalisant dat zij die dag en de dag ervoor mishandeld was door haar vriend [verdachte] (hierna ook: de verdachte) en dat dit vier weken geleden ook was gebeurd. [2]
De verdachte heeft verklaard dat er in de ochtend van 2 november 2019 inderdaad sprake was van een ruzie tussen hem en [slachtoffer] en dat hij haar hierbij heeft geduwd, waardoor zij ten val is gekomen en letsel heeft opgelopen. Hij ontkent dat hij de gedragingen heeft gepleegd zoals aan hem wordt verweten. [slachtoffer] zou zichzelf met een honkbalknuppel hebben geslagen en zichzelf in de keel hebben geknepen, aldus de verdachte. De verdachte ontkent tot slot dat hij [slachtoffer] op 1 en 2 november 2019 heeft bedreigd en ook ontkent hij dat hij haar gedurende een langere periode heeft mishandeld.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de gedragingen zoals hem onder feit 1 en 2 van dagvaarding 1 ten laste zijn gelegd, en – indien deze vraag bevestigend wordt beantwoord – hoe deze gedragingen gekwalificeerd dienen te worden: als een poging tot doodslag, een poging tot zware mishandeling of als mishandeling van zijn partner. De rechtbank ziet zich voorts voor de vraag gesteld of de verdachte [slachtoffer] op 1 en 2 november 2019 heeft bedreigd (dagvaarding 2) en haar gedurende een langere periode heeft mishandeld (feit 3 van dagvaarding 1).
De rechtbank stelt bij de beantwoording van deze vragen voorop dat mishandelingen binnenshuis zich kenmerken door het feit dat doorgaans slechts de verdachte en het slachtoffer aanwezig zijn geweest bij de mishandeling en zij dus ook als enige daarover kunnen verklaren. Indien deze verklaringen uiteen lopen, zoals hier het geval is, dient te worden bezien of het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting aanknopingspunten bieden die één van beide lezingen (meer) ondersteunt. Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting moet de rechtbank wel onverminderd de overtuiging krijgen dat de feiten zijn gepleegd, zoals aan de verdachte ten laste is gelegd.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft – overeenkomstig haar op schrift gestelde requisitoir – gerekwireerd tot bewezenverklaring van al hetgeen aan de verdachte ten laste is gelegd, in die zin dat met betrekking tot feit 1 en 2 van dagvaarding 1 bewezen kan worden verklaard dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan telkens een poging tot zware mishandeling.
Op specifieke standpunten zal hierna – voor zover relevant – nader worden ingegaan.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich – overeenkomstig zijn pleitnota – op het standpunt gesteld dat enkel bewezen kan worden verklaard dat de verdachte zich op 2 november 2019 schuldig heeft gemaakt aan de mishandeling van [slachtoffer] door haar te duwen. Van het overige aan hem ten laste gelegde dient de verdachte vrijgesproken te worden.
Op specifieke (bewijs)verweren zal hierna – voor zover relevant – nader worden ingegaan.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging
3.4.1
De bewijsmiddelen
Verklaringen van [slachtoffer]
heeft op 2 november 2019 aangifte gedaan van mishandeling en op 3 november 2019 is zij nader op deze aangifte gehoord door de politie. Daarnaast is [slachtoffer] op 6 augustus 2020 als getuige gehoord door de rechter-commissaris. Uit deze verklaringen volgt, samengevat en naar de kern, het volgende.
[slachtoffer] en de verdachte hadden sinds achtenhalf jaar een relatie met elkaar en hebben samen vier kinderen in de leeftijd van twee tot zes jaar.
In de avond van 1 november 2019 ontstond er in de slaapkamer van de woning aan de [straatnaam 2] in Den Haag ruzie tussen [slachtoffer] en de verdachte over het feit dat zij – volgens de verdachte – naar andere mannen keek om hem op die manier terug te pakken voor het feit dat hij drie jaar geleden naar andere vrouwen heeft gekeken. Deze ruzie liep uit op een mishandeling waarbij de verdachte [slachtoffer] met zijn vuisten en ellebogen heeft geslagen, haar vanaf bed op de grond heeft gegooid, aan haar haren (omhoog) heeft getrokken en haar met haar hoofd tegen de vensterbank heeft geslagen. Dit gebeurde allemaal in de slaapkamer. Vervolgens moest [slachtoffer] van de verdachte mee naar beneden komen en ging de mishandeling verder. De verdachte pakte een knuppel en [slachtoffer] moest op haar knieën voor het tv-meubel gaan zitten en haar tanden op de rand van de tv-meubel plaatsen, waarna de verdachte haar twee tot drie keer met de knuppel op haar achterhoofd heeft geslagen. [slachtoffer] heeft hierover verklaard dat dit niet met volle kracht gebeurde, maar wel dat het ‘flinke tikken’ waren waardoor een stukje van haar voortand is afgebroken. Hierna stopte de mishandeling en ging de verdachte slapen, dit was rond 01:30 uur.
De volgende ochtend, op 2 november 2019, wilde de verdachte praten over hetgeen de vorige avond was voorgevallen. Dit draaide wederom uit op een ruzie en uiteindelijk ook op een mishandeling. De verdachte begon [slachtoffer] te slaan met zijn vuisten en haar te schoppen. Dit vond plaats in de slaapkamer, terwijl de kinderen op dat moment beneden aan het ontbijten waren. Op een gegeven moment ging [slachtoffer] de hond uitlaten en ging de verdachte douchen. Toen [slachtoffer] terugkwam, is de verdachte naar beneden gekomen en is de mishandeling verder gegaan. De verdachte heeft [slachtoffer] daarbij geslagen met zijn vuisten, maar omdat hij last van zijn handen kreeg, is hij overgegaan op het schoppen met zijn voeten en knieën, waardoor [slachtoffer] op de grond viel. Op een gegeven moment pakte de verdachte een tang en zette deze op een tand van [slachtoffer] en dreigde deze eruit te trekken. Ook pakte de verdachte [slachtoffer] bij haar keel en kneep deze dicht, net zo lang tot ze bijna stikte. Ten tijde van deze mishandelingen hadden drie van hun kinderen zich achter de bank verstopt, terwijl hun oudste zoon verstijfd aan tafel zat. [slachtoffer] is tijdens de mishandeling ook op de grond gegooid door de verdachte en hij heeft haar hierbij met zijn hielen geschopt. Hij nam daarbij een aanloop en schopte [slachtoffer] zo’n twintig keer op haar schouders en armen. Ook moest [slachtoffer] op haar knieën op de grond gaan zitten waarna zij knietjes van de verdachte in haar gezicht kreeg. Hierna sloeg de verdachte met zijn vuisten in haar maag en met zijn ellebogen op haar armen. Voordat de verdachte
’s middags naar zijn werk ging heeft hij [slachtoffer] zes keer met een broekriem geslagen op haar hand en op haar arm. De verdachte zei uiteindelijk tegen [slachtoffer] dat hij haar had vergeven. Hij stopte met de mishandeling en ging naar zijn werk.
