ECLI:NL:RBDHA:2020:9020

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 september 2020
Publicatiedatum
17 september 2020
Zaaknummer
597083
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot handhaving ondertoezichtstelling onder regulier jeugdbeschermingsteam

In deze zaak heeft de kinderrechter op 9 september 2020 uitspraak gedaan naar aanleiding van een verzoek van de vader met betrekking tot de uitvoering van de ondertoezichtstelling van zijn minderjarige kind. De vader verzocht de kinderrechter te bepalen dat de uitvoering van de ondertoezichtstelling onder een regulier jeugdbeschermingsteam zou blijven vallen, in plaats van over te gaan naar Team Veiligheid JB. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de gecertificeerde instelling, de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, de bevoegdheid heeft om de uitvoering van de ondertoezichtstelling toe te bedelen aan een andere jeugdbeschermer. De kinderrechter heeft de feiten in de zaak overwogen, waaronder de erkenning van het kind door de vader en de gezamenlijke ouderlijke verantwoordelijkheid van de vader en de moeder. De kinderrechter heeft ook kennisgenomen van de communicatieproblemen tussen de vader en de jeugdzorgwerkers, evenals de zorgen van de vader over de gevolgen van de overdracht naar Team Veiligheid JB.

Tijdens de zitting is gebleken dat de vader vreest dat de inschakeling van Team Veiligheid JB negatieve gevolgen zal hebben voor hem en zijn dochter. De gecertificeerde instelling heeft echter verweer gevoerd en gesteld dat de overdracht naar Team Veiligheid JB binnen hun beleidsvrijheid valt. De kinderrechter heeft geoordeeld dat het verzoek van de vader niet-ontvankelijk is, maar heeft het verzoek ook afgewezen op inhoudelijke gronden. De kinderrechter heeft benadrukt dat de wijziging van jeugdbeschermers niet onredelijke consequenties heeft voor de doelen van de ondertoezichtstelling en dat het herstel van contact tussen de vader en het kind nog steeds mogelijk is.

De kinderrechter heeft de vader aangespoord om op een positieve manier in contact te treden met de huidige jeugdbeschermers, zodat er een goede samenwerkingsrelatie kan ontstaan. De beslissing van de kinderrechter is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/597083 / JE RK 20-1831
Datum uitspraak: 9 september 2020

Beschikking van de kinderrechter

Afwijzing verzoek ex artikel 1:262b BW

in de zaak naar aanleiding van het op 30 juli 2020 ingekomen verzoekschrift van:
[de man]
hierna te noemen: de vader,
geen woon- of verblijfplaats bekend,
advocaat: mr. W.J. van Bel, te Rotterdam.
betreffende:
- [minderjarige], geboren op [geboortedag] 2017 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,

hierna te noemen: de gecertificeerde instelling.
[de vrouw] ,
hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. L. Rijsdam, te Leiden.

Het procesverloop

De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift, met bijlagen;
- het plan van aanpak, alsmede verslag van het verloop van de ondertoezichtstelling d.d. 4 juni 2020.
Op 25 augustus 2020 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Daarbij zijn verschenen:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- [vertegenwoordiger van de GI] , namens de gecertificeerde instelling;
- de advocaat van de moeder.
Opgeroepen en niet verschenen is:
- de moeder.

Feiten

- [minderjarige] is erkend door de vader, [de man]
- De vader en de moeder zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag.
- [minderjarige] verblijft feitelijk in een pleeggezin.
- De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking d.d. 15 mei 2020 de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd van 4 juni 2020 tot 4 juni 2021, alsmede machtiging verleend [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg van 15 mei 2020 tot 4 november 2021.

