ECLI:NL:RBDHA:2020:9260

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 september 2020
Publicatiedatum
24 september 2020
Zaaknummer
597032
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige met zorgen over cognitieve en sociaal-emotionele ontwikkeling

In deze zaak heeft de kinderrechter op 11 september 2020 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2010. De aanleiding voor het verzoek tot verlenging kwam van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, die zich zorgen maakte over de cognitieve en sociaal-emotionele ontwikkeling van de minderjarige. De moeder van de minderjarige erkent de zorgen over ADD en een leerstoornis, maar heeft moeite met het inzicht in de problemen die zich voordoen in de ouder-kindrelatie. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er een symbiotische relatie bestaat tussen de moeder en de minderjarige, wat leidt tot een verstoorde gehechtheidsrelatie. De moeder toont enige bereidheid om psycho-educatie te volgen, maar ontkent veel van de zorgen die door hulpverleners worden geuit.

De kinderrechter heeft de feiten en het procesverloop in overweging genomen, waaronder het psychodiagnostisch onderzoeksverslag van Family Supporters. De zorgen over de ontwikkeling van de minderjarige zijn in het afgelopen jaar beter in kaart gebracht, en er zijn aanwijzingen dat de minderjarige achteruit is gegaan op school en emotioneel achterloopt op zijn leeftijdsgenoten. De kinderrechter oordeelt dat de gronden voor ondertoezichtstelling nog steeds aanwezig zijn en dat het noodzakelijk is om de ondertoezichtstelling te verlengen. De kinderrechter heeft besloten de ondertoezichtstelling van de minderjarige te verlengen van 13 september 2020 tot 13 september 2021, met behoud van de William Schrikker Stichting als gecertificeerde instelling.

De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 18 september 2020. Hoger beroep tegen deze beschikking kan binnen drie maanden na de uitspraak worden ingesteld door de verzoeker en belanghebbenden.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/597032 / JE RK 20-1825
Datum uitspraak: 11 september 2020

Beschikking van de kinderrechter

Verlenging ondertoezichtstelling

in de zaak naar aanleiding van het op 31 juli 2020 ingekomen verzoekschrift van:
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering(hierna te noemen: de gecertificeerde instelling),
betreffende:

[minderjarige] geboren op [geboortedag] 2010 te [geboorteplaats] ,

hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de vrouw]
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. C.M.H. Revis, te Den Haag.

Het procesverloop

De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift, met bijlagen;
- het psychodiagnostisch onderzoeksverslag van Family Supporters d.d. 5 augustus 2020.
Op 11 september 2020 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Daarbij zijn verschenen:
- mevrouw [vertegenwoordiger van de GI] , namens de gecertificeerde instelling;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- mevrouw [vertrouwenspersoon] voor moeder, als toehoorder.

Feiten

- [minderjarige] is erkend door de vader, [de man] .
- De moeder is belast met het ouderlijk gezag.
- [minderjarige] verblijft bij de moeder.
- De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking d.d. 13 september 2019 [minderjarige] onder toezicht gesteld van 13 september 2019 tot 13 september 2020.

