ECLI:NL:RBDHA:2020:9003
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verantwoordelijkheid voor asielaanvraag onder de Dublinverordening en risico op réfoulement
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, die stelt de Tunesische nationaliteit te hebben, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de autoriteiten van Duitsland in beginsel verantwoordelijk zijn voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser. De rechtbank heeft overwogen dat de staatssecretaris terecht heeft geconcludeerd dat Duitsland verantwoordelijk is, en dat er geen aanleiding was om gebruik te maken van de bevoegdheid om de behandeling van het asielverzoek aan zich te trekken op grond van artikel 17 van de Dublinverordening. Eiser heeft geen overtuigende argumenten of documenten overgelegd die het tegendeel aannemelijk maken.
Eiser heeft aangevoerd dat er een risico bestaat op (in)direct réfoulement, omdat zijn eerdere asielaanvragen in Duitsland zijn afgewezen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de garantie van Duitsland om de asielaanvraag in behandeling te nemen, voldoende is om aan te nemen dat de rechten van eiser niet in het geding zijn. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het beroep ongegrond is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, en is openbaar gemaakt.