Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de voorzieningenrechter van 16 september 2020 in de zaak tussen
[verzoekster] ,
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
Procesverloop
Overwegingen
2.1 Verzoekster heeft op 2 februari 2020 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel. Verweerder heeft deze aanvraag op 9 april 2020 niet in behandeling genomen op grond van artikel 30, eerste lid, Vreemdelingenwet 2000 (Vw), omdat Zweden op grond van de Dublinverordening verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. Verzoekster heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. Dit verzoek om een voorlopige voorziening is op 7 mei 2020 ingetrokken voordat de voorzieningenrechter hierop heeft beslist.
5.1 Voor de vraag of een overdrachtstermijn wordt opgeschort is de Dublinverordening bepalend.
Artikel 27 eerste en derde lid van de Dublinverordening geeft de vreemdeling -kortgezegd- de mogelijkheid om een rechtsmiddel bij een rechterlijke instantie in te dienen tegen een overdrachtsbesluit. In de Nederlandse praktijk krijgt de vreemdeling de gelegenheid om binnen een redelijke termijn de rechtbank te verzoeken (bij wijze van voorlopige voorziening) de feitelijke uitvoering van het overdrachtsbesluit op te schorten in afwachting van de uitkomst van de rechterlijke beoordeling van het overdrachtsbesluit.
Dat verweerder in zijn beleid (paragraaf B.1/7.2 van de Vc) heeft opgenomen dat het bezwaar tegen de afwijzing van een verblijfsvergunning regulier (mede) opschortende werking van het overdrachtsbesluit, zoals bedoeld in artikel 27, derde lid, van de Dublinverordening tot gevolg heeft, maakt het voorgaande niet anders. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter ontbreekt daarvoor een wettelijke grondslag. De voorzieningenrechter ziet zich in dit oordeel gesteund door de uitspraken van deze rechtbank en zittingsplaats van 2 juli 2020 (NL20.10197), zittingsplaats Arnhem van 20 maart 2020 (ECLI:NL:RBGEL:2020:1942), zittingsplaats Zwolle van 1 september 2020 (ECLI:NL:RBOVE:2020:2868) en zittingsplaats Amsterdam van 16 juli 2020 (ECLI:RBAMS:2020:3482).
Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is er dan ook geen juridische grondslag (meer) om verzoekster op grond van de Dublinverordening aan Zweden over te dragen.
Beslissing
wijst de voorlopige voorziening toe die ertoe strekt dat verzoekster niet wordt overgedragen aan Zweden totdat op het bezwaar is beslist;