ECLI:NL:RBDHA:2020:8968

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 september 2020
Publicatiedatum
15 september 2020
Zaaknummer
NL20.14918
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Indiase eiser wegens ongeloofwaardige verklaringen over demonstraties

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 september 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Indiase nationaliteit, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiser had aangevoerd dat hij problemen had ondervonden door zijn betrokkenheid bij demonstraties tegen een bedrijf in India, maar de rechtbank oordeelde dat zijn verklaringen niet geloofwaardig waren. Eiser had geld ingezameld om de demonstranten te steunen, maar kon dit niet voldoende onderbouwen met bewijs. De rechtbank volgde het standpunt van de staatssecretaris dat eiser onvoldoende had aangetoond dat hij daadwerkelijk betrokken was bij de protesten en dat zijn vrees voor vervolging niet aannemelijk was gemaakt. De rechtbank concludeerde dat de afwijzing van de asielaanvraag terecht was en verklaarde het beroep ongegrond. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.14918

[eiser]

, eiser,

V-nummer: [#]
(gemachtigde: mr. A. Hol),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. M.P. de Boo).

ProcesverloopBij besluit van 27 juli 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 september 2020, samen met de behandeling van eisers verzoek om een voorlopige voorziening (NL20.14919). Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde en T. Sabapathy als tolk. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser is van Indiase nationaliteit en geboren op [geboortedatum] . Hij heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij problemen heeft ondervonden naar aanleiding van zijn betrokkenheid bij demonstraties tegen de vervuiling door het bedrijf [naam bedrijf] in India in 2018. Eiser verbleef zelf in Singapore en zamelde daar geld in om de demonstranten in India te steunen. Het ging om geld voor eten en drinken om de demonstratie mogelijk te maken. Het geld dat eiser inzamelde is door een andere persoon overgemaakt naar India. Eisers neef heeft problemen ondervonden wegens zijn betrokkenheid bij de demonstraties; hij is in december 2018 gemarteld waarbij zijn handen zijn gebroken. Eiser is in januari 2019 vanuit Singapore naar India teruggegaan. Hij ging eerst naar zijn dorp en daarna met zijn neef naar Chenai. Om India te kunnen verlaten heeft eiser heeft een zeemanscursus gevolgd. Hij kreeg vervolgens een zeemanspaspoort waarmee hij werk in het buitenland kon vinden. Eiser is in juli 2019 naar Egypte gereisd. Daarna is hij weer teruggekeerd naar India om vervolgens weer uit te reizen. Eiser vreest bij terugkeer voor lokale politici en mensen van het bedrijf [naam bedrijf] .
2. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van de artikelen 31 en 30b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000. Verweerder vindt de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser wel geloofwaardig, maar de problemen die hij stelt te hebben ondervonden naar aanleiding van betrokkenheid bij demonstraties tegen de vervuiling door het bedrijf [naam bedrijf] in 2018 vind hij niet geloofwaardig.
3. Eiser voert aan dat het relaas van zijn neef wordt bevestigd door openbare bronnen. Ten onrechte gaat verweerder daaraan voorbij. Eiser heeft geld ingezameld en via een informeel banksysteem (hawala) overgemaakt vanuit Singapore naar India. De transfers van die gelden zijn niet door eiser zelf verricht. Eiser heeft sinds zijn vertrek uit Singapore ook geen contact meer met de collega die verantwoordelijk was voor het overmaken van de ingezamelde gelden. Eisers neef beschikt niet meer over bewijzen van ontvangst van de gelden. Volgens eiser kan van hem niet worden verlangd om overboekingen aan te tonen, nu hij zijn relaas op dit punt aannemelijk heeft gemaakt. Ten onrechte werpt verweerder hem ook tegen dat hij onjuist of tegenstrijdig heeft verklaard over de periode dat de incidenten bij [naam bedrijf] plaatsvonden. Eiser verbleef ten tijde van de incidenten in Singapore en heeft ze niet persoonlijk beleefd. Daarbij komt dat eiser medio 2019 is gehoord terwijl het toen al ruim een jaar geleden was dat de incidenten hadden plaatsgevonden. Verweerder werpt ten onrechte tegen dat eiser vage en niet nader geconcretiseerde verklaringen heeft afgelegd over de door hem gestelde achtervolgingen. Verweerder heeft miskend dat eiser deze verklaringen in de zienswijze heeft gecorrigeerd en verduidelijkt. Eiser heeft gemotiveerd dat en waarom hij de namen niet kent van de politici die hij vreest. Het is onredelijk om van eiser te vragen dat hij de namen van functionarissen noemt die hem in het vizier hebben. Het volstaat volgens eiser dat hij stelt in de negatieve belangstelling te staan van de lokale autoriteiten.
