3.4De beoordeling van de tenlastelegging
Feiten 1 en 2 – [adres 1]
Op 30 juni 2018 is in een woning aan de [adres 1] in Den Haag een drugslaboratorium alsook 37 blokken cocaïne met een totaalgewicht van 40.140 gram aangetroffen. Vast staat dat deze woning vanaf 31 mei 2018 door [verdachte] onder de valse naam [bijnaam verdachte] is gehuurd. Op een blikje ice-tea, dat in de woonkamer van de woning stond, zijn vingerafdrukken van [verdachte] aangetroffen. Ook zijn er vingerafdrukken van [medeverdachte 4] in de woning aangetroffen.
[verdachte] heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de woning voor een Albanese vriend, die hij [bijnaam] noemt, huurde. [bijnaam] had de woning nodig voor iets illegaals. Nadat [verdachte] de sleutel had ontvangen heeft hij deze aan [bijnaam] overhandigd. Na zeven dagen is [verdachte] , samen met [medeverdachte 4] en de tussenpersoon [naam 2] , in het huis geweest voor het repareren van het internet. Hij heeft daar iets gedronken en is vervolgens weer weggegaan. Het huis was toen leeg en hem is op dat moment niets vreemds opgevallen. Daarna is hij niet meer in de woning geweest, aldus [verdachte] .
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het dossier, afgezien van de omstandigheid dat [verdachte] onder een valse naam huurder was van de woning aan de [adres 1] en dat hij heeft verklaard dat er in de woning iets illegaals zou plaatsvinden, geen bewijs bevat dat [verdachte] in de periode van 1 juni 2018 tot en met 29 juni 2018 met anderen zodanig nauw en bewust heeft samengewerkt bij het verwerken/bereiden van cocaïne dan wel bij het aanwezig hebben van cocaïne, dat van medeplegen gesproken kan worden. De aangetroffen dactyloscopische sporen op een blikje in de woonkamer leiden niet tot een ander oordeel nu dit een verplaatsbaar object is dat al geruime tijd voor 30 juni 2018 in de woning kan hebben gestaan. Dat [verdachte] een faciliterende rol heeft gespeeld bij het opzetten van een drugslaboratorium door het onder een valse naam aangaan van een huurcontract van de woning waarvan hij wist dat er iets illegaals zou plaatsvinden, staat naar het oordeel van de rechtbank vast. Dit is echter een rol die past bij de rol van medeplichtige en niet bij de rol van medepleger zoals tenlastegelegd. De rechtbank spreekt [verdachte] daarom van de aan hem onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten vrij.
Feiten 3, 4 en 5 – [adres 2] en [adres 3]
[adres 2]
Op 1 september 2018 is in de woning aan de [adres 2] in Den Haag een drugslaboratorium aangetroffen. Door de Landelijke Faciliteit Ondersteuning Ontmantelen (hierna: LFO) is op 1 en 4 september 2018 onderzoek gedaan in de woning. In de woning werd het volgende aangetroffen:
- Woonkamer:
o Een kast met daarin 84 rollen tape, 6 rollen folie, verpakkingen carbonpapier, rubberen ballonnen, vacuümsealzakken, twee dozen handschoenen, een sealapparaat, 6 spuitbussen verf, 3 rollen vuilniszakken, een waterkoker (besmet met wit poeder), en een vacuümsealmachine;
o In de kast werd ook een zakje wit poeder aangetroffen, uit onderzoek is gebleken dat dit poeder cocaïne hydrochloride bevatte;
o Op de tafel lag een blok (circa 951 gram), uit onderzoek is gebleken dat dit blok cocaïne hydrochloride en levamisol en/of dexamisol bevatte;
o Op de bank (deels in een rugtas) lagen in totaal 12 blokken (totaalgewicht 13 kilo), uit onderzoek is gebleken dat deze blokken cocaïne hydrochloride bevatten.
- Inbouwkast woonkamer:
o Droogrekken, waaronder een droogrek met twee etages, allen voorzien van witte doek. Twee witte doeken bevatten restanten wit poeder, op de middelste etage lag een dikke laag wit poeder. Uit onderzoek is gebleken dat dit witte poeder levamisol en/of dexamisol bevatte, waarbij ook aceton en tolueen is aangetoond;
o 10 zakjes wit poeder in een kartonnen doos, uit onderzoek is gebleken dat dit witte poeder levamisol en/of dexamisol bevatte.
- Gang:
o 3 groene (lege) jerrycans (20 liter) met de geur van aceton;
o 3 blikken (5 liter) met etiket “Aceton”;
o Een kartonnen doos met filterdoeken aan de bovenzijde en met een hoeveelheid poeder (bruto 12,25 kg). Uit onderzoek is gebleken dat dit poeder levamisol en/of dexamisol bevatte;
o 2 vuilniszakken met restanten-gebruikte doeken.
- Gangkast:
o 2 groene (lege) jerrycans (20 liter) met de geur van aceton en een (lege) jerrycan (5 liter) met etiket “Aceton”;
o Verpakkingen in een vuilniszak;
o Een vuilniszak met 43 opengesneden ammonia flessen;
o Blauwe (lege) jerrycan (20 liter) met de geur van vermoedelijk geconcentreerd zoutzuur;
o Magnetron;
o 47 opengesneden verpakkingen van cocaïne blokken.
- Keuken:
o Op de tafel lagen restanten wit poeder, ook lag er op tafel een zakje wit poeder (brutogewicht 322 gram). Uit onderzoek is gebleken dat dit poeder cocaïne hydrochloride en levamisol en/of dexamisol bevatte;
o Een balans en een magnetron;
o Een kastje met daarin 7 rechthoekige platen met uitgefreesde logo’s voor het persen van blokken (onder andere Apple, Duvel en Puma);
o Een vuilnisbak met 13 opengesneden verpakkingen van cocaïne blokken;
o Een fles ammonia;
o 2 maatkannen, een trechter en bakjes met witte poederresten.
- Inbouwkast keuken:
o 7 kunststof kommen en 2 metalen zeven, allemaal besmet met wit poeder;
o 10 kunststof snijplanken;
o 2 koffiegrinders met witte poederresten, uit onderzoek is gebleken dat deze poederresten levamisol en/of dexamisol bevatten;
o Een jerrycan met ongeveer 1 liter zoutzuur;
o Een vuilniszak met filtreerdoeken;
o 30 gevulde flessen (1 liter) met etiket “Ammonia”;
o Een vuilniszak met poeder (brutogewicht 18,64 kilo), uit onderzoek is gebleken dat dit poeder levamisol en/of dexamisol bevatte;
o 2 verhuisdozen met wit poeder (in totaal 49,69 kilo);
o Een jerrycan met vloeistof (circa 1 liter), uit onderzoek is gebleken dat dit cocaïne in aceton bevatte;
o Een jerrycan met vloeistof (circa 7 liter), uit onderzoek is gebleken dat deze vloeistof ethylacetaat bevatte;
o Een jerrycan met vloeistof (circa 3 liter), uit onderzoek is gebleken dat deze vloeistof aceton bevatte.
- Badkamer:
o Een afgesneden onderzijde van een jerrycan met restanten wit poeder;
o Een metalen pers;
o Een centrifuge met aan de binnenzijde witte poederresten, uit onderzoek is gebleken dat deze resten levamisol en/of dexamisol bevatten;
o Een rechthoekige metalen plaat met daarin uitgefreesd-uitgesneden het logo voor de te persen blokken (logo “Gold”). De metalen plaat bevatte aan een zijde verf en lag in een verfbakje;
o Drie zakjes met wit poeder, uit onderzoek is gebleken dat dit poeder levamisol en/of dexamisol bevatte, waarbij ook aceton en ethylacetaat is aangetoond;
o Een kunststof persmal en diverse rechthoekige metalen platen met daarin uitgefreesd-uitgesneden het logo voor de te persen blokken (onder andere logo’s FEF en Dior).
Door de LFO is geconstateerd dat de verpakking van de twaalf in de woonkamer aangetroffen blokken cocaïne overeen komt met de zestig aangetroffen opengesneden verpakkingen.
