ECLI:NL:RBDHA:2020:8983

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 augustus 2020
Publicatiedatum
15 september 2020
Zaaknummer
C/09/579694
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Tussenbeschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenbeschikking inzake echtscheiding en nevenvoorzieningen met betrekking tot minderjarige kinderen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 augustus 2020 een tussenbeschikking gegeven in een echtscheidingsprocedure tussen de man, aangeduid als [Y], en de vrouw, aangeduid als [X]. De man had op 14 augustus 2019 een verzoek tot echtscheiding ingediend, maar trok dit verzoek op 3 januari 2020 in. De vrouw heeft in haar verweerschrift geen zelfstandig verzoek tot echtscheiding ingediend, maar heeft wel verzocht om de echtscheiding uit te spreken en nevenvoorzieningen te treffen. De rechtbank heeft kennisgenomen van verschillende processtukken, waaronder de intrekking van het verzoek door de man en de reacties van de vrouw daarop.

De rechtbank heeft beoordeeld of de vrouw ontvankelijk is in haar verzoeken, nu de man zijn verzoek tot echtscheiding heeft ingetrokken. De vrouw stelt dat de intrekking in strijd is met de goede procesorde en dat er sprake is van misbruik van recht. De rechtbank oordeelt dat de man bevoegd is zijn verzoek te wijzigen of in te trekken zolang er geen eindbeschikking is gegeven. De rechtbank concludeert dat de intrekking van het verzoek niet in strijd is met de goede procesorde en dat de vrouw haar verzoek tot echtscheiding had moeten indienen voordat de man zijn verzoek introk.

De rechtbank wijst de man erop dat zijn handelwijze de verstandhouding tussen partijen schaadt en dat dit nadelige gevolgen heeft voor hun minderjarige dochter. De rechtbank geeft de man de gelegenheid om zijn intrekking te heroverwegen en houdt verdere beslissingen aan tot 1 september 2020. De beschikking is gegeven door rechter H.M. Boone, bijgestaan door griffier M.I. Noordegraaf, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FARK 19/6510 (scheiding) en FA RK 20-510 (verdeling)
Zaaknummer: c/09/579694 (scheiding) en c/09/587876 (verdeling)
Datum beschikking: 6 augustus 2020

Scheiding en nevenvoorzieningen

Beschikking op het op 14 augustus 2019 ingekomen verzoek van:

[Y]

de man,
wonende te [woonplaats]
advocaat: mr. D. Vrolijks te Amersfoort.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[X]

de vrouw,
wonende te [woonplaats]
advocaat: mr. M. Kanning te Bloemendaal.

Procedure

De rechtbank heeft kennis genomen van:
- het verzoek, strekkende tot echtscheiding met nevenvoorzieningen;
- het verweerschrift, tevens zelfstandige verzoeken;
- het verweerschrift op de zelfstandige verzoeken;
- het F5-formulier van 3 januari 2020 van de man waarbij hij zijn verzoeken heeft ingetrokken;
- het F9-formulier van 13 januari 2020 van de vrouw met een reactie op de intrekking;
- het F9-formulier van 22 januari 2020 van de vrouw met een aanvulling op de reactie;
- de brief van 30 juni 2020 van de man met het verzoek de procedure van het familiejournaal ‘af te voeren’, met bijlage.

Feiten

  • Partijen zijn gehuwd op [huwelijksdatum] 2005 te [huwelijksplaats] , Thailand.
  • Zij zijn de ouders van
  • Bij beschikking van 10 december 2020 zijn voorlopige voorzieningen getroffen waarbij:
o [minderjarige] aan de moeder is toevertrouwd;
o de man voorlopig gerechtigd is [minderjarige] iedere zondag van 11 uur tot 12 uur bij zich te hebben;
o de man een bedrag van € 959,- per maand aan kinderalimentatie en een bedrag van € 387,- per maand aan partneralimentatie aan de vrouw dient te voldoen;
o partijen verwezen zijn naar [naam] voor deelname aan het hulpverleningstraject ouderschapsbemiddeling en voor aanmelding bij de uitvoerende hulpverleningsinstantie, waarbij gerapporteerd dient te worden in de bodemzaak met een lus naar de Raad voor de Kinderbescherming in geval het traject niet positief is verlopen;
- de man heeft op 30 juni 2020 opnieuw een verzoek tot echtscheiding met nevenvoorzieningen ingediend.

