ECLI:NL:RBDHA:2020:8978

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 september 2020
Publicatiedatum
15 september 2020
Zaaknummer
C/09/598131 / JE RK 20-1975
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onderzoek naar ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige met bijzondere zorgbehoeften

Op 10 september 2020 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De zaak is ingeleid door een verzoekschrift van de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Haaglanden, ingediend op 14 augustus 2020. De kinderrechter heeft de minderjarige gehoord en de zaak met gesloten deuren behandeld. De ouders van [minderjarige] zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag, maar er zijn ernstige zorgen over de ontwikkeling van [minderjarige], die een licht verstandelijke beperking en het syndroom 16p11.2 heeft. De moeder is ernstig ziek en er is momenteel geen contact tussen de vader en [minderjarige].

De kinderrechter heeft vastgesteld dat er gronden voor ondertoezichtstelling aanwezig zijn, gezien de bedreiging in de ontwikkeling van [minderjarige] en de noodzaak voor continue begeleiding. De ouders zijn niet in staat om de belangen van [minderjarige] adequaat te behartigen, wat de benoeming van een bijzondere curator noodzakelijk maakt. De moeder heeft ingestemd met het verzoek tot ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing, terwijl de vader geen verweer heeft gevoerd.

De kinderrechter heeft besloten om [minderjarige] onder toezicht te stellen van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering en haar uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van de ondertoezichtstelling. Tevens is mevrouw [bijzondere curator] benoemd als bijzondere curator om de belangen van [minderjarige] te behartigen en te rapporteren aan de rechtbank voor 2 november 2020. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de zaak wordt pro forma aangehouden tot de benoeming van de bijzondere curator.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/598131 / JE RK 20-1975 (I) en C/09/599194 / JE RK 20-2162 (II)
Datum uitspraak: 10 september 2020

Beschikking van de kinderrechter

I Ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing
II Benoeming bijzondere curator ex artikel 1:250 BW
in de zaak naar aanleiding van het op 14 augustus 2020 ingekomen verzoekschrift (I) en het ter zitting gedane verzoek (II) van:
de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Haaglanden(hierna te noemen: de Raad),
betreffende:
- [minderjarige]geboren op [geboortedag] 2003 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de man]

hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats 1] ,

[de vrouw]

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats 2]
De kinderrechter merkt als informant aan:

William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,

hierna te noemen: de gecertificeerde instelling.

Het procesverloop

De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift.
Op 10 september 2020 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Daarbij zijn verschenen:
  • mevrouw [vertegenwoordiger van de raad] namens de Raad;
  • mevrouw [vertegenwoordiger van de GI] namens de gecertificeerde instelling;
  • de vader;
  • de moeder.
[minderjarige] is voorafgaand aan de zitting door de kinderrechter gehoord.

Feiten

- Het huwelijk van de vader en de moeder is door echtscheiding ontbonden.
- De vader en de moeder zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag.
- [minderjarige] verblijft doordeweeks bij [verblijfplaats] en in het weekend bij de moeder.

Verzoek

Het verzoek (I) strekt tot ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de periode tot haar meerderjarigheid en tot het verlenen van een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van de ondertoezichtstelling.
Aan het verzoek van de Raad ligt ten grondslag dat er ernstige zorgen zijn over de ontwikkeling van [minderjarige] . Zij heeft een licht verstandelijke beperking en het syndroom 16p11.2. [minderjarige] is zeventien jaar oud, maar kan geen zelfstandige keuzes maken en heeft langdurige 24-uurs zorg nodig. Zij verblijft doordeweeks bij [verblijfplaats] en in het weekend bij de moeder. De moeder van [minderjarige] is ernstig ziek en zit niet op één lijn met de vader in de opvoeding en verzorging van [minderjarige] . Er is op dit moment ook geen contact tussen de vader en [minderjarige] . Een ondertoezichtstelling en een machtiging tot uithuisplaatsing zijn noodzakelijk om de ouders en [minderjarige] te ondersteunen bij het inzetten en accepteren van de nodige hulpverlening en [minderjarige] bij te staan als haar moeder komt te overlijden. Ter zitting is door de Raad tevens verzocht om (II) een bijzonder curator te benoemen zoals opgenomen in artikel 1:250 Burgerlijk Wetboek (BW), zodat deze kan onderzoeken welke juridische stappen moeten worden gezet voor wanneer [minderjarige] meerderjarig wordt.
De moeder heeft ter zitting ingestemd met het verzoek tot ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing.
De vader heeft ter zitting geen verweer gevoerd.