De LFO concludeert dat de aangetroffen goederen, chemicaliën en stoffen geschikt en gebruikt zijn voor de grootschalige be- en verwerking van cocaïne. Het vermoeden is dat onversneden cocaïne hydrochloride naar de woning is gebracht. Via diverse stappen is dit versneden met tetramisole, waarna het eindproduct is geperst, gedroogd en verpakt. Gelet op de aangetroffen blokken cocaïne hydrochloride (12 kg) alsmede de aanwezige hoeveelheden tetramisole (meer dan 60 kg) en de aangetroffen lege verpakkingen, kan worden gesteld dat in de woning aanzienlijke hoeveelheden cocaïne hydrochloride zijn en/of kunnen worden versneden.
De rechtbank merkt bij deze conclusie op dat door de LFO wordt gesproken over tetramisole (versnijdingsmiddel), maar dat uit NFI onderzoek is gebleken dat de stoffen levamisol en/of dexamisol zijn aangetroffen. Deze stoffen worden in het NFI-rapport aangeduid als versnijdingsmiddel voor cocaïne.
Door het NFI is het proces, zoals dat mogelijk op de [adres 2] heeft plaatsgevonden, beschreven:
“Om het kristallijne versnijdingsmiddel meer op cocaïne te laten lijken, wordt een oplosmiddel zoals aceton en/of ethylacetaat toegevoegd. Het versnijdingsmiddel wordt gedroogd met een centrifuge of op een droogrek. Na drogen wordt het versnijdingsmiddel fijn gemalen met bijvoorbeeld koffiegrinders en eventueel afgewogen op een weegschaal en/of verpakt.
De blokken onversneden cocaïne worden uit de verpakking gehaald (lege verpakkingen aangetroffen) en gemengd met versnijdingsmiddel. Na bewerken wordt het mengsel in een mal gedaan en tot een blok geperst. Bij het versnijden en persen kunnen chemicaliën zoals ammonia, zoutzuur en/of aceton gebruikt worden. Bij het persen kan een logo in het blok cocaïne aangebracht worden. Op de locatie zijn een pers, een mal en meerdere platen met logo's aangetroffen. Na het persen kan het gevormde blok nog verder gedroogd worden, bijvoorbeeld in een magnetron, en vervolgens voorzien worden van de gewenste verpakking. Voor het verpakken zijn op de locatie diverse materialen op de locatie [adres 2] aangetroffen, zoals tape, folie, ballonnen, carbonpapier, sealzakken en
sealapparaten.”
Door het NFI is berekend dat uit de 60 aangetroffen opengesneden verpakkingen van cocaïneblokken, afhankelijk van de mate van versnijden, tussen de 84 en 90 kilo versneden cocaïne kan zijn verkregen. Hieruit volgt dat de opbrengst van het bewerkingsproces circa 24 tot 30 kilo versneden cocaïne is.
Tussenconclusies [adres 2]
De rechtbank stelt vast dat in de woning aan de [adres 2] versneden en onversneden cocaïne aanwezig was. Daarnaast zijn versnijdingsmiddelen aangetroffen, een groot aantal lege opengesneden verpakkingen van cocaïne en allerlei andere goederen die nodig zijn voor het proces van het bewerken en versnijden van cocaïne. In alle ruimtes van de – niet al te grote – woning zijn goederen en stoffen aangetroffen die te maken hebben met het proces van het bewerken en versnijden van cocaïne. Hoewel sommige aangetroffen stoffen ook voor andere doeleinden gebruikt kunnen worden, is de rechtbank van oordeel dat – gelet op de aangetroffen situatie en de conclusies van de LFO en het NFI – er geen twijfel over kan bestaan dat in de woning aan de [adres 2] sprake was van een cocaïnelaboratorium, waar versnijdingsmiddel werd bewerkt en vervolgens met cocaïne werd gemengd.
Huurcontract [adres 2]
In het dossier bevindt zich een huurcontract voor de woning aan de [adres 2] .De overeenkomst is gesloten door [medeverdachte 1] als huurder en [getuige 2] als verhuurder en is gedateerd op 13 november 2017.
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij niet meer precies weet wanneer hij het contract heeft getekend. Wel heeft hij ongeveer 10 keer de huur (de rechtbank begrijpt: contant) opgehaald. Hij heeft [medeverdachte 1] elke maand minimaal 1 keer gezien of gesproken. Dat was als hij de huur kwam halen. Hij haalde de huur bij de woning op. Behalve 2 of 3 keer heeft hij de huur telkens van [medeverdachte 1] gekregen.
[adres 3]
In de woning aan de [adres 3] in Den Haag zijn op 1 september 2018 twee blokken wit poeder aangetroffenmet een totaalgewicht van 2260 gram.Uit onderzoek blijkt dat de blokken cocaïne hydrochloride en levamisol en/of dexamisol bevatten.Het ene blok was voorzien van het logo “FEF”, het andere blok was voorzien van het logo “GOLD”. Deze logo’s komen overeen met de rechthoekige metalen platen met daarin uitgefreesd-uitgesneden logo’s die zijn aangetroffen in de woning aan de [adres 2] . Op het blok met logo “GOLD” was hetzelfde logo ook met verf aangebracht. Op de metalen plaat met dit logo, aangetroffen op de [adres 2] , is verf aangetroffen en de plaats lag in een verfbakje met lakroller en restanten verf.
Daarnaast is in de woning aan de [adres 3] een AH bigshopper met daarin onder andere 3 petflessen met vermoedelijk hash olie in beslag genomen. De flessen waren gevuld met in totaal 4,5 liter bruine stroperige vloeistof. Uit onderzoek is gebleken dat de vloeistof hennepolie betreft.
Op 23 maart 2017 is voor [adres 3] een huurcontract gesloten tussen [bedrijf 2] en [naam 1] .De huurovereenkomst is aangegaan voor de duur van 6 maanden en 9 dagen ingaande op 23 maart 2017 en lopende tot 30 september 2017. In paragraaf 3.1. van de huurovereenkomst is bepaald dat, indien deze periode verstrijkt zonder opzegging, de overeenkomst voor onbepaalde tijd doorloopt.
Getuige [getuige 1] , eigenaresse van [bedrijf 2] . heeft op een foto [naam 1] als de huurster van de [adres 3] herkend. [verdachte] heeft zij op een foto herkend als zijnde de vriend van huurster [naam 1] . Voorts heeft zij verklaard dat zij twee à drie keer in de woning is geweest en dat alle keren ook [verdachte] in de woning aanwezig was.
Cameraobservatie 2 – 6 augustus 2018
In de periode 2 augustus 2018 tot en met 6 augustus 2018 werd een cameraobservatie gedaan op de toegangsdeur van het portiek [adres 2] .
Op 2 augustus om 15.51 uur is te zien dat een onbekend gebleven persoon ( [onbekende man] ) vanuit het pand wegloopt richting [straatnaam] met een rugzak op zijn rug. Om 15.55 uur komt hij vanuit de richting van de [straatnaam] weer teruggelopen. Hij draagt nog steeds de zwarte rugzak maar heeft nu ook een paarse bigshopper tas bij zich die zichtbaar gevuld is. Op 2 augustus 2018 treedt [verdachte] samen met [medeverdachte 4] om 16:35 uur naar binnen. Om 17.51 uur verlaat [medeverdachte 4] het pand met een zwarte rugzak om. [verdachte] gaat om 18:10 uur naar buiten. [onbekende man] loopt om 18.36 uur vanuit het pand richting de [straatnaam 2] . Hij draagt een gevulde zwarte rugzak. Om 18.49 uur komt hij vanuit de richting van de [straatnaam] weer aangelopen maar nu zonder voornoemde rugzak. Om 18.59 uur loopt [onbekende man] weer richting de [straatnaam 2] om 19.59 uur weer bij de voordeur in beeld te verschijnen, met een tweetal dozen in zijn armen. Na kort binnen te zijn geweest komt hij zonder dozen naar buiten en loopt weer weg richting [straatnaam 2] . Om 20.41 uur komt [onbekende man] weer bij de voordeur aan met twee dozen, die hij kennelijk in de hal achter de voordeur achterlaat en waarna hij weer wegloopt. Om 20.04 uur komt hij wederom in beeld met een doos die hij mee naar binnen neemt.
