ECLI:NL:RBDHA:2020:9007

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 september 2020
Publicatiedatum
16 september 2020
Zaaknummer
NL20.13568
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op grond van veilig land van herkomst en inreisverbod

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 september 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, van Marokkaanse nationaliteit, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris de aanvraag op 2 juli 2020 als ongegrond heeft afgewezen, met de motivering dat Marokko als veilig land van herkomst wordt beschouwd. Eiser heeft tegen deze afwijzing beroep ingesteld, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat het onderzoek ter zitting achterwege kon blijven omdat geen van de partijen gebruik wilde maken van het recht om te worden gehoord.

Eiser heeft gesteld dat hij in Marokko problemen heeft ondervonden en dat het voor hem onmogelijk is om bescherming van de Marokkaanse autoriteiten in te roepen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de staatssecretaris voldoende heeft gemotiveerd dat Marokko een veilig land van herkomst is. Eiser heeft geen overtuigende argumenten aangedragen die de conclusie van de staatssecretaris zouden kunnen weerleggen. Bovendien heeft de rechtbank vastgesteld dat eiser geen relevante elementen heeft aangedragen die zijn asielaanvraag zouden kunnen onderbouwen.

Daarnaast heeft eiser bezwaar gemaakt tegen het opgelegde inreisverbod van twee jaar, dat volgens hem in strijd is met artikel 8 van het EVRM. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat verweerder op grond van de Vreemdelingenwet gehouden was een inreisverbod uit te vaardigen, gezien de omstandigheden van de zaak. Eiser heeft geen bijzondere omstandigheden aangevoerd die tot een ander oordeel zouden moeten leiden. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.13568

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. M.H. Steenbergen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