[slachtoffer] heeft voorts verklaard dat zij sinds 25 januari 2015 geregeld door de verdachte is mishandeld. De verdachte zou [slachtoffer] bij deze mishandelingen tegen haar lichaam en hoofd hebben geslagen met zijn vuisten, tegen haar lichaam hebben geschopt en haar knietjes in het gezicht hebben gegeven. [3]
Letsel
[verbalisant 2] heeft op 2 november 2019 het volgende letsel waargenomen bij [slachtoffer] . In het gezicht zaten rode en blauwe plekken, de ogen waren verdikt waarbij het rechteroog niet meer zichtbaar was en er bevond zich een verdikking op de neus. Op de linker bovenarm zat een grote rode met donkerpaarse plek van 30 bij 10 centimeter, rond de linkerschouder zat een rood met paarse plek van 10 bij 5 centimeter en op de linker onderarm zaten meerdere rode plekken. Op de rechter bovenarm zat een grote rode met donkerpaarse plek van 30 bij 10 centimeter, bovenop de rechterschouder zat een rode met paarse plek van ongeveer 5 bij 5 centimeter en op de rechter onderarm zaten meerdere rode plekken. Op de linker bovenzijde van de rug zaten blauwe plekken en op de onderzijde van de rug, rondom haar tatoeage, zaten paarse met rode plekken. Dit liep van de linkerzijde naar de rechterzijde van de rug. In de nek werden rode striemen gelijkend op vingers waargenomen, deze striemen waren ongeveer 3 bij 1 centimeter. Op het linker bovenbeen zat een donkerpaarse met rode plek van ongeveer 30 bij 10 centimeter. Op het rechter bovenbeen aan de bovenkant zaten verschillende donkerpaarse en rode plekken van ongeveer 10 bij 10 centimeter. Aan de onderzijde van het rechter bovenbeen zat een rood met paarse plek van ongeveer 2 bij 2 centimeter. Aan de rechterzijde van de buik heeft de verbalisant tot slot een lichtblauwe plek waargenomen met in het midden een rode plek van ongeveer 3 bij 3 centimeter. Van dit letsel zijn foto’s gemaakt en deze zijn bij het proces-verbaal gevoegd. [4]
[slachtoffer] is op 2 november 2019 onderzocht in het ziekenhuis en bij haar is – naast de zwellingen en hematomen over het gehele lichaam, aangezicht en hals zoals ook uit het hiervoor beschrevene is gebleken – vastgesteld dat er sprake was van wazig zicht aan het linkeroog waarbij [slachtoffer] zwarte draadjes zag. [5]
Tot slot is er medisch forensisch onderzoek verricht naar het letsel aan de hand van toegezonden medische informatie en foto’s die op 3 november 2019 zijn gemaakt door de Forensische Opsporing. De onderzoeker heeft hierbij de volgende bevindingen gedaan. De onder A, B, C, D, F, G, H, I, J, K, L, M, N, O, P, Q, R, S, U, V, W, X, Y,Z, XA, XB, XC, XD, XG, XH, XI, XJ, XK, XL beschreven huidverkleuringen werden op basis van de waargenomen letselkenmerken, geduid als een onderhuidse bloeduitstorting. Letsel G, N, P, Q, R, S, XI en XJ worden geclassificeerd als patroonletsel. Patroonletsel is letsel waarbij de vorm van het letsel als het ware een afdruk is van (een deel van) het voorwerp dat het letsel heeft veroorzaakt. Letsel G zou mogelijk een fingertip bruising kunnen betreffen. Fingertip bruising wordt door de onderzoeker omschreven als een huidverkleuring waarin het patroon van één of meer vingers zichtbaar is, mogelijk veroorzaakt door stevig beetpakken. De andere letsels betreffen mogelijk ook een tramline bruising. Tramline bruising wordt door de onderzoeker omschreven als twee parallelle strepen van letsel. Dit kan het gevolg zijn van slaan met een voorwerp zoals een stok of riem, waarbij op het lichaam aan de randen van de plaats waar de stok of riem het lichaam heeft geraakt, twee parallelle strepen letsel ontstaan. De onder E, H, T, XE, XF, XL beschreven huidbeschadigingen worden op basis van de waargenomen letselkenmerken geduid als schaafwonden/oppervlakkige huidbeschadigingen. De onderzoeker heeft geconcludeerd dat er sprake was van uitgebreid uitwendig letsel, met name bloeduitstortingen op het hoofd, armen, benen en rug waarvoor uitgebreide onderzoeken zijn ondergaan in het ziekenhuis om inwendig letsel uit te sluiten. De hoeveelheid en uitgebreidheid van de bloeduitstortingen duidt op herhaaldelijk uitwendig stomp botsend geweld op het lichaam. [6]
Bevindingen woning
Op 2 november 2019 zijn verbalisanten naar de woning aan de [straatnaam 2] gegaan ter inbeslagname van de honkbalknuppel waar [slachtoffer] over heeft verklaard. In de woning troffen de verbalisanten links in de hoek, bij de voordeur, een honkbalknuppel aan. Op de trap naar de eerste verdieping lag een handdoek met mogelijk bloedvlekken. Op het uiteinde van het bed van [slachtoffer] en de verdachte, aan de rechterzijde, zaten rode spetters. Ook op het dekbed dat op het bed lagen zaten diverse rode vlekken. Tot slot lag bij de wasmachine een dekbedovertrek op de grond met eveneens rode vlekken. [7]