De volgende dag, 3 augustus 2018, komt [onbekende man] om 17.12 uur naar buiten met een gevulde tas in zijn hand en een paarse rugtas op zijn rug, om 17.29 uur terug te keren bij de woning vanuit de richting van de [straatnaam 2] met een ander model rugtas op zijn rug. Om 21.03 uur komt [medeverdachte 4] aan bij het pand, opent de voordeur kennelijk met een sleutel en gaat naar binnen. Om 21.11 uur gaat [verdachte] naar binnen. Om 23:41 uur verlaat [verdachte] samen met [medeverdachte 4] het pand.
Op 4 augustus 2018 om 14:21 uur belt [verdachte] aan en gaat naar binnen. Om 14.36 uur komt [onbekende man] naar buiten en loopt uit beeld in de richting van de [straatnaam 2] . Om 14.52 uur arriveert hij weer bij de [adres 2] met nu een donkerkleurige rugzak op zijn rug. Om 14:57 uur gaat [medeverdachte 4] naar binnen. Om 16:04 uur verlaten [verdachte] en [medeverdachte 4] gezamenlijk het pand.
Op 5 augustus 2018 om 13.00 uur komt [onbekende man] naar buiten met een zwarte rugzak op zijn rug. Om 13.22 uur loopt hij weer het pand naar binnen zonder rugzak. 7 minuten later verlaat hij het pand weer met een gevulde paarse rugzak. Om 13.47 uur komt hij weer aan bij de woning zonder in het bezit te zijn van een rugzak. Om 15.26 uur is te zien dat [medeverdachte 4] aan de deur een praatje maakt met [onbekende man] . Om 15.31 uur komt [onbekende man] naar buiten en draagt een gevulde zwarte rugzak. Hij arriveert om 15.57 uur weer bij [adres 2] zonder rugzak maar met een blauwe plastic tas in zijn hand. Op 5 augustus 2018 om 23:22 uur gaat [verdachte] samen met [medeverdachte 4] de woning in.
Op 6 augustus 2018 om 01:10 uur verlaten zij gezamenlijk de woning. [medeverdachte 2] , die een blauwe tas draagt, verlaat op 6 augustus 2018 om 17:48 uur de woning. Om 18:36 uur keert [medeverdachte 2] terug zonder blauwe tas.
Cameraobservatie 29 – 31 augustus 2018
In de periode van 29 augustus 2018 tot en met 31 augustus 2018 werd een cameraobservatie gedaan op de toegangsdeur van het portiek [adres 2] .
Te zien is onder meer dat [medeverdachte 3] op 30 augustus 2018 om 08.51 uur met in zijn hand een blauwe tas loopt in de richting van de [straatnaam] . Om 08.56 uur komt hij weer aanlopen bij de [adres 2] uit de richting van de [straatnaam] en heeft hij geen tas meer bij zich. Om 09.03 uur verlaat hij weer het pand en loopt in de richting van de [straatnaam] , daarbij een wit met oranje tas dragend. Om 09.10 uur is hij weer te zien bij het pand [adres 2] , komend vanuit de richting van de [straatnaam] . Hij heeft nu geen tas meer bij zich maar een wit doosje in zijn hand. Vervolgens is te zien dat [medeverdachte 1] op 30 augustus 2018 om 10:17 uur met de sleutel het pand binnentreedt. Om 10:20 uur verlaat hij het pand waarbij hij een rugzak draagt. Om 12.26 uur verlaat [medeverdachte 3] het pand en loopt in de richting van de [straatnaam 2] . Om 12.29 uur verlaat ook [medeverdachte 2] het pand en loopt in dezelfde richting. Om 12.51 uur komt [medeverdachte 2] weer aanlopen bij de [adres 2] vanuit de richting van de [straatnaam 2] en draagt hij een grijze/zwarte rugzak. Hij opent de voordeur met een sleutel. Ook om 12.51 uur komt [medeverdachte 3] weer aan bij de [adres 2] in het bezit van een grijs/zwarte rugzak. Om 17.37 uur loopt [medeverdachte 2] vanuit het pand richting de rijbaan van de Laan van Meerdervoort. Om 17.37 uur gaat hij de [adres 2] weer binnen met in zijn handen een grote zwarte zak en een doos. Om 21:22 uur betreden [verdachte] en [medeverdachte 4] het pand. Op dat moment zijn [medeverdachte 2] en [verdachte] ook in het pand. Om 21:40 uur verlaten [verdachte] en [medeverdachte 4] gezamenlijk het pand.
Op 31 augustus 2018 om 14:14 uur treedt [medeverdachte 1] het pand binnen door middel van een sleutel. Hij draagt op dat moment een gele tas en een witte tas van de Hornbach. [medeverdachte 2] en [verdachte] zijn op dat moment in het pand. Om 14:33 uur verlaat [medeverdachte 1] zonder tassen het pand. Om 15:16 uur betreedt [medeverdachte 1] door middel van een sleutel wederom het pand. Om 15:18:21 uur verlaat [medeverdachte 1] het pand weer om om om 15:18:58 terug te keren. Om 15:21 uur treedt [verdachte] samen met [medeverdachte 5] het pand binnen. Om 15:58 uur verlaten [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 5] gezamenlijk het pand. Om 17.31 uur verlaat [medeverdachte 3] het pand en gaat richting de [straatnaam] . Op zijn rug heeft hij een zwarte rugzak. Om 20.25 uur komt [medeverdachte 3] aanlopen vanuit de richting van de [straatnaam] en opent de deur van de [adres 2] met een sleutel. Hij heeft een donkere rugzak op zijn rug. Om 20.42 uur verlaat [medeverdachte 3] weer het pand om met een donkere rugzak om richting de [straatnaam] te lopen. Om 21.02 uur komt hij weer teruglopen vanuit de richting van de [straatnaam] . Hij heeft een donkere rugzak op zijn rug en in zijn linkerhand draagt hij een vermoedelijk witte grote plastic tas die gevuld is.
Samenvatting cameraobservatie
De rechtbank stelt vast dat op de observatiedagen eind augustus de verdachten [verdachte] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 2] , en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] telkens in wisselende samenstellingen in beeld komen. Iedere dag wordt gezien dat er personen waaronder een onbekend gebleven man, [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] het pand verlaten met een kennelijk gevulde rugzak en (even) later terugkeren zonder rugzak of het pand verlaten zonder rugzak en later met een kennelijk gevulde rugzak terugkeren of/en met een gevulde plastic zak. Bovendien zijn begin augustus [medeverdachte 4] en [verdachte] al dan niet samen met andere NN-personen bij het pand met rugzakken en dozen gezien.
Bevindingen telefoons verdachten
Telefoonnummers van de verdachten
[medeverdachte 2]
Op het adres [adres 2] is een zwarte Nokia aangetroffen.Die telefoon werd gebruikt met het telefoonnummer [telefoonnummer 1] heeft verklaard dat dit telefoonnummer van hem is.In de fouillering van [medeverdachte 2] zat nog een telefoon, te weten een Iphone 6 met telefoonnummer [telefoonnummer 2] . [medeverdachte 2] heeft verklaard dat ook deze telefoon van hem is.
[medeverdachte 3]
Uit onderzoek is gebleken dat [medeverdachte 3] de gebruiker is van de Apple Iphone 5 met telefoonnummer [telefoonnummer 3] .
[verdachte]
Tijdens de aanhouding van [verdachte] zijn in zijn fouillering, naast een PGP (pretty good privacy) telefoon, nog twee telefoons aangetroffen. Een Iphone 6 met telefoonnummer [telefoonnummer 4] en een zwarte Nokia met telefoonnummer [telefoonnummer 5] .Nu [verdachte] deze telefoons bij zich had, gaat de rechtbank er vanuit dat de telefoonnummers [telefoonnummer 4] en [telefoonnummer 5] in gebruik zijn bij [verdachte] .
