ECLI:NL:RBDHA:2020:8970
Rechtbank Den Haag
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak
In de zaak tussen verzoeker en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 9 september 2020 uitspraak gedaan. Verzoeker had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris op 27 juli 2020 was afgewezen als kennelijk ongegrond. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De zitting vond plaats op 3 september 2020, waarbij verzoeker werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk. De staatssecretaris was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de rechtbank op dezelfde dag uitspraak doet in een gerelateerde zaak (NL20.14918), waarin het beroep van verzoeker ongegrond wordt verklaard. Hierdoor is de noodzaak voor een voorlopige voorziening komen te vervallen. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening dan ook afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. M. Kraefft, in aanwezigheid van griffier mr. M.A.J. van Beek. Vanwege coronamaatregelen is de uitspraak niet openbaar uitgesproken, maar zal dit alsnog gebeuren zodra het weer mogelijk is. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.