ECLI:NL:RBDHA:2020:8975

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 september 2020
Publicatiedatum
15 september 2020
Zaaknummer
NL20.14659
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op grond van ongeloofwaardigheid van het relaas van de eiser met betrekking tot demonstraties in India

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 september 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Indiase nationaliteit, heeft een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid is afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiser heeft aangevoerd dat hij problemen heeft ondervonden door zijn betrokkenheid bij demonstraties tegen een koperbedrijf in Tamil Nadu, India, waarbij hij beweert dat er op demonstranten is geschoten en dat hij is opgepakt door mensen die voor het bedrijf werkten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris de aanvraag terecht heeft afgewezen, omdat de gestelde problemen niet geloofwaardig zijn. Eiser heeft onvoldoende bewijs geleverd om zijn relaas te onderbouwen, en de rechtbank heeft geoordeeld dat de verklaringen van eiser niet overeenkomen met objectieve bronnen, zoals rapporten van het US Department of State. De rechtbank heeft geconcludeerd dat eiser niet in staat is geweest om zijn vrees voor vervolging aannemelijk te maken, en heeft het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak is gedaan door mr. M. Kraefft, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A.J. van Beek, griffier. De uitspraak is niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat mogelijk is.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.14659

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser,

V-nummer: [#]
(gemachtigde: mr. F. Fonville),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. M.P. de Boo).