[medeverdachte 1] :
Onder [medeverdachte 1] is een zwarte Nokia met telefoonnummer [telefoonnummer 6] inbeslaggenomen.De stem van de beller met het telefoonnummer [telefoonnummer 6] is herkend als zijnde de stem van [medeverdachte 1] .Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat [telefoonnummer 7] het telefoonnummer van [medeverdachte 1] is.Voorts geeft [medeverdachte 1] in een tapgesprek met [verdachte] aan dat [telefoonnummer 7] zijn telefoonnummer is.De rechtbank gaat er, gelet op het bovenstaande, vanuit dat de telefoonnummers [telefoonnummer 6] en [telefoonnummer 7] in gebruik zijn bij [medeverdachte 1] .
[medeverdachte 4] :
Uit een analyse van de contacten van de Nokia van [verdachte] blijkt dat het nummer [telefoonnummer 8] is opgeslagen onder de naam “ [bijnaam 2] ”.Uit observaties op 28 augustus 2018 is gebleken dat de gebruikers van de nummers [telefoonnummer 5] en [telefoonnummer 8] elkaar ontmoeten bij café [naam 7] in Den Haag.[getuige 1] heeft verklaard dat het nummer [telefoonnummer 8] het (oude) nummer van [medeverdachte 4] is.[medeverdachte 2] heeft verklaard dat het nummer eindigend op [telefoonnummer 8] van [medeverdachte 4] is.Gelet op deze bevindingen gaat de rechtbank er vanuit dat het telefoonnummer [telefoonnummer 8] in gebruik was bij [medeverdachte 4] .
Telefooncontacten tussen de verdachten
[medeverdachte 2] – [medeverdachte 3]
In een chatgesprek dat is gestart op 18 maart 2018 en is geëindigd op 21 augustus 2018 tussen [medeverdachte 2] ( [telefoonnummer 2] ) en [medeverdachte 3] ( [telefoonnummer 3] ) (chatgesprek 6)vertelt [medeverdachte 3] aan [medeverdachte 2] dat hij zijn vakantiedagen heeft opgenomen, waarop [medeverdachte 2] vraagt of hij nog deze kant op wil komen. Dan moet het zo gebeuren, morgen of overmorgen, stelt [medeverdachte 2] . “Wees paraat totdat ik de giraf weggestuurd heb”, schrijft [medeverdachte 2] in die chat. [medeverdachte 3] antwoordt daarop dat dat akkoord is. In die chat wordt verder ingegaan op het kopen van vliegtickets voor [medeverdachte 3] en het boeken van hotels. [medeverdachte 3] komt de 21ste en hem wordt door [medeverdachte 2] vertelt dat hij in het huis zal verblijven.
[medeverdachte 2] – [verdachte]
Uit de analyse van de historische gegevens van de Iphone 6 van [verdachte] ( [telefoonnummer 4] ) blijkt dat [verdachte] in de periode 5 juni 2018 tot en met 16 juni 2018 26 keer belcontact had met [medeverdachte 2] ( [telefoonnummer 2] ).
In de periode van 12 juli 2018 tot en met 31 augustus 2018 hebben [verdachte] ( [telefoonnummer 5] ) en [medeverdachte 2] ( [telefoonnummer 1] ) 277 keer contact.
In een chatbericht dat op 11 juni 2018 start en op 25 augustus 2018 eindigt tussen [verdachte] ( [telefoonnummer 4] ) en [medeverdachte 2] ( [telefoonnummer 2] ) wordt door [medeverdachte 2] geschreven dat hij zo in het vliegtuig stapt waarop [verdachte] schrijft dat [naam 4] daar is en dat hij op hem wacht.In datzelfde chatbericht worden door [medeverdachte 2] verschillende foto’s doorgestuurd waarop stempels zijn afgebeeld waaronder een afbeelding van een blok witte substantie met daarin een Audi embleem. Deze foto is op 11 juni 2018 gecreëerd en door [medeverdachte 2] doorgestuurd aan [verdachte] .Ook staat er op de telefoon een foto van [medeverdachte 2] die een wit blok vasthoudt. Deze foto is op 9 juli 2018 gecreëerd.
Uit tapgesprekken uitgeluisterd op 29 augustus 2018 tussen [medeverdachte 2] ( [telefoonnummer 1] ) en [verdachte] ( [telefoonnummer 5] ) volgt dat [medeverdachte 2] om 12.37 uur wordt gevraagd iets op het vuur te zetten zodat het warm wordt, dat er anders geen tijd is om het af te laten koelen en dat het niet zo hoeft te zijn dat het compleet is (sessienummer 1).Om 12.37 uur belt [verdachte] wederom naar [medeverdachte 2] en dan gaat het gesprek erover dat [medeverdachte 2] aan het schoonmaken is, dat hij gisteravond twee nog niet had gemaakt, dat hij die heeft gemaakt en er klaar mee is (sessienummer 2).Om 20.20 uur wordt [medeverdachte 2] nogmaals gebeld door [verdachte] en wordt gesproken over bidons van 25, vraagt [verdachte] aan [medeverdachte 2] hoe ver hij is, in welke fase, of hij klaar is met de eerste fase en als hij hoort dat dit niet het geval is benadrukt [verdachte] dat ze morgenochtend klaar moeten zijn en dat hij dacht dat [medeverdachte 2] inmiddels klaar zou zijn met de tweede rij (sessienummer 18).Om 22.49 uur belt [verdachte] nogmaals naar [medeverdachte 2] waar hij is, bij de eerste of de tweede rij, en antwoordt [medeverdachte 2] dat hij bij de eerste rij is en daarmee bijna 9 klaar heeft gemaakt. Hij heeft er nog een nodig om die van morgen af te kunnen krijgen. Het gesprek gaat over harde stenen en de fundering. [verdachte] zegt dat het moet slapen, het moet in vorm zijn.Op 30 augustus 2018 wordt [medeverdachte 2] vervolgens om 10.12 uur gebeld door [verdachte] en vertelt [medeverdachte 2] dat hij klaar is. Hij heeft aceton bewaard. In totaal heeft hij 19 bakjes gemaakt (sessienummer 22).
[medeverdachte 2] - [medeverdachte 1]
[medeverdachte 2] ( [telefoonnummer 2] ) voert een Whatsappgesprek met [medeverdachte 1] ( [telefoonnummer 7] ) dat is gestart op 4 juni 2018 en is geëindigd op 30 juni 2018. Daarin vertelt [medeverdachte 1] dat hij in Zwitserland is en vraagt [medeverdachte 2] om hulp. Hij vraagt om € 700,- voor tien dagen omdat hij problemen heeft.
[medeverdachte 1] – [medeverdachte 4]
[medeverdachte 1] ( [telefoonnummer 6] ) heeft in de periode van 30 augustus 2019 tot en met 1 september 2019 11 keer contact heeft gehad met het telefoonnummer van [medeverdachte 4] ( [telefoonnummer 8] ).
Vier tapgesprekken tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] die hebben plaatsgevonden op 31 augustus 2018 tussen 20:36 uur en 21:07 uur zijn opgenomen en uitgeluisterd. In die gesprekken zegt [medeverdachte 1] dat hij twee neukerds heeft gezien met motor, dat hij die twee eerder heeft gezien vandaag (sessienummer 20), dat [medeverdachte 4] zegt dat [medeverdachte 1] er heen moet gaan en een foto moet maken van de jongen en dat hij een rondje moet maken (sessienummer 23), dat [medeverdachte 1] moet kijken of iemand achter [naam 5] aangaat (sessienummer 25), dat [medeverdachte 1] zegt dat niemand achter [naam 5] is aangegaan (sessienummer 31), en dat [medeverdachte 1] maar naar “hier” moet komen (sessienummer 33).
[medeverdachte 1] – [verdachte]
( [telefoonnummer 4] ) en [medeverdachte 1] ( [telefoonnummer 7] ) hebben in de periode van 15 december 2017 tot en met 27 augustus 2018 1240 keer belcontact en 4 keer chatberichtcontact gehad.
Op 31 augustus 2018 hebben [verdachte] ( [telefoonnummer 5] ) en [medeverdachte 1] ( [telefoonnummer 6] ) 10 keer contact gehad.