Verzoek en verweer

Het verzoek strekt tot verlenging van de ondertoezichtstelling voor de periode van één jaar. Blijkens de stukken en het verhandelde ter zitting ligt aan het verzoek het volgende ten grondslag. Het afgelopen jaar is geprobeerd de thuissituatie van [minderjarige] te stabiliseren, maar gedurende het jaar zijn nieuwe zorgen naar voren gekomen. Op dit moment is er geen ruzie tussen de moeder en grootmoeder, maar de relatie is nog wel onstabiel. [minderjarige] houdt zich nog steeds bezig met (negatieve) familiebanden en zijn eigen positie daarin. Verder zijn er zorgen op school. Hij is gedurende het schooljaar achteruit gegaan op didactisch gebied en gezien wordt dat hij achterloopt in zijn emotionele ontwikkeling in vergelijking met zijn jongere klasgenoten. Uit het persoonlijkheidsonderzoek dat vanuit Family Supporters is verricht, komt naar voren dat bij [minderjarige] sprake is van ADD en er sterke aanwijzingen zijn voor dyslexie. Verder is sprake is van een symbiotische relatie tussen [minderjarige] en zijn moeder, waardoor een verstoorde gehechtheidsrelatie is ontstaan. Zolang de ouder-kindrelatie niet verandert, kan dit tot een verdere ontwikkelingsbedreiging voor [minderjarige] leiden. Op basis van het persoonlijkheidsonderzoek zijn aanbevelingen gedaan, maar de moeder staat niet achter alle aanbevelingen. Het is zorgelijk dat de moeder veel van de zorgen die door verschillende hulpverleners worden gedeeld, zelf niet als zorg ziet en ervaart. Ze lijkt de zorgen te ontkennen en te bagatelliseren. Het is positief dat de moeder ter zitting verklaart open te staan voor psycho-educatie, maar tijdens het laatste gesprek met de jeugdbeschermer stond de moeder daar nog absoluut niet voor open. Zij vindt ook dat de betrokkenheid van de gezinscoach niet van toegevoegde waarde is en ze geen leerdoelen heeft. Daarop hebben de regiebehandelaar en gezinscoach gezegd dat hun betrokkenheid dan een beetje ophoudt. Daarnaast kan de moeder zeer emotioneel worden, waarin zij zichzelf lijkt te verliezen en het allemaal niet meer kan overzien. Daarin lijkt een patroon te zijn ontstaan, maar er is heerst nog onduidelijkheid over de persoonlijkheidsonderzoeken die naar de moeder in het verleden zouden zijn verricht. Indien de ondertoezichtstelling wordt verlengd, zal er meer aandacht naar de moeder uit moeten gaan. Het is belangrijk dat zij inzicht krijgt in wat haar gedrag voor effect heeft op de relatie tussen haar en [minderjarige] . Er dient te worden ingezet op het verminderen van de zorgen rondom de symbiotische relatie, zodat [minderjarige] zich op school en op andere gebieden verder kan ontwikkelen.
Door en namens de moeder is verweer gevoerd en bepleit het verzoek af te wijzen. De advocaat van de moeder heeft daartoe ter zitting het volgende naar voren gebracht.
De moeder werkt mee met de hulpverlening en het is nog maar de vraag of sprake is van een ernstige bedreiging in de ontwikkeling van [minderjarige] . Dit maakt dat er onvoldoende grond is om de ondertoezichtstelling te verlengen. In de relatie tussen de moeder, [minderjarige] en de grootmoeder is een positieve ontwikkeling te zien die stand houdt. De moeder kan zich vinden in de conclusie dat bij [minderjarige] sprake is van ADD. De moeder heeft er vertrouwen in dat de school goed kan onderzoeken wat voor [minderjarige] verder nog nodig is. Ze zal meegaan in de adviezen die de school zal geven. Verder wordt door de hulpverleningsinstanties opgemerkt dat de moeder gestrest is en dit niet goed is voor [minderjarige] . Wellicht is de ondertoezichtstelling juist een stressgevende factor door de hoeveelheid hulpverleners die betrokken is. Ondertussen zijn er veel beschermende factoren aanwezig. Vanuit school is er begeleiding voor [minderjarige] , het is inmiddels bekend welke problematiek bij hem speelt en de moeder krijgt psycho-educatie. Vanuit Families Supporters is gezegd dat de gezinscoach zal stoppen wanneer de psycho-educatie is afgerond. Ook volgt de moeder de aanbevelingen op die vanuit het persoonlijkheidsonderzoek zijn gegeven. Ze is het ermee eens dat [minderjarige] een sport moet beoefenen en laat hem meer los. Hij is iedere week op de kinderboerderij en gaat naar de naschoolse opvang.
Voorts heeft de moeder naar voren gebracht dat ze goed heeft meegewerkt aan de hulpverlening en inmiddels geen hulpvraag meer heeft. De persoonlijkheidsonderzoeken naar [minderjarige] zijn verricht en het is fijn dat hij naar het speciaal onderwijs gaat. De hulpverlening heeft volgens de moeder alleen maar belemmeringen opgeleverd in plaats van voordelen. Zij en [minderjarige] willen graag rust en verder met hun leven. In het verleden is door een gezinscoach onderzocht of een persoonlijkheidsonderzoek of behandeling voor haar nodig was, maar daar is niets uit voortgekomen. Desgevraagd heeft de moeder medegedeeld dat de hechte band met [minderjarige] pas is ontstaan nadat hij vijf maanden uit huis geplaatst is geweest en dat ze samen met hem eraan werkt hem meer vrijheid te geven.