Op 4 november 2019 waren verbalisanten samen met [slachtoffer] in de woning aanwezig, ditmaal ter inbeslagname van de riem waarmee [slachtoffer] geslagen zou zijn. [slachtoffer] wees de riem die over een fitnessapparaat in de woonkamer hing aan als de riem waarmee zij door de verdachte was geslagen. [slachtoffer] wees vervolgens op de plek waar zij haar tanden moest plaatsen op het tv-meubel. De verbalisanten zagen dat er op die plek een bloedvlek zichtbaar was. Tot slot wees [slachtoffer] een waterpomptang aan die op de gereedschapskist onder de keukentafel lag, zij verklaarde dat zij hiermee ook mishandeld was. [8]
[slachtoffer] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat de bloedvlek op het tv-meubel niet is ontstaan door het slaan met de honkbalknuppel maar dat zij daaraan voorafgaand al een bloedneus en bloedlip had. [9]
Aanhouding van de verdachte
De verdachte is op 2 november, omstreeks 23:17, buiten heterdaad aangehouden op bevel van de officier van justitie. [10] Op 3 november 2019, omstreeks 08:45 uur, heeft [verbalisant 3] waargenomen dat de rechterhand van de verdachte, ter hoogte van de knokkels rood en gezwollen was. [11]
Getuigen
[betrokkene 1] (de zus van aangeefster) is verhoord door de politie. Zij heeft verklaard dat zij en haar moeder op 2 november werden gebeld door haar zus en dat zij compleet hysterisch en in paniek was en herhaaldelijk zei dat zij weg moest omdat hij haar anders zou vermoorden. [12]
[betrokkene 2] de dochter van [slachtoffer] en de verdachte, op dat moment 7 jaar oud, is in een kindervriendelijke studio door de politie verhoord. Tijdens dit verhoor heeft [betrokkene 2] op vragen van de verbalisant (in het verhoor weergegeven als [verbalisant 4] ) onder meer het volgende verklaard:
‘ [verbalisant 4] : En je vertelde me ook van mama met een gebroken tand. Wat kun je me daar allemaal over vertellen.[betrokkene 2] : Nou papa heeft bijna met een nijptang haar tand eruit gemaakt.
(..)
[verbalisant 4] : Want waarom weet jij dat papa met een nijptang...
[betrokkene 2] : Omdat ik dat heb gezien.[verbalisant 4] : Oké. En waar was jij toen jij dat zag dat papa met een nijptang...[betrokkene 2] : Gewoon thuis. (..) In de woonkamer.
(..)[verbalisant 4] : Oké. En wat zag jij toen precies wat papa bij mama deed met die nijptang?[betrokkene 2] : Nou hij had een stukje hier gedaan. ( [betrokkene 2] wijst naar met haar vinger naar haar voortand.)
(..)[verbalisant 4] : Oké en waardoor komt het dat de tand van mama los zit?[betrokkene 2] : Door de nijptang[verbalisant 4] : Oké. En waar was jij precies in de huiskamer toen je daar zag dat mama...[betrokkene 2] : Achter de bank waar papa altijd ligt. Want ik vond het zelf ook wel een beetje eng.
(..)
[betrokkene 2] : [betrokkene 3] was aan het kleuren en de rest zat achter de bank.
(..)
[verbalisant 4] : En hoe vaak heb je gezien dat het gezicht van mama blauw was?( [betrokkene 2] steekt één vinger in de lucht.)[verbalisant 4] : Dat heb je één keer gezien. Oké.
[verbalisant 4] : En kwam dat gezicht van mama blauw om dat mama zelf iets in haar gezicht had gedaan of had iemand anders iets met haar gezicht had gedaan?[betrokkene 2] : Papa heeft het gedaan.[verbalisant 4] : Papa heeft dat gedaan. En waarom weet je dat papa dat heeft gedaan?[betrokkene 2] : Omdat ik het heb gezien.’[verbalisant 4] : Je hebt het gezien.[betrokkene 2] : ik heb bijna alles gezien.’ [13]
Ook [betrokkene 3] , de zoon van [slachtoffer] en de verdachte, op dat moment tevens 7 jaar oud, is in een kindervriendelijke studio door de politie verhoord. Tijdens dit verhoor heeft [betrokkene 3] (in het verhoor weergegeven als G) op vragen van de verbalisant (in het verhoor weergegeven als P) onder meer het volgende verklaard:
‘P: Heel lelijk had je het over. Maar als mama geslagen wordt, wordt ze dan op haar hoofd geslagen, of wordt ze met een bekertje geslagen, of wordt ze met iets anders geslagen?
G: Eh, ja. Eh, met zo’n scherpe ding. (hij zet zijn handen tegen elkaar en maakt
knijpende/klemmende gebaren met zijn handen.)
P: Een scherpe ding die zo gaat doen? Hoe heet dat?
G: Dat weet ik niet.
P: Oké.
G: Waar je je tanden heel hard mee uit trekt.
P: Waar je tanden mee uit trekt?
G: Ja.
P: Oké. Hoe heet zo’n ding?
G: Dat weet ik niet.
P: Oké. Waar ligt 'ie altijd? Die eh..
G: In het gereedschap.
P: In het gereedschap! Oké. En dat is een ding waar je tanden mee uit trekt?
G: Ja.
P: En hoe weet jij dat?
(..)
G: Ja., omdat ik had gekeken.
P: Had jij gekeken?
G: Ja.
P: En heb je dat gezien dan?