De door [verdachte] ( [telefoonnummer 5] ) en [medeverdachte 1] ( [telefoonnummer 6] ) op 31 augustus 2018 gevoerde gesprekken zijn opgenomen en uitgeluisterd. Deze gesprekken gaan over dat [medeverdachte 1] in opdracht van [verdachte] plakfolie bij de Hornbach moet kopen (sessienummer 14 en 17), dat [verdachte] zegt dat hij beneden bij het restaurant is en dat [medeverdachte 1] zegt dat de twee jongens helemaal kapot zijn (sessienummer 19), dat [verdachte] tegen [medeverdachte 1] zegt dat [medeverdachte 1] moet posten (sessienummer 32), dat [medeverdachte 1] er twee heeft gezien en toen gelijk [naam 4] heeft gebeld en het dezelfde persoon van vanmiddag is (sessienummer 34) en dat [medeverdachte 1] van [verdachte] “onze jongen” 100 meter moet volgen (sessienummer 39).
[verdachte] – [medeverdachte 4]
In de periode tussen 14 juli 2019 en 1 september 2018 heeft [verdachte] ( [telefoonnummer 5] ) 311 keer contact gehad met [medeverdachte 4] ( [telefoonnummer 8] ).
Op 1 september 2018 om 00:37 uur wordt [verdachte] ( [telefoonnummer 5] ) door [medeverdachte 4] ( [telefoonnummer 8] ) gewaarschuwd dat het huis vol is en dat dat hij niet naar het huis van [naam 5] moet komen.
Overige bevindingen
In de woonkamer van de [adres 2] wordt op 1 september 2018 een tas van de Hornbach aangetroffen waarin verschillende rollen plakfolie zitten. Bij Hornbach Den Haag, gevestigd aan de Singel 115 te Den Haag, bleek op 31 augustus 2018 voor € 161,20 aan plakfolie te zijn verkocht. De soorten plakfolie en de artikelnummers van de in de Hornbachtas aangetroffen plakfolie kwamen overeen met de rollen die werden aangekocht bij de Hornbach.
Verklaringen verdachten
[medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij ongeveer op 7 juli 2018 per vliegtuig naar Nederland is gekomen en sinds die dag op het adres [adres 2] heeft verbleven.Hij was daar om een poedermix te maken. Die mix werd vermengd met cocaïne. Een maand voor zijn aanhouding en op de dag van aanhouding is echte cocaïne naar het pand gebracht. Die cocaïne zat telkens in een rugzak.[medeverdachte 2] heeft verklaard dat [medeverdachte 1] in Nederland was toen hij op 7 juli 2018 aankwam in Nederland. [medeverdachte 1] heeft toen 4 à 5 dagen bij hem op de [adres 2] geslapen. Daarna is hij naar Zwitserland gegaan waarna hij 2 à 3 dagen later is teruggekeerd naar Nederland. Daarna is hij weer teruggekeerd naar Zwitserland.
[medeverdachte 2] heeft ten aanzien van de foto’s aangetroffen op zijn Iphone (1381) aangegeven dat hem, toen hij nog in Albanië was, is gevraagd om de mal met het Audi logo erop te laten maken.Ook heeft hij daar desgevraagd foto’s van stempels gemaakt en verstuurd.
[medeverdachte 3] heeft verklaard dat hij met het vliegtuig naar Nederland is gekomen, dat hij met een taxi vanaf het vliegveld naar de woning aan de [adres 2] is gegaan en tot aan zijn aanhouding op dat adres heeft verbleven.Hij heeft aangegeven dat [medeverdachte 2] aan hem had verteld dat hij ging leren iets te malen, iets te mengen. Hij heeft dat twee keer gedaan, een keer met beschermende kleding aan. Het gebeurde in de woonkamer en hij heeft dat op een apparaat gedaan.
[medeverdachte 2] heeft verklaard dat [medeverdachte 4] de [adres 3] gebruikte om zijn spullen naar toe te brengen en dat [medeverdachte 4] ook een sleutel van de woning had.Ook kwam [verdachte] op de [adres 3] .Op 31 augustus 2018 is aan hem en [medeverdachte 3] gevraagd om met rugtassen gevuld met cocaïne naar het pand aan de [adres 3] te gaan.
Bewijsoverweging verklaringen [medeverdachte 2] : de betrouwbaarheid
De verdediging heeft aangevoerd dat de verklaring van [medeverdachte 2] zonder steunbewijs niet voor het bewijs mag worden gebruikt, omdat deze verklaring niet betrouwbaar is en de verdediging haar recht op het ondervragen van [medeverdachte 2] niet heeft kunnen effectueren, nu [medeverdachte 2] bij de politie wel verklaringen heeft afgelegd maar als getuige bij de rechter-commissaris zich grotendeels op zijn zwijgrecht/verschoningsrecht heeft beroepen. De rechtbank overweegt als volgt.
De rechtbank is zich ervan bewust dat [medeverdachte 2] verklaringen heeft afgelegd waarin hij zijn eigen rol in het geheel minimaliseert, als die verklaringen worden bezien in het licht van het overige bewijsmateriaal. De rechtbank zal de verklaringen van [medeverdachte 2] daarom met uiterste behoedzaamheid gebruiken, maar ziet geen reden om die verklaringen in zijn geheel als onbetrouwbaar van het bewijs uit te sluiten. Daar waar de verklaringen van [medeverdachte 2] in belangrijke mate steun vinden in ander, objectief bewijsmateriaal zal de rechtbank deze tot het bewijs bezigen.
Hieruit vloeit voort dat van schending van de door het Europees Hof ter bescherming van de rechten van de mens (EHRM) in de zaak Vidgen omschreven norm geen sprake is.
Beoordeling door de rechtbank met betrekking tot [verdachte]
[adres 2]
heeft zich gedurende het onderzoek op zijn zwijgrecht beroepen. Ter terechtzitting heeft hij verklaard dat hij zich enkel bezighield met de koop en verkoop van de mix (naar de rechtbank begrijpt het versnijdingsmiddel) en niet met (het versnijden van) cocaïne zodat hij dient te worden vrijgesproken bewerken/verwerken en voorhanden hebben van cocaïne, aldus de verdediging.
De rechtbank komt tot een ander oordeel en overweegt daartoe als volgt.
Zoals hierboven geconcludeerd bevond zich op de [adres 2] een cocaïnelaboratorium, waar versnijdingsmiddel werd bewerkt en met cocaïne werd gemengd. Gelet op de verklaring van [medeverdachte 2] dat hij sinds 7 juli 2018 verbleef op de [adres 2] en zich vanaf dat moment bezighield met het produceren van de mix die werd gebruikt voor het versnijden met cocaïne gaat de rechtbank er vanuit dat het cocaïnelaboratorium vanaf 7 juli 2018 in werking was. Dat het laboratorium op het moment van ontdekken reeds enige tijd in werking en productief was, blijkt immers ook uit het aantreffen van een aanzienlijke hoeveelheid leeg verpakkingsmateriaal waarvan de inhoud is gebruikt bij het bewerken/verwerken van cocaïne, zoals 43 opgesneden ammoniaflessen en de 60 opengesneden verpakkingen van cocaïneblokken.
Wat betreft de betrokkenheid van [verdachte] bij het bewerken/verwerken van cocaïne en het op 1 september 2018 voorhanden hebben van 12 kilo cocaïne overweegt de rechtbank als volgt.
[verdachte] heeft reeds vanaf 5 juni 2018 telefonisch contact met [medeverdachte 2] waarbij tussen beiden foto’s worden gestuurd van stempels, waarbij kan worden vastgesteld dat soortgelijke mallen tijdens de doorzoeking van de [adres 2] en [adres 3] zijn aangetroffen. Bovendien blijkt uit het aangehaalde chatbericht tussen [medeverdachte 2] en [verdachte] dat [verdachte] op de hoogte was van de komst van [medeverdachte 2] naar Nederland. Door [medeverdachte 2] was immers geschreven dat hij zo in het vliegtuig zou stappen waarop [verdachte] schreef dat [naam 4] daar was en dat hij op hem wachtte. Vanaf 12 juli 2018 heeft [verdachte] veel contact met [medeverdachte 2] via zwarte Nokia telefoons. Voorts blijkt uit het dossier dat [verdachte] veel contact had met [medeverdachte 1] die vanaf 13 november 2017 huurder was van het pand aan de [adres 2] .
