ECLI:NL:RBDHA:2020:8974
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag
In de zaak tussen de verzoeker, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 10 september 2020 uitspraak gedaan in het kader van een verzoek om voorlopige voorziening. De verzoeker had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de Staatssecretaris op 27 juli 2020 was afgewezen als kennelijk ongegrond. Hierop heeft de verzoeker beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De zitting vond plaats op 3 september 2020, waar de verzoeker, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. M.P. de Boo, aanwezig was. De Staatssecretaris werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. F. Fonville, en de heer A.P. Shanthan fungeerde als tolk.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat, gezien de uitspraak in een andere zaak (NL20.14659) op dezelfde dag, het verzoek om een voorlopige voorziening niet meer nodig was. De rechtbank verklaarde het beroep van de verzoeker ongegrond, waardoor de afwijzing van de voorlopige voorziening werd gerechtvaardigd. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. M. Kraefft, in aanwezigheid van griffier mr. M.A.J. van Beek. Vanwege de coronamaatregelen is de uitspraak niet openbaar uitgesproken, maar zal dit alsnog gebeuren zodra het weer mogelijk is. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.