ProcesverloopBij besluit van 27 juli 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 september 2020, samen met de behandeling van eisers verzoek om voorlopige voorziening (NL20.14660). Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde en A.P. Shanthan als tolk. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser heeft de Indiase nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] . Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij problemen heeft ondervonden naar aanleiding van zijn betrokkenheid bij demonstraties in 2018 tegen vervuiling door het bedrijf [naam] in Tamil Nadu, India. Er is op demonstranten geschoten waarbij vermoedelijk 30 personen zijn gedood. In november 2018 is eiser opgepakt door mensen in politie-uniform die volgens eiser in werkelijkheid voor [naam] zouden werken. Eiser heeft 20 tot 25 dagen vastgezeten en zijn arm is toen gebroken. Eiser wist uiteindelijk te ontsnappen. Omdat eiser hoorde dat hij nog steeds werd gezocht door de mensen van [naam] heeft hij op 5 juli 2019 India verlaten, nadat hij eerst een cursus voor zeeman had gevolgd.
2. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van de artikelen 31 en 30b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Verweerder vindt eisers identiteit, nationaliteit en herkomst wel, maar de gestelde problemen naar aanleiding van de demonstratie in 2018 niet geloofwaardig.
3. Eiser voert, samengevat, aan dat zijn relaas over de demonstratie tegen het koperbedrijf [naam] wordt ondersteund door openbare bronnen. Hij heeft zich vergist in de datum waarop de beschieting plaatsvond, maar hij was daar zelf niet bij aanwezig en tussen dit moment en het nader gehoor zit meer dan een jaar. Dat eiser academisch is geschoold, doet daar niet aan af. Eiser heeft nimmer verklaard dat er naast de demonstratie van april 2018 geen andere demonstraties zijn geweest. Aan die andere demonstraties heeft eiser niet deelgenomen. Ten onrechte werpt verweerder tegen dat de gegevens van het US State Department 2018 over het aantal doden niet overeenkomen met wat eiser heeft verklaard, die gegevens kunnen geflatteerd zijn. Verweerder heeft miskend dat eiser wel naar de uitspraak van het Hooggerechtshof heeft gezocht, maar de uitspraak toen niet vond. Ten onrechte werpt verweerder tegen dat eiser het adres van [naam] niet wist. Zijn verklaring dat er geen straatnamen zijn en dat het bedrijf op verschillende locaties werkzaam was en dat hij doelde op de plaats waar de demonstratie plaatsvond, is afdoende. Verder stelt verweerder ten onrechte dat eiser verklaringen heeft afgelegd die strijdig zijn met objectieve bronnen en hij miskent dat eiser uitgebreid en voldoende gedetailleerd in zijn vrije relaas heeft verklaard. Eiser heeft voldoende beargumenteerd dat en wanneer hij is opgepakt. Verweerder weerspreekt ook niet dat het na acht maanden een probleem kan zijn om een exacte datum op te geven. Eiser is niet in staat om zijn vermoeden, dat hij is opgepakt door huurlingen, verder te concretiseren dan hij al in het nader gehoor heeft gedaan. Verweerder heeft deze vermoedens ten onrechte niet beoordeeld. Verder heeft eiser afdoende verklaard waarom hij nog een half jaar in India heeft kunnen verblijven na zijn ontsnapping; hij moest een cursus volgen om het land te kunnen ontvluchten en het gevaar daarbij was minimaal.
3.1
De rechtbank stelt voorop dat het aan eiser is om zijn persoonlijke relaas en vrees aannemelijk te maken. Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat hij daarin onvoldoende is geslaagd. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
3.2
Verweerder heeft zich op het standpunt kunnen stellen dat eiser over de kern van zijn relaas tegenstrijdig heeft verklaard met informatie afkomstig uit objectieve bronnen. Zo heeft eiser verklaard dat de beschieting op demonstranten plaatsvond op 11 mei 2018 terwijl uit informatie van het US Department of State 2018 blijkt dat deze beschieting zich heeft afgespeeld op 22 mei 2018. Verweerder heeft daarbij kunnen betrekken dat eiser universitair geschoold is en stelt een prominente rol te hebben gespeeld bij de protesten tegen [naam] . Dit maakt dat van hem verwacht mag worden dat hij gedetailleerd kan verklaren over een belangrijke gebeurtenis in zijn relaas. Dat de gebeurtenis een jaar vóór het nader gehoor heeft plaatsgevonden en hij daar zelf niet bij aanwezig was, doet daar niet aan af, nu de demonstratie van 22 mei 2018 de aanleiding was voor de door eiser gestelde problemen. Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser heeft verklaard dat het om één demonstratie ging. Dit blijkt uit het nader gehoor (pagina 19) waar hij heeft verklaard dat hij om één langdurige demonstratie ging die duurde van begin april 2018 tot de eerste week van mei 2018. Uit algemene bronnen waar verweerder naar heeft verwezen blijkt echter dat er vanaf 22 februari tot 22 mei 2018 meerdere malen is gedemonstreerd tegen [naam] . Dat eiser daar zelf niet bij betrokken is geweest, doet daar niet aan af, nu eiser ook heeft verklaard tot de belangrijke personen van de demonstratie te horen. Verweerder heeft ook niet ten onrechte tegengeworpen dat eisers verklaring dat tijdens deze demonstratie 30 mensen zijn omgekomen en nadien ongeveer 30 personen zijn vermoord, niet overeenkomt met de informatie in het rapport van het US Department of State 2018. Daaruit blijkt dat er 15 personen tijdens deze demonstratie zijn vermoord. Van moorden nadien wordt in het rapport geen melding gemaakt. De enkele stelling in beroep dat eiser vermoedt dat de cijfers geflatteerd zijn, is onvoldoende om tot een ander oordeel te leiden.
3.3
Verweerder heeft daarnaast kunnen tegenwerpen dat eiser niet op de hoogte was van de uitspraak van het Hooggerechtshof van India van februari 2019 over de sluiting van het bedrijf [naam] . Eisers stelling dat hij die uitspraak heeft gemist toen hij daar laatstelijk in februari/maart 2019 naar heeft gezocht, heeft verweerder onvoldoende kunnen achten. Van eiser, die stelt een prominent persoon te zijn bij de demonstratie van 22 mei 2018 en die heeft moeten vluchten uit vrees voor onder meer personen van [naam] , mocht verweerder verwachten dat hij meer kon verklaren over het proces tegen [naam] en dat hij het nieuws daarover actief zou volgen.
3.4
Verweerder heeft ook kunnen tegenwerpen dat eiser onvoldoende concreet over de datum waarop hij is opgepakt heeft verklaard. Eiser heeft in het vrije relaas verklaard dat dit eind november is geweest en heeft later in het nader gehoor (p. 22) desgevraagd verklaard dat het de laatste week van november was en dat hij de datum niet meer weet. Verweerder heeft dit onvoldoende concreet kunnen vinden, waarbij wordt opgemerkt dat eiser ook had kunnen aangeven op welke dag van de week het plaatsvond. Dat de gebeurtenis meer dan acht maanden geleden heeft plaatsgevonden, doet daar niet aan af.
3.5
Verweerder heeft zich daarnaast op het standpunt kunnen stellen dat het niet aannemelijk is dat eiser nog een half jaar in India heeft verbleven voordat hij het land heeft verlaten omdat hij eerst een cursus moest volgen. Daarbij heeft verweerder het niet aannemelijk kunnen achten dat het volgen van die cursus de enige mogelijkheid voor eiser was om India veilig te ontvluchten.
3.6
Ten aanzien van eisers stelling dat verweerder hem ten onrechte tegenwerpt dat hij het adres van [naam] niet kent en dat de stelling dat hij is opgepakt door huurlingen van [naam] , slechts is gebaseerd op vermoedens, is de rechtbank van oordeel dat, wat daar ook van zij, verweerder zich gelet op al het voorgaande op het standpunt heeft kunnen stellen dat niet geloofwaardig is dat eiser heeft deelgenomen aan de demonstratie tegen [naam] en dat hij als gevolg daarvan problemen heeft ondervonden.
De beroepsgronden van eiser slagen niet.
4. De conclusie is dat verweerder eisers aanvraag terecht heeft afgewezen als kennelijk ongegrond. Het beroep is ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Kraefft, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A.J. van Beek, griffier.
De uitspraak is gedaan op:
Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.