Uit de cameraobservaties blijkt dat [verdachte] alleen of in wisselende samenstellingen met medeverdachten, bijna op alle dagen dat cameraobservatie heeft plaatsgevonden, het pand aan de [adres 2] bezoekt, terwijl er op die momenten ook andere personen in de woning zijn die een rol hebben bij het cocaïnelaboratorium.
Voorts stelt de rechtbank, gelet op de inhoud van de aangehaalde tapgesprekken in combinatie met de overige bewijsmiddelen, vast dat de gesprekken tussen [medeverdachte 2] en [verdachte] te maken hebben met de werkzaamheden in het cocaïnelaboratorium, waarbij [verdachte] degene is die de werkzaamheden van [medeverdachte 2] controleert en aanstuurt. Tevens blijkt uit de tapgesprekken tussen [verdachte] en [medeverdachte 1] dat [verdachte] [medeverdachte 1] opdracht geeft om plakfolie aan te schaffen waarbij diezelfde plakfolie later in de woning wordt aangetroffen alsook dat [verdachte] opdracht aan [medeverdachte 1] geeft om mensen te volgen.
De verklaring van [verdachte] dat hij zich alleen met de koop en verkoop van het versnijdingsmiddel heeft bezig gehouden en niet met (het versnijden van) cocaïne is naar het oordeel van de rechtbank op geen enkele wijze aannemelijk geworden. Immers duidt niets in het dossier erop dat sprake was van een separate handel in versnijdingsmiddelen terwijl uit de bewijsmiddelen wel blijkt dat er op de [adres 2] cocaïne werd versneden met versnijdingsmiddel en weer werd verpakt als versneden cocaïne.
[verdachte] heeft, gelet op bovengenoemde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien, naar het oordeel van de rechtbank een wezenlijke bijdrage geleverd aan het proces van het verwerken/bewerken van cocaïne. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] zich in de periode van 7 juli 2018 tot en met 31 augustus 2018 tezamen en in vereniging met anderen schuldig heeft gemaakt aan het bewerken/verwerken van cocaïne en het op 1 september 2018 tezamen en in vereniging aanwezig hebben van 12 kilo cocaïne.
Uit de rapportages van de LFO en het NFI volgt niet dat sprake is geweest van het bereiden van hennepolie in de woning aan de [adres 2] . Om die reden zal de rechtbank [verdachte] partieel vrijspreken van dat onderdeel van de tenlastelegging.
[adres 3]
Ter terechtzitting heeft [verdachte] verklaard dat [naam 1] zijn vriendin was. De huur van de woning liep in maart of april 2018 af. Daarna is hij nooit meer in de woning geweest, zodat hij dient te worden vrijgesproken van het aan hem onder 5 tenlastegelegde feit, aldus de verdediging.
De rechtbank acht de verklaring dat de huur na maart of april 2018 afliep en hij daarna niet meer in de woning is geweest niet aannemelijk nu niet is gebleken van opzegging van het huurcontract terwijl dat blijkens het huurcontract wel noodzakelijk was. Bovendien heeft getuige [getuige 1] [naam 1] als de huurster van de [adres 3] herkend. Zij heeft in het verdere verhoor niet aangegeven dat de huur is opgezegd of dat er op enig moment andere huurders van het pand waren. Dat [verdachte] op 1 september 2018 toegang had tot het pand wordt tevens ondersteund door de verklaring van [medeverdachte 2] waarin hij verklaart dat [verdachte] in het pand van de [adres 3] kwam.
Voorts stelt de rechtbank vast dat [verdachte] ook wetenschap en beschikkingsmacht had over de aangetroffen cocaïne en overweegt daartoe dat er sprake is van een verband tussen de blokken (versneden) cocaïne die zijn aangetroffen in de woning aan de [adres 3] en de hierboven beschreven bevindingen in het opsporingsonderzoek in de woning aan de [adres 2] . De blokken die zijn aangetroffen op nummer [adres 3] vertonen immers dezelfde logo’s op de blokken als de aangetroffen logo’s op nummer [adres 2] . Ook de aangetroffen verf op de blokken (versneden) cocaïne aangetroffen in de woning aan de [adres 3] past bij de aangetroffen verf op de metalen plaat met het logo, het verfbakje met roller en de restanten verf.
Tot slot is de cocaïne aangetroffen in de woning [adres 3] versneden met de versnijdingsmiddelen levamisol en/of dexamisol. Dit zijn dezelfde versnijdingsmiddelen als in de blokken versneden cocaïne aangetroffen in de woning [adres 2] . Bovendien is in de laatstgenoemde woning een grote hoeveelheid van diezelfde versnijdingsmiddelen aangetroffen.
Nu [verdachte] als medepleger betrokken is geweest bij het bewerken/bewerken van cocaïne in de woning aan [adres 2] in combinatie met bovengenoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] tezamen met een ander 2 kilo cocaïne en 4,5 liter hennepolie voorhanden heeft gehad.
Beoordeling door de rechtbank met betrekking tot [medeverdachte 1]
[adres 2]
Zoals hierboven geconcludeerd bevond zich op de [adres 2] een cocaïnelaboratorium, waar versnijdingsmiddel werd bewerkt en met cocaïne werd gemengd. Gelet op de verklaring van [medeverdachte 2] dat hij sinds 7 juli 2018 verbleef op de [adres 2] en zich vanaf dat moment bezig hield met het produceren van de mix gaat de rechtbank er vanuit dat het cocaïne laboratorium vanaf 7 juli 2018 in werking was. Dat het laboratorium op het moment van ontdekken reeds enige tijd in werking en productief was, blijkt immers ook uit het aantreffen van een aanzienlijke hoeveelheid leeg verpakkingsmateriaal waarvan de inhoud is gebruikt bij het bewerken/verwerken van cocaïne, zoals 43 opgesneden ammoniaflessen en de 60 opengesneden verpakkingen van cocaïneblokken.
Wat betreft de betrokkenheid van [medeverdachte 1] bij het bewerken/verwerken en het voorhanden hebben van cocaïne is de rechtbank van oordeel dat uit de bewijsmiddelen volgt dat [medeverdachte 1] degene is geweest die de woning aan de [adres 2] sinds 13 november 2017 huurde en daarvoor ook huur heeft betaald. Daartoe overweegt de rechtbank dat op het huurcontract als ingangsdatum 13 november 2017 staat vermeld. Daarnaast heeft getuige [getuige 2] verklaard dat hij niet meer precies weet wanneer hij het contract heeft getekend, maar dat hij wel ongeveer 10 keer de huur heeft opgehaald waarvan hij, behoudens 2 of 3 keer, de huur telkens van [medeverdachte 1] gekregen. De huur ontving hij bij de woning.
De rechtbank stelt op basis van de verklaring van [medeverdachte 2] in combinatie met de historische gegevens van de telefoon van [medeverdachte 1] vast dat [medeverdachte 1] in de periode na 7 juli 2018 meerdere dagen in juli 2018 in de woning aan de [adres 2] is geweest. [medeverdachte 2] heeft verklaard dat [medeverdachte 1] vanaf 7 juli 2018 4 à 5 dagen op de [adres 2] heeft geslapen, vervolgens naar Zwitserland is vertrokken en na 2 à 3 dagen is teruggekeerd naar Nederland. Deze verklaring komt overeen met de historische telefoongegevens van de telefoon van [medeverdachte 1] waaruit blijkt dat hij van 7 juli 2018 tot en met 12 juli 2018 en van 15 juli 2018 tot en met 16 juli 2018 in Nederland is geweest.
Ook blijkt uit de cameraobservaties van 29 augustus 2018 tot en met 31 augustus 2018 dat [medeverdachte 1] vier keer met de sleutel het pand betreedt en weer verlaat. Dat hij al die keren niet in de woning is geweest acht de rechtbank volstrekt onaannemelijk.
