Op 10 september 2020 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De zaak is ingeleid door een verzoekschrift van de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Haaglanden, ingediend op 14 augustus 2020. De kinderrechter heeft de minderjarige gehoord en de zaak met gesloten deuren behandeld. De ouders van [minderjarige] zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag, maar er zijn ernstige zorgen over de ontwikkeling van [minderjarige], die een licht verstandelijke beperking en het syndroom 16p11.2 heeft. De moeder is ernstig ziek en er is momenteel geen contact tussen de vader en [minderjarige].
De kinderrechter heeft vastgesteld dat er gronden voor ondertoezichtstelling aanwezig zijn, gezien de bedreiging in de ontwikkeling van [minderjarige] en de noodzaak voor continue begeleiding. De ouders zijn niet in staat om de belangen van [minderjarige] adequaat te behartigen, wat de benoeming van een bijzondere curator noodzakelijk maakt. De moeder heeft ingestemd met het verzoek tot ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing, terwijl de vader geen verweer heeft gevoerd.
De kinderrechter heeft besloten om [minderjarige] onder toezicht te stellen van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering en haar uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van de ondertoezichtstelling. Tevens is mevrouw [bijzondere curator] benoemd als bijzondere curator om de belangen van [minderjarige] te behartigen en te rapporteren aan de rechtbank voor 2 november 2020. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de zaak wordt pro forma aangehouden tot de benoeming van de bijzondere curator.