In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 17 september 2020, wordt de asielaanvraag van een Griekse statushouder behandeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 15 juni 2020 niet-ontvankelijk verklaard, omdat de Griekse autoriteiten op 29 maart 2019 internationale bescherming aan de eiser hebben verleend. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij aanvoert dat de situatie voor statushouders in Griekenland onmenselijk is en dat hij geen toegang heeft tot gezondheidszorg of huisvesting. Tijdens de zitting op 2 september 2020, die via een Skype-verbinding plaatsvond, was eiser aanwezig met zijn gemachtigde en een tolk.
De rechtbank oordeelt dat de informatie van de Griekse autoriteiten, die dateert van 24 juni 2019, niet meer actueel is op het moment van het bestreden besluit. De rechtbank stelt dat verweerder nader onderzoek moet doen naar de verblijfsstatus van eiser in Griekenland, aangezien het bestreden besluit niet zorgvuldig tot stand is gekomen en niet deugdelijk is gemotiveerd. De rechtbank verwijst naar de artikelen 3:2 en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht, die in deze zaak zijn geschonden. Verweerder krijgt de gelegenheid om het gebrek te herstellen binnen twee weken, waarna eiser vier weken de tijd heeft om te reageren op de herstelpoging.
De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak op het beroep. Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, in aanwezigheid van mr. N.H. de Zeeuw, griffier. Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open, maar kan dit wel tegelijkertijd met een eventuele einduitspraak worden ingesteld.