3.1
De rechtbank stelt voorop dat het aan eiser is om zijn persoonlijke relaas en vrees aannemelijk te maken. Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat hij daarin onvoldoende is geslaagd. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
3.2
De rechtbank volgt verweerder in het standpunt dat eiser onvoldoende met documenten of ander bewijs heeft onderbouwd dat hij vanuit Singapore de protesten financieel heeft ondersteund. Eiser heeft verklaard dat hij tweemaal geld heeft gedoneerd ten behoeve van de protesten via een collega. Dat eiser deze overschrijvingen op geen enkele wijze kan aantonen, heeft verweerder ongeloofwaardig kunnen achten.
3.3
Verweerder heeft zich ook op het standpunt kunnen stellen dat eiser niet overeenkomstig openbare bronnen heeft verklaard over de demonstraties. Zo heeft eiser in het nader gehoor verklaard dat in april 2018 regeringstroepen op demonstranten hebben geschoten en dat er 20 mensen zijn omgekomen. Uit het Country Report on Human Rights van het US Department of State uit 2018 blijkt echter dat deze gebeurtenis zich heeft afgespeeld op 22 mei 2018 en dat daarbij 15 personen zijn overleden. Weliswaar verbleef eiser ten tijde van deze demonstratie in Singapore, maar nu de organisatie van deze demonstratie de kern van zijn asielrelaas vormt, mocht verweerder redelijkerwijs van eiser verwachten dat hij deze wezenlijke informatie juist kon verstrekken.
3.4
Verweerder heeft daarnaast in redelijkheid kunnen tegenwerpen dat eiser vage en niet nader geconcretiseerde verklaringen heeft afgelegd over de gestelde achtervolging van eiser en over de personen voor wie hij vreest. Eiser heeft verklaard dat hij in 2019 toen hij in Chenai verbleef, door regeringstroepen is achtervolgd. Eiser heeft verklaard dat een jongen van zijn groep hem een foto liet zien van een jongen die eiser zou achtervolgen. Vervolgens heeft eiser verklaard dat iemand hem heeft verraden, maar dat hij niet weet wie dat was. Eiser heeft verklaard dat hij denkt dat handlangers van politici zijn ouders hebben benaderd. Hij kan niet verklaren voor welke politici hij vreest. Hij heeft verklaard dat hij bang is voor alle politici en noemt uiteindelijk [naam politicus] , een lokale politicus. Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat deze verklaringen van eiser slechts zijn gebaseerd op vage vermoedens en speculaties. Van eiser mag verwacht worden dat hij hierover concreet en specifiek verklaart. Verweerder heeft zich op het standpunt kunnen stellen dat het aan eiser is om aannemelijk te maken voor wie hij vreest in India en in welk gebied hij te vrezen heeft. Verweerder heeft niet ten onrechte geconcludeerd dat eiser daarin niet is geslaagd.
3.5
Verweerder heeft daarnaast kunnen tegenwerpen dat eiser met zijn paspoort tussen bepaalde gebieden in India probleemloos heeft kunnen reizen per vliegtuig, terwijl hij stelt dat hij in die periode ook al in de negatieve belangstelling stond van de Indiase autoriteiten. Voorts heeft verweerder het ongeloofwaardig kunnen vinden dat eiser stelt gezocht te worden door de Indiase autoriteiten terwijl hij nog bijna een half jaar in India is gebleven en in deze tijd een opleiding heeft gevolgd. Verweerder heeft zich op het standpunt kunnen stellen dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat het volgen van deze opleiding noodzakelijk was voor het kunnen vertrekken uit India.
3.6
Naar het oordeel van de rechtbank slagen eisers beroepsgronden niet.
4. De conclusie is dat verweerder eisers aanvraag terecht heeft afgewezen als kennelijk ongegrond. Het beroep is ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Kraefft, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A.J. van Beek, griffier.
De uitspraak is gedaan op:
Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.