Beoordeling

I. Ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing
De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter zitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de in artikel 1:255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor ondertoezichtstelling aanwezig zijn. Bij [minderjarige] is sprake van een bedreiging in haar ontwikkeling vanwege haar licht verstandelijke beperking en het syndroom 16p11.2. Zij heeft continue begeleiding nodig. [minderjarige] heeft een goede band met haar moeder, maar de moeder is ernstig ziek en zal naar verwachting in de zeer nabije toekomst komen te overlijden. De vader en de moeder verschillen van mening over wat in het belang van [minderjarige] is en de vader is geneigd om [minderjarige] te overschatten. De vader en [minderjarige] hebben op dit moment ook geen contact. De kinderrechter acht het noodzakelijk dat een jeugdbeschermer in het kader van een ondertoezichtstelling de nodige hulpverlening voor [minderjarige] gaat inzetten, en de vader en [minderjarige] gaat begeleiden bij het tot stand brengen van contact.
Verder is de kinderrechter van oordeel dat de in artikel 1:265b, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor een machtiging tot uithuisplaatsing aanwezig zijn. Daarbij overweegt de kinderrechter in het bijzonder dat [minderjarige] vanwege haar beperking en de ziekte van haar moeder niet (volledig) thuis kan wonen. Het is van belang dat [minderjarige] nu, maar ook wanneer zij achttien jaar wordt of wanneer haar moeder komt te overlijden, een woonplek heeft waar zij zich prettig en veilig voelt en waar zij de juiste hulpverlening kan krijgen.
II. Benoeming bijzondere curator ex artikel 1:250 BW
Op grond van artikel 1:250 BW kan de kinderrechter een bijzondere curator benoemen om een minderjarige, zowel in als buiten rechte, te vertegenwoordigen. De kinderrechter kan dit doen als de belangen van (een van) de met gezag belaste ouder(s)s of voogd(en) in strijd zijn met de belangen van de minderjarige maar ook in andere zaken waarin ouders om welke reden dan ook niet in staat zijn de belangen van het kind te behartigen.
De kinderrechter overweegt allereerst dat voldoende is gebleken, zoals hiervoor is overwogen, dat [minderjarige] in de knel zit en dat de ouders niet altijd in staat zijn om de belangen van [minderjarige] te behartigen. Vanwege de kindeigen problematiek van [minderjarige] , de ziekte van de moeder en de problematiek tussen de ouders, vindt de kinderrechter het noodzakelijk om een bijzondere curator te benoemen, die samen met de jeugdbeschermer, de ouders en [minderjarige] gaat kijken welke juridische stappen in het belang van [minderjarige] moeten worden genomen. Dit dient op korte termijn te gebeuren omdat [minderjarige] over viereneenhalve maand meerderjarig wordt.
Mevrouw [bijzondere curator] advocaat te Den Haag, is bereid gevonden om als bijzondere curator op te treden en zal hiertoe door de kinderrechter worden benoemd. De kinderrechter verzoekt de bijzondere curator om ‘de leidraad werkwijze en verslag bijzondere curatoren ex artikel 1:250 BW’ in acht te nemen en verslag te doen van de bevindingen.
De kinderrechter draagt de bijzondere curator op te onderzoeken wat de meest geëigende juridische vorm is om alle belangen van [minderjarige] , zowel inzake aangelegenheden betreffende haar verzorging en opvoeding (zoals huisvesting, begeleiding, arbeid etc.) als inzake vermogensrechtelijke aangelegenheden, te waarborgen als zij meerderjarig wordt. Daarbij neemt de kinderrechter ook het bepaalde in artikel 1:378 lid 2 BW in aanmerking.
In afwachting van het onderzoek zal de kinderrechter de zaak met betrekking tot de benoeming van de bijzondere curator pro forma aanhouden tot 2 november 2020. De kinderrechter verzoekt de bijzondere curator om voor die datum het verslag aan de rechtbank en de belanghebbenden toe te sturen.
Derhalve zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
stelt [minderjarige] van 10 september 2020 tot 28 januari 2021 onder toezicht van William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering;
machtigt William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder van 10 september 2020 tot 28 januari 2021, zijnde de duur van de ondertoezichtstelling;
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad;
en
benoemt met ingang van heden tot bijzondere curator over de minderjarige:
mevrouw [bijzondere curator]
kantoorhoudende op het adres: [adres]
draagt de bijzondere curator op contact te houden met [minderjarige] , haar belangen te behartigen en vóór 2 november 2020 aan de rechtbank Den Haag te rapporteren;
draagt de griffie op deze beschikking aan de bijzondere curator en de andere belanghebbenden te zenden;
houdt de behandeling van de zaak ten aanzien van de benoeming van de bijzondere curator (II) in afwachting van het voorgaande
pro forma aan tot 2 november 2020.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op mr. E.C.M. Bouman, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. S.B. Boekema als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 15 september 2020.
Voor zover in deze beschikking eindbeslissingen staan, kan hoger beroep tegen deze beschikking worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.