G: Ja.’ [14]
Bevindingen WhatsApp
De WhatsApp-geschiedenis tussen [slachtoffer] en de verdachte is eveneens onderzocht. Hieruit is gebleken dat op 29 september 2019 het volgende gesprek is gevoerd:
‘(…)
29-09-19 07:54 – [verdachte] : Ik moet je niet meer
29-09-19 07:54 – [verdachte] : Je liegt tegen mij
29-09-19 07:55 – [verdachte] : Dat is gewoon teveel
29-09-19 07:55 – [verdachte] : In zo’n korte tijd
29-09-19 07:55 – [verdachte] : Sympatisch denken
29-09-19 07:55 – [verdachte] : Ik mep jou ook
29-09-19 07:55 – [verdachte] : Dat wil je ook niet
29-09-19 07:55 – [verdachte] : Ik ben gewoon niet meer de juiste voor jou
(…)
29-09-19 08:58 - [slachtoffer] : Grotten van han
29-09-19 08:58 - [verdachte] : Nee
29-09-19 08:58 - [verdachte] : Wil ik niet meer heen
29-09-19 08:58 - [verdachte] : Zeker niet met mijn moeder erbij
29-09-19 08:59 - [verdachte] : Moet ik je daar op je muilslaan
29-09-19 08:59 - [verdachte] : En daarna 4 uur in de auto
29-09-19 09:00 - [slachtoffer] : Moet ik me ma dan afzeggen of zal ik dr laten
komen en foundation doen
29-09-19 09:00 - [verdachte] : Afzeggen
29-09-19 09:00 - [slachtoffer] : Als ze toch gaat komen zoals je zegt
29-09-19 09:10 - [slachtoffer] : Zeg wel dat we een gezinsdagje gaan doen. Dat we gaan minigolven en daarna bij de mac gaan eten'
[slachtoffer] stuurde vervolgens om 11:15 uur een foto van zichzelf waarop te zien was dat zij een blauw oog had. [15]
Bevindingen telefoon [slachtoffer]
De telefoon van [slachtoffer] is onderzocht en hierbij werden verschillende afbeeldingen aangetroffen waarop zij zichtbaar letsel had. De eerste afbeelding dateerde van 29 september 2019 om 11:15 uur. Dit betrof de hiervoor beschreven foto die [slachtoffer] op die dag naar de verdachte heeft gestuurd en waarop te zien is dat zij een blauw oog heeft. Vervolgens werden er drie afbeeldingen aangetroffen die dateerde van 2 oktober 2019. Hierop was te zien dat [slachtoffer] diverse (grote) blauwe en paarse plekken had zitten op haar benen, rug, armen en schouders. [16]
3.4.2
Het oordeel van de rechtbank
Betrouwbaarheid van de verklaringen [slachtoffer]
De rechtbank stelt allereerst vast dat de verklaringen die [slachtoffer] op verschillende momenten heeft afgelegd op hoofdlijnen consistent en gedetailleerd zijn. Haar verklaringen vinden bovendien in voldoende mate steun in de aard en de ernst van het bij [slachtoffer] geconstateerde letsel, maar ook in de verklaringen van de kinderen (die de rechtbank zoals hierna zal blijken bruikbaar acht voor het bewijs), die verklaren over de tang die op de tand van [slachtoffer] werd gezet en over wie de blauwe plekken op het gezicht van [slachtoffer] heeft veroorzaakt. Voorts ondersteunen de sporen in de woning de lezing van [slachtoffer] . Haar verklaring past ook bij de hevige emotionele toestand waarin zowel haar zus als de verbalisant [slachtoffer] op 2 november 2019 hebben aangetroffen. Gelet daarop acht de rechtbank de verklaringen van [slachtoffer] over wat zich op 1 en 2 november heeft afgespeeld voldoende betrouwbaar en daarmee bruikbaar voor het bewijs.
Betrouwbaarheid van de verklaringen van de kinderen
Ten aanzien van de verklaringen van [betrokkene 3] en [betrokkene 2] merkt de rechtbank op dat met verklaringen van kinderen van een zodanig jonge leeftijd zeer voorzichtig moet worden omgegaan. [betrokkene 3] en [betrokkene 2] hebben echter in hun verhoren allebei duidelijk verklaard dat zij zelf hebben gezien dat de verdachte een tang op de tand van hun moeder had gezet. [betrokkene 2] maakt in haar verklaring bovendien onderscheid tussen wat zij zelf heeft gezien en wat zij van anderen heeft gehoord. De rechtbank ziet daarom ook geen redenen om te twijfelen aan de verklaringen van zowel [betrokkene 3] als [betrokkene 2] en zal deze gebruiken ter ondersteuning van de verklaring van [slachtoffer] .
Alternatieve scenario
Het door de verdachte aangevoerde alternatieve scenario dat hij [slachtoffer] op 2 november 2019 meermalen heeft geduwd waardoor zij ten val is gekomen en dat zij zichzelf met een knuppel heeft geslagen en zichzelf in haar keel heeft geknepen, acht de rechtbank ongeloofwaardig. Nog los van de absurditeit van het scenario dat [slachtoffer] zichzelf zodanig en op die manier zou verwonden, heeft de rechtbank in het dossier geen enkel aanknopingspunt aangetroffen dat het scenario van de verdachte ondersteunt. Het door de verdediging opgeworpen alternatieve scenario wordt dan ook verworpen.
Dagvaarding 1
Feit 1
De rechtbank is op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen van oordeel dat is komen vast te staan dat de verdachte [slachtoffer] omstreeks 1 november 2019 meermalen met een honkbalknuppel op het achterhoofd heeft geslagen, met zijn vuisten en met zijn ellebogen tegen het gezicht, de armen en elders op het lichaam van [slachtoffer] heeft geslagen, meermalen aan de haren van [slachtoffer] heeft getrokken en meermalen [slachtoffer] van het bed en op de grond heeft geduwd en getrokken en gegooid. [slachtoffer] heeft hierdoor verscheidene hematomen opgelopen over haar gehele lichaam en gezicht; ook is door het slaan met de honkbalknuppel een stukje van haar tand afgebroken. De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag hoe dit geweld moet worden gekwalificeerd.
De rechtbank acht, evenals de officier van justitie en de verdediging, niet bewezen wat de verdachte (impliciet) primair ten laste is gelegd. Op grond van de bewijsmiddelen en het verhandelde ter terechtzitting kan niet worden vastgesteld dat een aanmerkelijke kans heeft bestaan op het ontstaan van dodelijk letsel. De verdachte zal daarom worden vrijgesproken van de poging tot doodslag.
De rechtbank acht wel bewezen wat de verdachte (impliciet) subsidiair ten laste is gelegd. Naar algemene ervaringsregels roept het meermalen slaan met een honkbalknuppel op het achterhoofd en het slaan met de ellebogen in het gezicht telkens de aanmerkelijke kans in het leven dat dat slachtoffer zwaar lichamelijk letsel oploopt. Het hoofd is immers een kwetsbaar onderdeel van het lichaam.
Voor de vaststelling dat de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan zo'n kans is niet alleen vereist dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard (op de koop toe heeft genomen).