Verzoek en verweer

De vader heeft aan de kinderrechter een geschil voorgelegd met betrekking tot de uitvoering van de ondertoezichtstelling. De vader verzoekt de kinderrechter te bepalen dat de uitvoering van de ondertoezichtstelling onder een regulier jeugdbeschermingsteam blijft vallen en niet onder Team Veiligheid JB. Blijkens de stukken en het verhandelde ter zitting ligt aan het verzoek het volgende ten grondslag. De gecertificeerde instelling heeft op 14 juli 2020 de uitvoering van de ondertoezichtstelling overgedragen naar Team Veiligheid JB. De vader vreest dat het inschakelen van Team Veiligheid JB een stempel op de zaak en op hem oplevert dat zal leiden tot onterecht nadelige beslissingen en gevolgen voor hem en zijn dochter. De vader betwist de door de gecertificeerde instelling geuite beschuldigingen die aanleiding lijken te hebben gegeven voor de beslissing om het Team Veiligheid JB in te schakelen. De vader ontkent niet dat de communicatie met de jeugdzorgwerkers eerder moeizaam is verlopen en dat de frustratie bij vader opliep, maar stelt dat de communicatie al geruime tijd op een manier verloopt die binnen de grenzen van beschaafdheid past. Van bedreigingen door vader is in het geheel geen sprake geweest. De vader communiceert op een duidelijke manier, maar hij doet dit omdat hij van zijn dochter houdt. De vader en [minderjarige] leiden onder het feit dat zij sinds de overdracht naar Team Veiligheid JB geen contact meer met elkaar hebben. Ook heeft Team Veiligheid JB tot op heden geen contact met de vader opgenomen en reageren ze niet op mails van de vader en zijn advocaat. De vader wil dat de oude afspraken weer worden opgepakt, zodat het contact met [minderjarige] kan worden hersteld. Tot 14 juli 2020 hadden zij contact via beeldbellen en dat ging goed.
De gecertificeerde instelling heeft verweer gevoerd. Primair wordt verzocht het verzoek niet-ontvankelijk te verklaren, subsidiair wordt verzocht het verzoek van de vader af te wijzen. Daartoe is ter zitting het volgende naar voren gebracht. Het valt binnen de beleidsvrijheid van de gecertificeerde instelling om de zaak toe te bedelen aan jeugdbeschermers uit het Team Veiligheid JB. Verder maakt de manier van communiceren door de vader het onmogelijk om tot een constructief gesprek te komen. De vader is sinds november 2019 keer op keer gewaarschuwd voor zijn gedrag zowel mondeling als schriftelijk. . De vorige jeugdbeschermer heeft gemeld dat de vader, in aanwezigheid van [minderjarige] , haar uitschold en bedreigde. Dit uitschelden en bedreigen van de jeugdbeschermer heeft ook via voicemailberichten plaatsgevonden. Het handelen van de vader neigt naar stalking. De jeugdbeschermer voelde zich persoonlijk belaagd en kon het niet meer volhouden. Zij wilde niet meer betrokken blijven bij de zaak. Er is geen andere jeugdbeschermer bereid gevonden de zaak over te nemen. De zaak is daarom aangemeld bij Team Veiligheid JB, gescreend en geschikt bevonden. Nu zijn er twee stevige jeugdbeschermers betrokken bij de zaak. Het is onjuist dat er sinds 14 juli 2020 geen contact meer is geweest met de vader. Op 18 augustus 2020 heeft er een startgesprek met de vader plaatsgevonden. Dit heeft niet eerder kunnen plaatsvinden omdat in juli een verzoek tot vervallen verklaring schriftelijke aanwijzing bij de rechtbank werd behandeld, in augustus het hoger beroep tot verlenging van de maatregelen diende en nu het verzoek inzake de geschillenregeling wordt behandeld. Daar is de afgelopen periode veel tijd in gaan zitten, waardoor pas na deze zitting tijd is om te kijken naar wat er voor nodig is om de omgang tussen de vader en [minderjarige] weer te laten plaatsvinden.
Namens de moeder heeft haar advocaat naar voren gebracht dat wat haar betreft het Team Veiligheid JB niet hoeft te worden ingeschakeld omdat er een goede samenwerking met de vorige jeugdbeschermer was. Deze overdracht zorgt voor vertraging omdat er opnieuw kennis moet worden gemaakt.

Beoordeling

Ontvankelijkheid
Gelet op de ruime strekking van artikel 1:262b BW, kan het geschil aan de kinderrechter worden voorgelegd. Het toebedelen van de uitvoering van de ondertoezichtstelling aan jeugdbeschermers die binnen het Team Veiligheid JB vallen, raakt immers – al dan niet inhoudelijk – aan de uitvoering van de ondertoezichtstelling. Het verweer van de gecertificeerde instelling, inhoudende dat de koppeling van een zaak aan specifieke jeugdbeschermers binnen de beleidsvrijheid van de gecertificeerde instelling valt, leidt niet tot niet-ontvankelijkheid maar tot afwijzing van het verzoek. De kinderrechter zal hier bij de beoordeling van het geschil nader op ingaan.
Beoordeling geschil
De kinderrechter heeft een vergelijk tussen de betrokkenen beproeft, maar stelt vast dat overeenstemming tussen betrokkenen niet mogelijk is en acht de volgende beslissing in het belang van [minderjarige] wenselijk. De kinderrechter wijst het verzoek van de vader om te bepalen dat de uitvoering van de ondertoezichtstelling onder een regulier jeugdbeschermingsteam blijft vallen, af. Zoals reeds aangegeven, valt het binnen de bevoegdheden van de gecertificeerde instelling om de uitvoering van de ondertoezichtstelling toe te bedelen aan een andere jeugdbeschermer. Dat de nieuwe jeugdbeschermers deel uitmaken van Team Veiligheid JB, maakt dit in het onderhavige geval niet anders. De kinderrechter vindt de overdracht aan het Team veiligheid JB gelet op hetgeen in de stukken en ter zitting naar voren is gebracht, begrijpelijk. Voorts is niet gebleken dat de wijziging van jeugdbeschermers onredelijke consequenties heeft voor de reeds gestelde doelen van de ondertoezichtstelling. Het doel is nog steeds het contact tussen de vader en [minderjarige] te herstellen en dit dient nog steeds zorgvuldig te gebeuren en langzaam te worden opgebouwd. Het is niet gebleken dat er door de wijziging van jeugdbeschermers daarin een onredelijke vertraging zal opgetreden noch dat de koers van de ondertoezichtstelling is gewijzigd. De kinderrechter roept de vader op om op een positieve wijze in contact te treden met de huidige jeugdbeschermers. Als er sprake is van een positieve onderlinge communicatie, kan er een goede samenwerkingsrelatie ontstaan, waardoor gezamenlijk plannen kunnen worden gemaakt om de doelen van de ondertoezichtstelling te behalen. Dit is niet alleen in het belang van de vader, maar zeker ook in het belang van [minderjarige] .
Derhalve zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
wijst af het verzoek om te bepalen dat de uitvoering van de ondertoezichtstelling onder een regulier jeugdbeschermingsteam blijft vallen in plaats van onder Team Veiligheid JB;
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 9 september 2020 door mr. E.M.M. Engbers, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. K. Plette als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 9 september 2020.
Ingevolge artikel 807 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering staat tegen deze beslissing geen andere voorziening open dan cassatie in het belang der wet.