ECLI:NL:RBDHA:2020:9043
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en Dublinverordening: Verantwoordelijkheid België
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 september 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, vertegenwoordigd door mr. F.S. Boedhoe, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. A.M.H. van de Wal, had de aanvraag niet in behandeling genomen op grond van de Dublinverordening, omdat België verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit.
Tijdens de zitting op 1 september 2020, die via een beeld- en geluidverbinding plaatsvond, heeft eiser zijn standpunt toegelicht. Eiser betoogde dat België in strijd handelt met de richtlijnen en waarborgen die voortvloeien uit de Opvangrichtlijn, en dat de detentie- en leefomstandigheden in België in strijd zijn met de artikelen 3 en 13 van het EVRM. De rechtbank overwoog dat verweerder op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mocht uitgaan van de waarborgen die België biedt voor asielzoekers.
De rechtbank concludeerde dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat er structurele tekortkomingen waren in het Belgische asiel- en opvangsysteem. Eiser had geen bewijs geleverd dat zijn asielaanvraag in België niet naar behoren was behandeld. De rechtbank oordeelde dat de omstandigheden van eiser niet dermate bijzonder waren dat de overdracht aan België onevenredige hardheid zou opleveren. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, en is bekendgemaakt op 7 september 2020. Tegen deze uitspraak kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.