De rechtbank is van oordeel dat de gedragingen van verdachte naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als zozeer op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel gericht te zijn dat het, behoudens aanwijzingen voor het tegendeel, niet anders kan zijn geweest dan dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard. Van dergelijke aanwijzingen is niet gebleken. De rechtbank acht de ten laste gelegde poging tot zware mishandeling dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2
De rechtbank is eveneens van oordeel dat is komen vast te staan dat de verdachte op 2 november 2019 de keel van [slachtoffer] heeft dichtgeknepen, meermalen met zijn vuisten en met zijn ellebogen tegen het gezicht, de armen en elders op het lichaam van die [slachtoffer] heeft geslagen, meermalen die [slachtoffer] (al dan niet terwijl zij op de grond lag en al dan niet met het nemen van een aanloop) (met kracht) tegen het lichaam heeft geschopt en meermalen met zijn knieën tegen het gezicht van die [slachtoffer] heeft geschopt, althans die [slachtoffer] knietjes in het gezicht heeft gegeven en meermalen die [slachtoffer] op haar hand en op haar arm heeft geslagen. De rechtbank ziet zich ook hierbij gesteld voor de vraag hoe dit geweld moet worden gekwalificeerd.
De rechtbank acht, evenals de officier van justitie en de verdediging, niet bewezen wat de verdachte (impliciet) primair ten laste is gelegd. Op grond van de bewijsmiddelen en het verhandelde ter terechtzitting kan niet worden vastgesteld dat een aanmerkelijke kans heeft bestaan op het ontstaan van dodelijk letsel. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van de poging tot doodslag.
De rechtbank acht wel bewezen wat de verdachte (impliciet) subsidiair ten laste is gelegd. Naar algemene ervaringsregels roept het dichtknijpen van de keel, het schoppen met de knieën tegen het gezicht en het met de ellebogen tegen het gezicht slaan telkens de aanmerkelijke kans in het leven dat dat slachtoffer zwaar lichamelijk letsel oploopt. De hals en het hoofd zijn immers kwetsbare delen van het lichaam. Ook het (met kracht) tegen het lichaam schoppen terwijl daarbij een aanloop is genomen roept de aanmerkelijke kans in het leven dat het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel oploopt.
Voor de vaststelling dat de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan zo'n kans is niet alleen vereist dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard (op de koop toe heeft genomen).
De rechtbank is van oordeel dat de gedragingen van verdachte naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als zozeer op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel gericht te zijn dat het, behoudens aanwijzingen voor het tegendeel, niet anders kan zijn geweest dan dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard. Van dergelijke aanwijzingen is niet gebleken. De rechtbank acht de poging tot zware mishandeling wettig en overtuigend bewezen.
Feit 3
De rechtbank acht de verklaringen die [slachtoffer] heeft afgelegd over eerdere mishandelingen eveneens betrouwbaar voor het bewijs. Haar verklaringen vinden steun in objectieve bewijsmiddelen, te weten de inhoud van het WhatsApp-gesprek van 29 september 2019 tussen [slachtoffer] en de verdachte waarin de verdachte schrijft dat hij [slachtoffer] “mept”, en voorts “dat hij haar op haar muil moet slaan” en waarin zij het hebben over of zij met de moeder van [slachtoffer] gaan afspreken en of [slachtoffer] dan foundation op moet doen, waarna [slachtoffer] een afbeelding van haar zelf stuurt waarop is te zien dat zij een blauw oog heeft. Voorts vinden de verklaringen van [slachtoffer] steun in de aangetroffen foto’s van 2 oktober 2019 waarop diverse (grote) blauwe en paarse plekken te zien zijn op haar benen, rug, armen en schouders. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte [slachtoffer] in de periode van 1 september 2019 tot en met 31 oktober 2019 heeft mishandeld door haar tegen het lichaam en hoofd te slaan met zijn vuisten, tegen haar lichaam te schoppen en haar knietjes te geven in het gezicht.
Hoewel er aanwijzingen zijn dat de mishandelingen ook reeds vóór 1 september 2019 hebben plaatsgevonden, bevat het dossier niet voldoende ondersteuning van de verklaring van [slachtoffer] om tot een bewezenverklaring hiervan te komen. Van de ten laste gelegde mishandelingen van [slachtoffer] over de periode van 25 januari 2015 tot en met 31 augustus 2019 zal de verdachte dan ook worden vrijgesproken.
Dagvaarding 2
De rechtbank acht tot slot wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte [slachtoffer] heeft bedreigd met zwaar lichamelijk letsel door een (waterpomp)tang op een tand van [slachtoffer] te zetten en aldus te dreigen die tand eruit te zullen trekken. De verklaring van [slachtoffer] op dit punt wordt ondersteund door de verklaringen van zowel [betrokkene 3] als [betrokkene 2] , die over deze bedreiging hebben verklaard. Voorts is een waterpomptang in de woning aangetroffen.
Met betrekking tot de overige ten laste gelegde bedreigingen biedt het dossier onvoldoende steun, zodat de verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat:
Dagvaarding 1 (09/262538-19)
1.
hij omstreeks 1 november 2019 te ’s-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
- meermalen die [slachtoffer] met een honkbalknuppel, op het achterhoofd heeft geslagen en
- meermalen met zijn vuisten en met zijn ellebogen tegen het gezicht en de armen en (elders op) het lichaam van die [slachtoffer] heeft geslagen en
- meermalen aan de haren van die [slachtoffer] heeft getrokken en
- meermalen die [slachtoffer] van het bed en op de grond heeft geduwd en getrokken en gegooid, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 2 november 2019 te ’s-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
- de keel van die [slachtoffer] heeft dichtgeknepen en
- meermalen met zijn vuisten en met zijn ellebogen tegen het gezicht en de armen en het lichaam van die [slachtoffer] heeft geslagen en
- meermalen die [slachtoffer] (al dan niet terwijl zij op de grond lag) (en al dan niet met het nemen van een aanloop) (met kracht) tegen haar lichaam heeft geschopt en
- meermalen met zijn (verdachtes) knieën tegen het gezicht van die [slachtoffer] heeft geschopt, althans die [slachtoffer] meermalen ‘knietjes’ in het gezicht heeft gegeven, en
- meermalen die [slachtoffer] met een riem op haar hand en haar arm heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij in de periode van 1 september 2019 tot en met 31 oktober 2019 te 's-Gravenhage, althans in Nederland, zijn levensgezel, [slachtoffer] , meermalen heeft mishandeld door op één of meer tijdstippen
- die [slachtoffer] meermalen (met kracht) met zijn vuisten tegen haar hoofd en haar lichaam te slaan en
- die [slachtoffer] meermalen (met kracht) tegen haar lichaam te schoppen en
- die [slachtoffer] meermalen knietjes in het gezicht te geven.
