ECLI:NL:RBDHA:2020:9008
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in asielzaak na afwijzing verblijfsvergunning
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 9 september 2020 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. De verzoeker, van Marokkaanse nationaliteit, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen als kennelijk ongegrond. De verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
Bij het bestreden besluit van 2 juli 2020 werd de aanvraag van de verzoeker afgewezen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat, met instemming van partijen, het onderzoek ter zitting achterwege is gebleven. In de overwegingen van de uitspraak werd opgemerkt dat de verzoeker van Marokkaanse nationaliteit is en dat er een eerdere uitspraak is gedaan in een vergelijkbare zaak (zaaknummer NL20.13568).
Aangezien de rechtbank in die eerdere uitspraak al op het beroep had beslist, was er geen noodzaak meer voor een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft daarom het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, in aanwezigheid van griffier mr. S. Zohrabian, en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.