Beoordeling

De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter terechtzitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de in artikel 1:255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor ondertoezichtstelling nog aanwezig zijn en dat het noodzakelijk is de ondertoezichtstelling te verlengen als verzocht. De concrete bedreigingen in de ontwikkeling van [minderjarige] bestaan uit het hierna volgende.
Het afgelopen jaar zijn de zorgen rondom [minderjarige] beter in kaart gebracht en daaruit komen grote zorgen over zijn cognitieve en sociaal-emotionele ontwikkeling naar voren. Vanuit school is duidelijk geworden dat [minderjarige] achteruit is gegaan op didactisch gebied, dromerig is, in zijn eigen wereld lijkt te leven en op sociaal-emotioneel gebied achterloopt op zijn jongere klasgenoten. Deze zorgen worden ondersteund vanuit de resultaten van het persoonlijkheidsonderzoek dat is verricht door Families Supporters. Naast de zorgen vanuit school, komt uit het onderzoek naar voren dat bij [minderjarige] sprake is van ADD, een vermoedelijke leerstoornis en een verstoorde gehechtheidsrelatie met zijn moeder. De gezinscoach, de onderzoekers die betrokken waren bij het persoonlijkheidsonderzoek en de jeugdbeschermer geven allen aan dat sprake is van parentificatie en een symbiotische relatie tussen de moeder en [minderjarige] . Ter zitting heeft de moeder naar voren gebracht dat ze de zorgen over ADD en de leerstoornis herkent en openstaat voor psycho-educatie en het opvolgen van de aanbevelingen. De moeder toont echter gebrek aan inzicht in de zorgen die betrekking hebben op de ouder-kindrelatie. Zij geeft [minderjarige] feitelijk gezien meer de ruimte, maar haar emotionele toestemming aan [minderjarige] om zich los te maken van haar, lijkt vooralsnog te ontbreken. Het doorbreken van de symbiotische relatie, het wegnemen van de parentificatie en het opbouwen van een gezonde relatie is noodzakelijk om de ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige] weg te nemen. Deze ernstige zorgen zijn tot op heden niet weggenomen en daarom dient de jeugdbeschermer langer betrokken te blijven. Hopelijk leidt de psycho-educatie tot meer inzichten bij de moeder, hetgeen tot nieuwe hulpvragen kan leiden waardoor Families Supporters langer betrokken kan blijven om aan de ouder-kindrelatie te werken. Indien de moeder stress ervaart door de hoeveelheid betrokken hulpverleners, dient samen met haar te worden gekeken wat ervoor nodig is om deze stress te verminderen, terwijl tegelijkertijd kan blijven worden ingezet op het wegnemen van de zorgen. Het is positief dat de moeder een goede samenwerkingsrelatie met de jeugdbeschermer heeft en het is in het belang van [minderjarige] dat zij het gesprek met de jeugdbeschermer blijft aangaan.
Derhalve zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] van 13 september 2020 tot 13 september 2021 met behoud van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering als gecertificeerde instelling die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling;
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 11 september 2020 door mr. J.E.M.G. van Wezel, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. K. Plette als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 18 september 2020.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.