Dagvaarding 2 (09/085809-20)
hij op 2 november 2019 te 's-Gravenhage [slachtoffer] heeft bedreigd met zware mishandeling, door opzettelijk dreigend
- een (waterpomp)tang, op een tand van die [slachtoffer] te zetten en aldus ermee te dreigen die tand eruit te zullen trekken.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging en de oplegging van de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht. Daarnaast heeft zij gevorderd dat aan de verdachte een maatregel tot gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om aan de verdachte een gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan het reeds ondergane voorarrest, eventueel aangevuld met een voorwaardelijke straf. Met betrekking tot de gevorderde maatregel heeft de raadsman geen standpunt ingenomen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De na te melden straf en maatregel zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee pogingen tot zware mishandeling van zijn toenmalige partner. Hij heeft haar hierbij onder meer meermalen met een honkbalknuppel tegen het achterhoofd geslagen, haar keel dichtgeknepen, haar knietjes in het gezicht gegeven, haar tegen het lichaam getrapt terwijl hij daarbij een aanloop nam, haar met een riem geslagen, haar aan haar haren getrokken en haar met zijn vuisten geslagen, zowel tegen haar lichaam als tegen haar hoofd. Ten tijde van deze geweldshandelingen heeft hij ook een (waterpomp)tang gepakt en deze op de tand van [slachtoffer] gezet en gedreigd deze eruit te trekken. Tot slot heeft de verdachte zich in ieder geval schuldig gemaakt aan meerdere mishandelingen van zijn partner in de twee maanden voorafgaand aan deze gebeurtenissen. Het betreft hier buitengewoon ernstige geweldshandelingen, die in een langere periode hebben plaatsgevonden. De foto’s van het bij [slachtoffer] geconstateerde letsel die zich in het dossier bevinden spreken boekdelen over de aard en intensiteit van het door de verdachte op haar uitgeoefende geweld.
Door op deze manier te handelen heeft de verdachte een zeer ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Dat [slachtoffer] geen zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen is niet aan de verdachte te danken. Bovendien heeft de verdachte op geen enkele manier verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen, integendeel. Volgens hem zou [slachtoffer] zichzelf met een knuppel hebben geslagen en haar eigen keel hebben dichtgeknepen. Op de vraag hoe [slachtoffer] de enorme blauwe plek op haar been had opgelopen, antwoordde de verdachte ter terechtzitting dat dit kwam doordat zij tijdens het uitlaten van de hond in de bosjes was gevallen. Door het opperen van dergelijke onwaarschijnlijke verklaringen voor het letsel van [slachtoffer] heeft de verdachte laten zien dat hem elk inzicht in zijn eigen handelen en inzicht in de gevolgen die het geweld voor [slachtoffer] hebben gehad, ontbreekt. Het huiselijk geweld heeft plaatsgevonden in de woning van het slachtoffer, de plek waar zij zich bij uitstek veilig hoort te voelen. Daarbij rekent de rechtbank het de verdachte zwaar aan dat het geweld plaats heeft gevonden in de aanwezigheid van hun vier jonge kinderen. Het is algemeen bekend dat kinderen die getuige zijn van huiselijk geweld vaak psychische schade oplopen waar zij langdurig, en soms zelfs hun hele leven, last van blijven houden.
In het kader van de uitoefening van het spreekrecht heeft [medewerker reclassering 2] ter terechtzitting van 10 september 2020, namens [slachtoffer] een verklaring voorgedragen. Daaruit blijkt duidelijk de ernst van de gevolgen die de mishandelingen voor haar hebben gehad, niet alleen fysiek maar ook psychisch. Het is voor [slachtoffer] onvoorstelbaar dat de verdachte haar dit heeft kunnen aandoen in het bijzijn van hun kinderen. Ook zij ondervinden hier nog elke dag de gevolgen van en zijn hiervoor in behandeling bij een psycholoog.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 14 augustus 2020. Daaruit blijkt dat hij in 2006 eveneens is veroordeeld wegens partnermishandeling.
De verdachte is ter observatie opgenomen geweest in het Pieter Baan Centrum. Naar aanleiding daarvan hebben [psychiater] en [GZ-psycholoog] , beiden verbonden aan het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie, locatie Pieter Baan Centrum, in opdracht van de rechtbank Den Haag, en in samenwerking met de overige leden van het onderzoekend team, onderzoek verricht naar de geestvermogens van de verdachte. De bevindingen van dit onderzoek zijn neergelegd in de Pro Justitia rapportage van 27 juli 2020. Hieruit is gebleken dat de verdachte niet heeft meegewerkt aan het onderzoek. In contact met de groepsleiding in het Pieter Baan Centrum is opgevallen dat de verdachte een sterkte mate van regie wil voeren. Zijn weigering om met de psychiater en psycholoog in gesprek te gaan kan ook geïnterpreteerd worden als een poging om de regie te houden, aldus de onderzoekers. Daarnaast is geconstateerd dat de verdachte in 2006 eerder is veroordeeld wegens partnergeweld. De rapporteurs zien parallellen tussen de aangifte van 2006 en de aangifte in deze zaak. In beide gevallen heeft de verdachte het extreme geweld altijd ontkend. De onderzoekers hebben geconcludeerd dat psychopathologie ten aanzien van de verdachte niet kan worden vastgesteld, maar – door de grote beperkingen van het onderzoek – ook niet met zekerheid kan worden uitgesloten. Dat geldt ook voor de periode van de ten laste gelegde feiten. Vanwege het voorgaande is niet duidelijk of, en zo ja in welke mate, enige psychische stoornis van invloed is geweest in de aanloop naar en ten tijde van de ten laste gelegde feiten. Met betrekking tot het recidiverisico hebben de onderzoekers geconcludeerd dat – als de verdachte voor de onderhavige feiten wordt veroordeeld – er sprake is van een patroon van geweld binnen intieme partnerrelaties. Ongeacht de onderliggende psychopathologie is dit patroon een serieuze voorspeller van een risico op toekomstig partnergeweld.