De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat hij wetenschap had van het cocaïnelaboratorium in de woning aan de [adres 2] . Voorts overweegt de rechtbank dat [medeverdachte 1] een voldoende wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het bewerken/verwerken en voorhanden hebben van cocaïne. Vast staat dat hij sinds november 2017 huurder was van het pand. Daarnaast bezocht [medeverdachte 1] , als hij in Nederland was, regelmatig het pand en beschikte hij ook over een sleutel van het pand. Tevens blijkt uit het dossier dat hij gedurende de periode vanaf 7 juli 2018 telefonisch contact had met [verdachte] en [medeverdachte 4] die allen ook een rol hadden met betrekking tot het cocaïnelaboratorium. Uit de tapgesprekken blijkt voorts dat [medeverdachte 1] op aanwijzing van [verdachte] plakfolie koopt waarbij diezelfde plakfolie vervolgens door [medeverdachte 1] naar de woning wordt gebracht en ook in de woning is aangetroffen. Voorts volgt uit de tapgesprekken van 31 augustus 2018 dat [medeverdachte 1] op aanwijzen en in opdracht van [verdachte] en [medeverdachte 4] mensen in de gaten moet houden.
Gelet op al het bovenstaande, in onderlinge samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [medeverdachte 1] een voldoende wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het bewerken/verwerken van cocaïne en aan het aanwezig hebben van 12 kilo cocaïne.
Uit de rapportages van de LFO en het NFI volgt niet dat sprake is geweest van het bereiden van hennepolie in de woning aan de [adres 2] Om die reden zal de rechtbank [medeverdachte 1] partieel vrijspreken van dat onderdeel van de tenlastelegging.
Vrijspraak [adres 3]
Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld dat de in de woning aan de [adres 3] aangetroffen cocaïne en hennepolie zich in de machtssfeer van [medeverdachte 1] hebben bevonden. Zo werd de woning niet door [medeverdachte 1] gehuurd, noch verbleef hij daar en kan evenmin worden vastgesteld of en zo ja, wanneer hij in de woning is geweest.
De rechtbank spreekt [medeverdachte 1] dan ook vrij van het hem onder 3 tenlastegelegde feit.
Beoordeling door de rechtbank met betrekking tot [medeverdachte 2]
[adres 2]
Ten aanzien van feit 1:
De rechtbank heeft vastgesteld dat in alle ruimtes van de – niet al te grote – woning aan de [adres 2] goederen en stoffen zijn aangetroffen die te maken hebben met het proces van het bewerken en versnijden van cocaïne. In die woning was sprake van een cocaïnelaboratorium, waar versnijdingsmiddel werd bewerkt en vervolgens met cocaïne werd gemengd. Zelfs indien [medeverdachte 2] zich tijdens zijn verblijf in die woning enkel bezig zou hebben gehouden met het bewerken van het versnijdingsmiddel en die mix vervolgens door anderen in het cocaïnelaboratorium zou zijn vermengd met de aanwezige cocaïne hydrochloride, vormen zijn werkzaamheden daarmee een essentieel onderdeel van de keten van het bewerkingsproces dat heeft plaatsgevonden in dat laboratorium. Dit betekent dat de rechtbank ervan uitgaat dat [medeverdachte 2] door zijn handelen een significante bijdrage heeft geleverd aan het be- en verwerkingsproces van de cocaïne hydrochloride.
Hij heeft dit gedaan in nauwe en bewuste samenwerking met zijn medeverdachten [verdachte] , [medeverdachte 1] en gedurende de laatste dagen voor zijn aanhouding ook met [medeverdachte 3] . Die nauwe en bewuste samenwerking volgt uit de uitgeluisterde tapgesprekken, de onderlinge chatgesprekken en de aanwezigheid van hun allen in wisselende samenstelling in de woning [adres 2] .
Dit betekent dat de rechtbank bewezen acht dat [medeverdachte 2] zich samen met [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] heeft schuldig gemaakt aan het opzettelijk bewerken en verwerken van cocaïne in de periode van 7 juli 2018 tot en met 31 augustus 2018.
Uit de rapportages van de LFO en het NFI volgt niet dat sprake is geweest van het bereiden van hennepolie in de woning aan de [adres 2] . Om die reden zal de rechtbank [medeverdachte 2] partieel vrijspreken van dat onderdeel van de tenlastelegging.
Ten aanzien van feit 2:
De rechtbank stelt voorop dat voor het bewijs van het 'aanwezig hebben' van verdovende middelen volgens vaste jurisprudentie niet is vereist dat deze middelen aan de dader toebehoren, noch dat deze enige beschikkings- en of beheersbevoegdheid ten aanzien van die middelen heeft. Voldoende is dat de verdovende middelen zich in de machtssfeer van de dader (en diens eventuele mededaders) bevinden. [medeverdachte 2] verbleef in de woning waar de cocaïne is aangetroffen, had daar de sleutel van en was zich ook terdege bewust van de aanwezigheid van de cocaïne in die woning. Dit betekent dat [medeverdachte 2] (feitelijk) kon beschikken over de aangetroffen blokken cocaïne en zij zich in zijn machtssfeer bevonden, zodat feit 2 kan worden bewezen. Ook hier geldt dat sprake is van medeplegen.
Vrijspraak [adres 3]
De rechtbank zal [medeverdachte 2] vrijspreken van het aanwezig hebben van cocaïne op het adres [adres 3] . De rechtbank heeft niet kunnen vaststellen dat de daar aangetroffen cocaïne zich (nog) in de machtssfeer van [medeverdachte 2] bevond. Die woning werd niet door hem gehuurd, noch verbleef hij daar en evenmin kan worden vastgesteld of en zo ja, wanneer hij daar aanwezig is geweest.
Beoordeling door de rechtbank met betrekking tot [medeverdachte 3]
[adres 2]
Ten aanzien van feit 1:
De rechtbank gaat er van uit dat [medeverdachte 3] naar Nederland is gekomen met het doel werkzaamheden uit te voeren in het cocaïnelaboratorium. Uit de Viber-contacten tussen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] blijkt op geen enkele wijze dat hij diens hulp nodig zou hebben voor een vluchtplan, hetgeen toch voor de hand zou liggen als iemand met een dergelijk doel vanuit Albanië naar Nederland overkomt.
De rechtbank overweegt verder dat in alle ruimtes van de – niet al te grote – woning aan de [adres 2] goederen en stoffen zijn aangetroffen die te maken hebben met het proces van het bewerken en versnijden van cocaïne. In die woning was sprake van een cocaïnelaboratorium, waar versnijdingsmiddel werd bewerkt en vervolgens met cocaïne werd gemengd. De rechtbank acht het volstrekt ongeloofwaardig dat [medeverdachte 3] niet zou hebben geweten dat er in die woning een bewerkingsproces van cocaïne plaatsvond, gelet op de op 1 september 2018 aangetroffen situatie in die woning. Uit zijn verklaring volgt dat hij in die woning twee keer iets heeft gemalen, een keer met beschermende kleding aan. Dat deze passage verkeerd op papier zou zijn gekomen door miscommunicatie met de Kosovaarse tolk acht de rechtbank niet aannemelijk, nu daarover meerdere vragen zijn gesteld waarop [medeverdachte 3] consistent heeft geantwoord en op dit onderdeel van de verklaring in een volgend verhoor is teruggekomen zonder dat [medeverdachte 3] toen heeft aangegeven eerder verkeerd te zijn begrepen.
Nu [medeverdachte 3] over een dierenmedicijn heeft verklaard in zijn verhoor gaat de rechtbank ervan uit dat hij in elk geval versnijdingsmiddel heeft bewerkt, nu levamisol - naast als versnijdingsmiddel voor drugs - ook als ontwormingsmiddel voor vee wordt gebruikt. Zelfs indien [medeverdachte 3] , zoals hij zelf bij de politie heeft verklaard, tijdens zijn verblijf in die woning enkel versnijdingsmiddel zou hebben bewerkt en die mix vervolgens door anderen in het cocaïnelaboratorium zou zijn vermengd met de aanwezige cocaïne hydrochloride, vormen zijn werkzaamheden daarmee een essentieel onderdeel van de keten van het bewerkingsproces dat heeft plaatsgevonden in dat laboratorium. Dit betekent dat de rechtbank ervan uitgaat dat [medeverdachte 3] door zijn handelen een significante bijdrage heeft geleverd aan het be- en verwerkingsproces van de cocaïne hydrochloride. Hij heeft dit vanaf zijn komst naar Nederland op 21 augustus 2018gedaan in nauwe en bewuste samenwerking met zijn medeverdachten [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . Die nauwe en bewuste samenwerking volgt uit de uitgeluisterde tapgesprekken, de onderlinge chatgesprekken en de aanwezigheid van hun allen in wisselende samenstelling in de woning aan de [adres 2] .