ProcesverloopBij besluit van 2 juli 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Omdat geen van de partijen, nadat zij zijn gewezen op hun recht ter zitting te worden gehoord, heeft verklaard dat zij gebruik wil maken van dit recht, heeft de rechtbank bepaald dat het onderzoek ter zitting verder achterwege blijft. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Marokkaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum]
2. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij in augustus 2007 naar Europa is gereisd en dat hij eerst een jaar en zes maanden in Spanje heeft gewoond en nadien twaalf jaar in Italië. Vervolgens is eiser via Frankrijk en België naar Nederland gereisd, omdat hij zijn been heeft gebroken in Italië. Eiser geeft aan dat Nederland betere zorg zou bieden. Eiser stelt Marokko te hebben verlaten, omdat hij wilde werken voor zijn moeder. Daarnaast waren er veel ruzies met de jongens uit de buurt. Door een van deze ruzies met zijn buren, is eiser in 2001 veroordeeld tot een gevangenisstraf in Marokko.
3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 31 van de Vw [1] en artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder a en b, van de Vw. Verweerder acht de gestelde nationaliteit, identiteit en herkomst van eiser geloofwaardig. Verweerder stelt zich echter op het standpunt dat Marokko een veilig land van herkomst is en dat niet is gebleken dat de Marokkaanse autoriteiten dan wel de daartoe geëigende instanties eiser niet willen of kunnen helpen.
4. Op wat eiser daartegen aanvoert wordt hierna ingegaan.
De rechtbank oordeelt als volgt.
5. Eiser voert aan dat verweerder heeft miskend dat Marokko in zijn geval niet als veilig land van herkomst kan worden beschouwd. Het is voor eiser onmogelijk dan wel op voorhand zinloos om bescherming in te roepen van de Marokkaanse autoriteiten. Eiser was ten tijde van de gebeurtenissen in Marokko minderjarig en is na zijn detentie elders in zijn woonplaats gaan wonen om problemen te voorkomen. Eiser voert verder aan dat de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) meer dan drie jaar oud is en niet meer als grondslag voor het gevoerde beleid kan dienen.
6. Naast de afwijzingsgrond dat eiser afkomstig is uit Marokko en dat Marokko als veilig land van herkomst wordt beschouwd, is eisers asielaanvraag evenwel ook afgewezen op de grond dat hij geen ter zake doende elementen als bedoeld in artikel 30b, eerste lid onder a, Vw naar voren heeft gebracht. Eiser heeft deze afwijzingsgrond niet betwist. Reeds hierom kan het beroep van eiser niet slagen.
7. Overigens heeft verweerder voldoende gemotiveerd dat Marokko een veilig land van herkomst is. Verweerder heeft hierbij verwezen naar de brief van de staatssecretaris van 11 juni 2018 [2] , waaruit blijkt dat er opnieuw uitgebreid beoordeeld wordt over het veilige landen beleid, indien er een aanmerkelijke achteruitgang is op één van de eerste drie punten of als er op een meerderheid van de criteria een achteruitgang wordt geconstateerd. Hiervan is niet gebleken. Dit is nogmaals bevestigd in de brief van de staatssecretaris van 20 september 2019. [3] Bij uitspraak van 1 februari 2017 [4] heeft ook de Afdeling geoordeeld dat verweerder Marokko terecht heeft aangewezen als veilig land van herkomst.
Dat Marokko in zijn geval niet als veilig land van herkomst kan worden aangemerkt, heeft eiser niet aannemelijk gemaakt. Eiser heeft op geen enkele wijze een nadere onderbouwing gegeven ten aanzien van zijn gestelde problemen in Marokko. Verweerder heeft zich dan ook terecht op het standpunt gesteld dat eisers verklaringen er niet toe leiden dat in zijn geval Marokko niet als veilig land van herkomst kan worden beschouwd. Daarbij heeft eiser ook niet onderbouwd waarom de Marokkaanse autoriteiten in zijn geval zullen nalaten om zijn vraag om bescherming effectief in behandeling te nemen en/of waarom er geen beschermingsmogelijkheden zijn.
8. Eiser voert verder aan dat hem ten onrechte een vertrektermijn is onthouden en een inreisverbod van twee jaar is opgelegd. Eiser is daardoor niet meer in staat zijn echtgenote in Spanje te bezoeken. Niet is gebleken dat verweerder het huwelijk tussen eiser en zijn echtgenote ongeloofwaardig heeft geacht. Het opleggen van een inreisverbod door verweerder is hierdoor in strijd met artikel 8 van het EVRM. [5] Verweerder heeft nagelaten om voldoende informatie te vergaren omtrent de relatie tussen eiser en zijn echtgenote, waardoor het inreisverbod op een onzorgvuldige wijze is opgelegd aan eiser, aldus eiser.
9. Ten aanzien van hetgeen eiser heeft aangevoerd betreffende het onthouden van een vertrektermijn overweegt de rechtbank dat eiser zijn bezwaar op geen enkele manier heeft gemotiveerd. Nu eiser Nederland onmiddellijk dient te verlaten, was verweerder op grond van artikel 66a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw gehouden een inreisverbod uit te vaardigen. De duur van het inreisverbod van twee jaar volgt uit artikel 6.5a van het Vb. [6] Verweerder voert in dit verband beleid dat is neergelegd in paragraaf A4/2.3 van de Vc. [7] Op grond van dit beleid vaardigt verweerder een inreisverbod uit voor de maximale duur als genoemd in artikel 6.5a van het Vb. Eiser heeft geen bijzondere omstandigheden naar voren gebracht die tot het afzien van het opleggen van een inreisverbod dienen te leiden. Ook heeft eiser geen enkele documenten overgelegd waaruit blijkt dat hij gehuwd is. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat er geen sprake is van een schending van artikel 8 van het EVRM.
10. Het beroep is ongegrond.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Zohrabian, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Kamerbrief over de herbeoordeling 2e en 3e tranche veilig landen van herkomst d.d. 11 juni 2018.
3.Kamerbrief over de herbeoordeling 1ste tranche veilige landen van herkomst d.d. 20 september 2019.
4.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 1 februari 2017, ECLI:NL RVS:2017:209.
5.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
6.Vreemdelingenbesluit 2000.
7.Vreemdelingencirculaire 2000.