Tot slot heeft de rechtbank acht geslagen op het reclasseringsadvies, opgemaakt door [medewerker reclassering 1] op 8 september 2020. De kans op recidive wordt door de reclassering aanwezig geacht, gezien de aard van de delicten, de tijdsduur en het geschetste beeld in het proces-verbaal alsmede in de rapportage van het Pieter Baan Centrum. Het risico op onttrekking van de voorwaarden wordt als hoog ingeschat, gezien de weigering mee te werken aan de totstandkoming van zowel de onderzoeken in het Pieter Baan Centrum als een reclasseringsrapportage. Dit alles in overweging nemende spreekt de reclassering haar zorgen uit voor de toekomst met betrekking tot de kans op recidive en letselschade. De reclassering adviseert om, naast een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht op te leggen, zodat gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende voorwaarden toegepast kunnen worden na de gevangenisstraf.
De op te leggen straf
Gelet op de aard, ernst en langere duur van de bewezen verklaarde feiten en het feit dat de verdachte geen inzicht in zijn persoon heeft willen geven waardoor het recidiverisico lastig is in te schatten, kan naar het oordeel van de rechtbank niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het ondergane voorarrest al dan niet aangevuld met een voorwaardelijke straf, zoals is voorgesteld door de raadsman, doet geen recht aan de aard en de ernst van de feiten zoals die hierboven zijn omschreven. De straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd, brengen de rechtbank wel tot een lagere straf dan door de officier van justitie is gevorderd. De rechtbank zal daarom aan de verdachte opleggen een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren met aftrek van tijd die hij vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
De op te leggen maatregel
Gelet op de rapportages van het Pieter Baan Centrum en de reclassering, is de rechtbank van oordeel dat in onderhavige zaak het voorkomen van recidive van zwaarwegend belang is. Om dit te kunnen bewerkstelligen, kan een maatregel tot vrijheidsbeperking en gedragsbeïnvloeding, als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht, worden opgelegd. Deze maatregel houdt in dat de verdachte zich na detentie aan vrijheidsbeperkende en gedragsbeïnvloedende maatregelen dient te houden en zich moet conformeren aan langdurig toezicht van de reclassering, opdat het risico op herhaling wordt geminimaliseerd.
Aan de voorwaarden voor oplegging van genoemde maatregel is naar het oordeel van de rechtbank voldaan. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de hierboven bewezen geweldsmisdrijven, alle begaan tegen zijn partner. Dit zijn misdrijven die gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen en op deze strafbare feiten zijn naar de wettelijke omschrijving gevangenisstraffen van vier of meer jaren gesteld. Bovendien is naar het oordeel van de rechtbank de oplegging van de maatregel in het belang van de bescherming van de veiligheid van anderen, immers is de verdachte door onderhavige veroordeling nu al tweemaal veroordeeld wegens partnergeweld en is dit – volgens de rapporteurs van het Pieter Baan Centrum – een serieuze voorspeller dat de verdachte zich hier in de toekomst nogmaals schuldig aan zal maken.
De rechtbank zal dan ook, naast een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren, aan de verdachte de maatregel opleggen als bedoeld in 38z van het Wetboek van Strafrecht. Aan het einde van de detentie zal nader moeten worden bezien wat de concrete inhoud zal zijn van de op te leggen vrijheidsbeperkende en gedragsbeïnvloedende voorwaarden.

7.De vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

[slachtoffer] heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend ter hoogte van
€ 32.095,97, bestaande uit materiële en immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke
rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De gestelde schade bestaat uit:
materiële schade:
- verhuiskosten € 1.000,--
- vervanging van de inboedel € 2.000,--
- verlies betaalde arbeid (inkomensachteruitgang) € 13.321,22
- kosten opvragen medische informatie € 104,75
- eigen risico 2019 € 335,--
- eigen risico 2020 € 335,--
immateriële schade: € 15.000,--
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft met betrekking tot de gevorderde materiële schade geconcludeerd tot toewijzing van de vordering, met uitzondering van de post ‘vervanging van de inboedel’. Deze dient afgewezen te worden. Met betrekking tot de gevorderde immateriële schade heeft de officier van justitie geconcludeerd tot – eventueel gedeeltelijke – toewijzing.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij – gelet op de omvang van de vordering en het tijdstip waarop deze is ingediend – niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de vordering met betrekking tot de gevorderde materiële schade afgewezen dient te worden op de volgende posten: ‘verhuiskosten’, ‘vervanging van de inboedel’, ‘eigen risico 2019’ en ‘eigen risico 2020’. Voor de gevorderde immateriële schade heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de hoogte hiervan gematigd dient te worden.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Het verweer van de raadsman, inhoudende dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering, wordt verworpen nu de raadsman – mede gelet op de relatief eenvoudige aard van de vordering – voldoende in de gelegenheid is geweest om het verweer tegen de vordering voor te bereiden en daarop te reageren.
7.3.1
Materiële schade
Verlies betaalde arbeid, opvragen medische informatie en eigen risico 2019 en 2020
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de posten ‘verlies betaalde arbeid (inkomensachteruitgang)’, ‘kosten opvragen medische informatie’, ‘eigen risico 2019’ en ‘eigen risico 2020’ zijn door of namens de verdachte niet of niet voldoende gemotiveerd betwist en door en namens de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan naar het oordeel van de rechtbank dan ook worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks materiële schade heeft geleden door de bewezen verklaarde feiten, ter grootte van het gevorderde bedrag, te weten
€ 14.095,97.
Verhuiskosten en vervanging van de inboedel
Ten aanzien van de gevorderde verhuiskosten en kosten voor vervanging van de inboedel stelt de rechtbank voorop dat het alleszins begrijpelijk is dat de benadeelde partij niet in de woning is blijven wonen waar het bewezenverklaarde is gepleegd. De verhuiskosten en de kosten voor de vervanging van de inboedel staan dan ook in rechtstreeks verband tot het bewezen verklaarde feit, zodat dit voor rekening van de verdachte behoort te komen. De rechtbank constateert echter ook dat uit de toelichting en onderbouwing van de opgevoerde kosten niet blijkt wat de precieze omvang daarvan is. De rechtbank zal de schade met betrekking tot de verhuiskosten naar billijkheid vaststellen op een bedrag van € 250,--. Met betrekking tot de vervanging van de inboedel overweegt de rechtbank dat deze kosten aannemelijk zijn geworden gelet op het feit dat de benadeelde partij haar nieuwe woning heeft moeten inrichting voor haarzelf én voor haar vier kinderen terwijl zij niets uit de oude woning heeft meegenomen en dit gelet op de omstandigheden (zij zat ondergedoken) ook niet van haar verlangd kon worden. De rechtbank zal dan ook het gehele gevorderde bedrag van € 2.000,-- toewijzen.