Dit betekent dat de rechtbank bewezen acht dat [medeverdachte 3] zich samen met [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] heeft schuldig gemaakt aan het opzettelijk bewerken en verwerken van cocaïne in de periode van 21 augustus 2018 tot en met 31 augustus 2018.
Uit de rapportages van de LFO en het NFI volgt niet dat sprake is geweest van het bereiden van hennepolie in de woning aan de [adres 2] . Om die reden zal de rechtbank [medeverdachte 3] partieel vrijspreken van dat onderdeel van de tenlastelegging.
Ten aanzien van feit 2:
De rechtbank overweegt dat bij onderzoek in de woning op de tafel in de woonkamer een blok cocaïne met levisamol en/of dexamisol lag en op de bank (deels in een rugtas) 12 blokken cocaïne hydrochloride. Dat [medeverdachte 3] , die op het dak van de woning is aangehouden, die cocaïne niet zou hebben opgemerkt kan, mede in het licht van wat uit de bewijsmiddelen volgt ten aanzien van de verdere inrichting van die woning als cocaïnelaboratorium, als ongeloofwaardig terzijde worden geschoven. Dit betekent dat de rechtbank feit ook 2 bewezen acht. Ook hier geldt dat sprake is van medeplegen.
Vrijspraak [adres 3]
De rechtbank zal [medeverdachte 3] vrijspreken van het aanwezig hebben van cocaïne op het adres [adres 3] . De rechtbank heeft niet kunnen vaststellen dat de daar aangetroffen cocaïne zich (nog) in de machtssfeer van [medeverdachte 3] bevond. Die woning werd niet door hem gehuurd, noch verbleef hij daar en evenmin kan worden vastgesteld of en zo ja, wanneer hij daar aanwezig is geweest.
Feit 6 - criminele organisatie
Juridisch kader criminele organisatie
Onder een criminele organisatie als bedoeld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht en/of artikel 11a van de Opiumwet wordt verstaan een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen de desbetreffende verdachte en ten minste één ander persoon. Vast moet komen te staan dat de organisatie het plegen van misdrijven tot oogmerk heeft. Met het oogmerk wordt primair gedoeld op het naaste doel: datgene dat men zich als direct gewild voorstelt. Voor het bewijs van het oogmerk zal onder meer betekenis kunnen toekomen aan misdrijven die in het kader van de organisatie reeds zijn gepleegd, aan het meer duurzaam of gestructureerde karakter van de samenwerking – zoals daarvan kan blijken uit de onderlinge verdeling van werkzaamheden of onderlinge afstemming van activiteiten van deelnemers binnen de organisatie met het oog op het bereiken van het gemeenschappelijke doel van de organisatie – en, meer algemeen, aan de planmatigheid of stelselmatigheid van de met het oog op dit doel verrichte activiteiten van deelnemers binnen de organisatie.
Van deelneming aan een criminele organisatie is sprake, indien de betrokkene behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel heeft in gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk, dan wel deze gedragingen ondersteunt. Een deelnemingshandeling kan bestaan uit het (mede)plegen van enig misdrijf, maar ook uit het verrichten van hand- en spandiensten, zolang van hiervoor bedoeld aandeel of ondersteuning kan worden gesproken. Voor deelneming is voldoende dat de betrokkene in zijn algemeenheid weet (in de zin van onvoorwaardelijk opzet) dat de organisatie tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven. Enig vorm van opzet op de door de organisatie concreet beoogde concrete misdrijven is niet vereist.
Samenhang panden
Zoals reeds eerder genoemd is in een bovenwoning aan de [adres 2] een cocaïnelaboratorium aangetroffen waarbij vastgesteld is dat daar een aanzienlijke hoeveelheid cocaïne is bewerkt in de periode van 7 juli 2018 tot en met 31 augustus 2018. Bij de doorzoeking van de woning werden immers, naast 60 kilo aan versnijdingsmiddelen, 12 blokken à één kilo verpakte cocaïne aangetroffen en een zestigtal soortgelijke, maar lege, verpakkingen. Verder is op basis van de cameraobservaties vastgesteld dat [verdachte] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] en anderen in wisselende samenstellingen telkens de voordeur naar de woning aan de [adres 2] binnengingen en de woning ook weer verlieten. Ook blijkt uit cameraobservaties en de verklaring van [medeverdachte 2] dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] in ieder geval één keer met gevulde rugzakken naar een woning aan de [adres 3] zijn gelopen. In deze woning, die gehuurd werd door de vriendin van [verdachte] , zijn twee blokken versneden cocaïne aangetroffen waarbij deze blokken dezelfde logo’s vertoonden als de aangetroffen logo’s op [adres 2] .
Uit onderzoek is gebleken dat deze twee woningen een samenhang hadden met twee andere woningen in het centrum van Den Haag.
[adres 5]
Op 6 september 2018 vond er een doorzoeking plaats in de woning aan de [adres 5] te Den Haag. In deze woning werd in slaapkamer 1 een grote en een kleine cocaïne drukplaat en drugstestbuisjes aangetroffen. Verder werd er een handgeschreven papier aangetroffen met daarop PGP codes.De eigenaresse van het verhuurbedrijf [naam 8] , [getuige 1] heeft verklaard dat deze woning was verhuurd aan [medeverdachte 4] sinds september 2016.[medeverdachte 2] heeft over deze woning verklaard dat hij wel eens op verzoek van [medeverdachte 4] bij de woning aan de [adres 5] is geweest waar hij rugzakken heeft meegekregen.
[adres 6]
Tenslotte is in een woning waar [verdachte] verbleef – zijn persoonlijke spullen lagen immers daar – aan de [adres 6] het huurcontract van de woning aan de [adres 2] op naam van [medeverdachte 1] aangetroffen. Daarnaast is er een aanzienlijke hoeveelheid contant geld, te weten € 200.000,- gebundeld in biljetten van 500 euro, aangetroffen.
Contacten verdachten
Uit het hierboven reeds weergegeven onderzoek naar telefoongegevens, tapgesprekken, chatgesprekken en observaties van verdachten blijkt bovendien dat [verdachte] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] in de periode van 7 juli 2018 tot aan 1 september 2018, de datum van aanhouding, veelvuldig contact met elkaar hebben gehad over allerlei zaken die direct of indirect te maken hebben met het productieproces van cocaïne.
Naar het oordeel van de rechtbank rechtvaardigen bovenstaande bevindingen de conclusie dat in de tenlastegelegde periode sprake was van een gestructureerd samenwerkingsverband met een zekere organisatiegraad tussen de verdachten. De criminele organisatie heeft in ieder geval van 7 juli 2018 tot en met 1 september 2018 gefunctioneerd en had daarmee een duurzaam karakter.
Aandeel van de verdachten aan de organisatie
De rechtbank heeft in het bovenstaande geconcludeerd dat de feitelijke gedragingen, zoals vermeld onder het kopje “de beoordeling van de rechtbank”, zijn verricht door de verschillende verdachten en dat ze verband houden met het bewerken en aanwezig hebben van cocaïne. Daarmee staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat alle verdachten een aandeel hebben gehad in de organisatie die rechtstreeks verband houdt met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie, te weten het op grote schaal verwerken van cocaïne en het aanwezig hebben daarvan. Voor alle verdachten geldt dat zij een direct aandeel hebben gehad in het verwerken en voorhanden hebben van cocaïne, zodat het geen nader betoog behoeft dat zij bekend waren met het oogmerk van de organisatie.
Feit 7 – vals identiteitsbewijs
De rechtbank verklaart het onder 7 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank volstaat voor dit feit met een opgave van de bewijsmiddelen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, omdat de verdachte het feit heeft bekend en de raadsman geen vrijspraak heeft bepleit.
De rechtbank gebruikt als bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aanhouding;
- ID-Staat van [naam 6];
- een proces-verbaal van bevindingen;
- de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 14 januari 2020.