Verzoek en verweer

De man heeft aanvankelijk verzocht de echtscheiding uit te spreken en nevenvoorzieningen te treffen. Op 3 januari 2020 heeft de man om zijn moverende redenen zijn verzoek ingetrokken.
De vrouw heeft in haar verweerschrift geen zelfstandig verzoek tot echtscheiding ingediend maar uitsluitend ten verwere verzocht het verzoek van de man toe te wijzen en zelfstandig verzoeken tot het treffen van nevenvoorzieningen ingesteld. Bij haar brief van 13 januari 2020 heeft zij alsnog aanvullend verzocht de echtscheiding uit te spreken.

Beoordeling

Ter beoordeling aan de rechtbank ligt voor de vraag of de vrouw in haar verzoeken, kan worden ontvangen, nu de man zijn verzoek tot echtscheiding c.s. op 3 januari 2020 heeft ingetrokken.
De vrouw stelt zich op het standpunt dat de intrekking van het verzoek tot echtscheiding door de man in strijd is met de eisen van een goede procesorde danwel misbruik van recht. Zij voert aan dat partijen het eens zijn dat zij willen scheiden. De man heeft het verzoek tot echtscheiding louter ingetrokken in verband met de wet herziening partneralimentatie. Daarnaast heeft de man zijn verzoek in een zeer laat stadium pas ingetrokken namelijk nadat partijen alle processtukken reeds hadden gewisseld.
De rechtbank stelt voorop dat krachtens artikel 283 Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering (RV) de man bevoegd is zijn verzoek te verminderen, te veranderen of te vermeerderen zolang de rechter nog geen eindbeschikking heeft gegeven. In het geval van verandering of vermeerdering is artikel 130 Rv van overeenkomstige toepassing. Artikel 130 Rv bepaalt dat de rechter een vermeerdering of verandering buiten beschouwing kan laten op de grond dat wijziging of verandering in strijd is met de eisen van een goede procesorde.
Uit het vorenstaande leidt de rechtbank af dat een vermindering van een verzoek waartoe intrekking van het echtscheidingsverzoek behoort, niet buiten beschouwing kan worden gelaten wegens strijd met de goede procesorde. Van misbruik van recht is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake. Het belang van de man bij intrekking van zijn verzoek is gegeven nu als gevolg van de Wet herziening partneralimentatie de duur van de partneralimentatie aanzienlijk is bekort voor verzoeken die na 1 januari 2020 zijn ingediend. Het is de verantwoordelijkheid van de vrouw om haar verzoek voor die datum te vermeerderen met een zelfstandig verzoek tot echtscheiding om de nu ontstane situatie te voorkomen. Indien de man vasthoudt aan de intrekking van zijn verzoek, zal dit daarom tot gevolg hebben dat de vrouw in haar (aanvullende)verzoeken niet ontvankelijk is. Op het moment dat de vrouw haar zelfstandig tegenverzoek tot echtscheiding indiende was de procedure niet meer aanhangig als gevolg van de intrekking van het verzoek van de man.
De handelwijze van de man doet de verstandverhouding tussen partijen bepaald geen goed. Niet alleen zorgt deze tactiek tot een ernstige vertraging van de echtscheidingsprocedure en extra kosten (griffierecht en advocaatkosten) maar veel belangrijker is dat het nadeel toebrengt aan het ouderschapstraject waarnaar de ouders eind vorig jaar zijn verwezen met alle gevolgen voor hun 13 jarige dochter van dien. In haar belang is het dat de verstandhouding tussen de ouders verbetert. Gelet hierop geeft de rechtbank de man in overweging de intrekking van het verzoek tot echtscheiding te heroverwegen. De man dient zich hierover bij F9-formulier
binnen twee weken na hedenuit te laten.

Beslissing

De rechtbank:
- gelast de man zich uit te laten over de intrekking van het verzoek tot echtscheiding;
- houdt daartoe iedere verdere beslissing aan tot
1 september 2020 pro forma;
verklaart deze beslissing uitvoer baar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven te door mr. H.M. Boone, rechter, bijgestaan door mr. M.I. Noordegraaf als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 augustus 2020.