In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 24 september 2020 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekers, [verzoeker 1] B.V. en [verzoeker 2], tegen het college van burgemeester en wethouders van Alphen aan den Rijn. Het verzoek betreft een omgevingsvergunning die op 26 september 2019 is verleend aan Jusar Vastgoed B.V. voor de uitbreiding van een bedrijfsgebouw op het perceel Insteek 82 te Boskoop. Verzoekers hebben bezwaar gemaakt tegen het besluit van 24 februari 2020, waarin hun bezwaar ongegrond is verklaard. Zij hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, omdat zij menen dat de vergunninghoudster niet voldoet aan de vereisten van de Wet natuurbescherming en dat er significante gevolgen zijn voor het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied.
De voorzieningenrechter heeft overwogen dat, ingevolge artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht, een voorlopige voorziening kan worden getroffen indien onverwijlde spoed dat vereist. De rechter heeft vastgesteld dat de argumenten van verzoekers niet slagen, onder andere omdat de afstand tot het Natura 2000-gebied ongeveer 3 km bedraagt en er onvoldoende verwevenheid is tussen de belangen van verzoekers en de bescherming van de natuur. Daarnaast heeft de voorzieningenrechter geen gronden gevonden die de afwijzing van het verzoek zouden rechtvaardigen, en heeft hij geoordeeld dat het bouwplan in overeenstemming is met het bestemmingsplan.
Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, met de conclusie dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.