Immateriële schade
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door de bewezenverklaarde feiten. Door en namens de benadeelde partij is ter toelichting op de vordering aangevoerd dat zij fysiek letsel heeft opgelopen waardoor zij nog altijd last heeft van wazig zicht. Daarnaast heeft de benadeelde partij zich tot een psycholoog gewend die bij haar een posttraumatische stressstoornis heeft vastgesteld. De benadeelde wordt hiervoor behandeld door middel van EMDR-therapie en de verwachting is dat – gelet op de ernst van het
trauma – dit een langdurig traject zal worden van tot wel 36 sessies. De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij hiermee heeft aangetoond dat sprake is van psychische schade, welke voor vergoeding in aanmerking komt. Gelet hierop zal de rechtbank de geleden immateriële schade naar billijkheid vaststellen op een bedrag van € 7.000,--.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Totaal toegewezen
De rechtbank zal – gelet op het voorgaande – de vordering toewijzen tot een bedrag van
€ 23.345,97, bestaande uit € 16.345,97 aan materiële schade en € 7.000,-- aan immateriële schade.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 2 november 2019, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
Nu de verdachte voor de bewezenverklaarde strafbare feiten zal worden veroordeeld en hij jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door deze feiten is toegebracht, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 23.345,97, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 2 november 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening.

8.De inbeslaggenomen voorwerpen

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen (beslaglijst, die als
bijlage 1aan dit vonnis is gehecht) onder 1 tot en met 5, 7, en 10 genummerde voorwerpen, te weten het beddengoed, de handdoeken, de riem en de telefoons, zullen worden verbeurdverklaard, dat het onder 6 genummerde voorwerp, te weten de honkbalknuppel zal worden onttrokken aan het verkeer en dat het onder 8 genummerde voorwerp, te weten het slagwapen, zal worden teruggegeven aan de verdachte.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 9 en 10 genummerde voorwerpen, te weten de telefoons, teruggegeven dienen te worden aan de verdachte. Met betrekking tot de overige inbeslaggenomen voorwerpen heeft de raadsman geen standpunt ingenomen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de op de beslaglijst onder 6 en 7 genummerde voorwerpen, te weten de honkbalknuppel en de riem verbeurdverklaren. Deze voorwerpen zijn voor verbeurdverklaring vatbaar, aangezien deze voorwerpen aan verdachte toebehoren en met behulp van deze voorwerpen de onder 1 en 2 van dagvaarding 1 bewezenverklaarde feiten zijn begaan.
Bij de vaststelling van deze bijkomende straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
Nu het belang van strafvordering zich daartegen niet meer verzet, zal de rechtbank de teruggave aan de verdachte gelasten van de op de beslaglijst onder 1 tot en met 5 en 8 tot en met 10 genummerde voorwerpen, te weten het beddengoed, de handdoeken, het slagwapen en de telefoons.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 33, 33a, 36f, 38z, 45, 57, 285, 300, 302 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

10.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan, zoals die hierboven onder 3.5 bewezen zijn verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
dagvaarding 1(parketnummer: 09/262538-19):
ten aanzien van feit 1:
poging tot zware mishandeling;
ten aanzien van feit 2:
poging tot zware mishandeling;
ten aanzien van feit 3:
mishandeling, begaan tegen zijn levensgezel;
dagvaarding 2 (parketnummer: 09/085809-20):
bedreiging met zware mishandeling;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
3 (DRIE) JAREN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
legt aan de verdachte op
de maatregel tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [slachtoffer] een bedrag van € 23.345,97, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 2 november 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 23.345,97, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 2 november 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt – onder handhaving van voormelde verplichting – gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 151 dagen. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
verklaart verbeurd de op de beslaglijst onder 6 en 7 genummerde voorwerpen, te weten:
1. STK honkbalknuppel;
1. STK riem;
gelast de teruggave aan de verdachte van de op de beslaglijst onder 1 tot en met 5 en 8 tot en met 10 genummerde voorwerpen, te weten:
1. STK beddengoed;
1. STK handdoek;
1. STK beddengoed;
2 STK beddengoed;
1. STK handdoek;
1. STK slagwapen;
1. STK telefoontoestel;
1. STK telefoontoestel.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.M. Boogers, voorzitter,
mr. R. Verkijk, rechter,
mr. R. Wieringa, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. I.J.M.W. van der Sanden, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 24 september 2020.
Mr. Verkijk is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer [PL nummer] , van de politie eenheid Den Haag, districtsrecherche Den Haag-West, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 462).
2.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 12-13.
3.Proces-verbaal van aangifte, blz. 34-37; proces-verbaal van verhoor aangeefster, blz. 38-53 (incl. bijlage) en het proces-verbaal verhoor van getuige [slachtoffer] bij de rechter-commissaris (ongenummerd).
4.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 14-33 (incl. bijlagen).
5.Een geschrift, te weten een brief, opgesteld door [arts-assistent] (arts-assistent in het HMC Westeinde), blz. 134-135.
6.Een geschrift, te weten een medisch forensisch onderzoek, opgemaakt door [forensisch arts] , blz. 418-429.
7.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 54-57, 74-76, 79-84 (incl. bijlagen).
8.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 141-145 (incl. bijlagen).
9.Proces-verbaal verhoor van getuige [slachtoffer] (ongenummerd).
10.Proces-verbaal van aanhouding, blz. 96-98.
11.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 103-104 (incl. bijlage).
12.Proces-verbaal van verhoor getuige, blz. 90-91.
13.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 401-410.
14.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 393.
15.Proces-verbaal van bevindingen (WhatsApp-gesprek [verdachte] en [slachtoffer] ), blz. 191.
16.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 378-383 (incl. bijlagen).