ECLI:NL:RBDHA:2020:9127
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verlening van een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 juni 2020 een beschikking gegeven naar aanleiding van een verzoek van de officier van justitie tot het verlenen van een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De betrokkene, geboren in 1993, heeft een psychische stoornis, te weten een schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen, en persoonlijkheidsstoornissen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er ernstig nadeel dreigt voor de betrokkene en dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. De rechtbank heeft de noodzaak van verplichte zorg onderbouwd met medische verklaringen en een zorgplan.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de betrokkene aangegeven liever geen bemoeienis van de geestelijke gezondheidszorg (GGZ) te willen en geen medicatie in te nemen, maar bereid te zijn orale medicatie te slikken indien noodzakelijk. De advocaat van de betrokkene heeft gepleit voor afwijzing van het verzoek, stellende dat de betrokkene zich aan de voorwaarden houdt en geen drugs of alcohol gebruikt. De casemanager heeft echter aangegeven dat de betrokkene zonder machtiging geen medicatie zal gebruiken, wat kan leiden tot een terugval.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat de voorgestelde verplichte zorg noodzakelijk is om het ernstig nadeel af te wenden. De rechtbank heeft de zorgmachtiging verleend, met inachtneming van de wettelijke beslistermijn en de expiratiedatum van de laatst geldende machtiging. De machtiging geldt tot en met 30 oktober 2020. De rechtbank heeft het meer of anders verzochte afgewezen. Deze beschikking is gegeven door mr. J.T.W. van Ravenstein, rechter, en uitgesproken ter openbare zitting.