In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 september 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Indiase nationaliteit, heeft een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid is afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiser heeft aangevoerd dat hij problemen heeft ondervonden door zijn betrokkenheid bij demonstraties tegen een koperbedrijf in Tamil Nadu, India, waarbij hij beweert dat er op demonstranten is geschoten en dat hij is opgepakt door mensen die voor het bedrijf werkten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris de aanvraag terecht heeft afgewezen, omdat de gestelde problemen niet geloofwaardig zijn. Eiser heeft onvoldoende bewijs geleverd om zijn relaas te onderbouwen, en de rechtbank heeft geoordeeld dat de verklaringen van eiser niet overeenkomen met objectieve bronnen, zoals rapporten van het US Department of State. De rechtbank heeft geconcludeerd dat eiser niet in staat is geweest om zijn vrees voor vervolging aannemelijk te maken, en heeft het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak is gedaan door mr. M. Kraefft, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A.J. van Beek, griffier. De uitspraak is niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat mogelijk is.