ECLI:NL:RBDHA:2020:8918

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 september 2020
Publicatiedatum
14 september 2020
Zaaknummer
NL20.14378 (beroep) en NL20.14379 (voorlopige voorziening)
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op grond van Dublinverordening met beroep op interstatelijk vertrouwensbeginsel

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 september 2020 uitspraak gedaan in het beroep van eiser tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze aanvraag werd niet in behandeling genomen omdat Duitsland verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de asielaanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en tegelijkertijd verzocht om een voorlopige voorziening.

Tijdens de zitting op 8 september 2020 zijn eiser en zijn gemachtigde niet verschenen, terwijl de staatssecretaris zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft na de behandeling van de zaak onmiddellijk uitspraak gedaan. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen.

Eiser voerde aan dat hij geen vertrouwen heeft in het Duitse asielsysteem, maar de rechtbank oordeelde dat verweerder op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag uitgaan van de betrouwbaarheid van het Duitse asielsysteem. Eiser onderbouwde zijn wantrouwen niet voldoende en verwees enkel naar zijn zienswijze. Daarnaast deed eiser een beroep op artikel 17 van de Dublinverordening, maar ook hier werden geen bijzondere omstandigheden aangevoerd die de staatssecretaris verplichtten om de asielaanvraag te behandelen.

De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat er geen aanleiding was voor het treffen van een voorlopige voorziening. Tevens was er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. M. Kraefft, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Belhaj, griffier. Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: NL20.14378 (beroep) en NL20.14379 (voorlopige voorziening)
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter van 8 september 2020 in de zaken tussen

[eiser] , eiser,

V-nummer: [#]
(gemachtigde: mr. H. Loth),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. C.W. Griffioen).

Procesverloop

Bij besluit van 20 juli 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Tegelijk heeft hij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 september 2020. Eiser en zijn gemachtigde zijn niet verschenen, met bericht van afwezigheid. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak hebben de rechtbank en de voorzieningenrechter onmiddellijk ter zitting uitspraak gedaan.

Beslissingen

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.

Overwegingen

1. Eiser voert aan dat hij geen vertrouwen heeft in het Duitse asielsysteem. De rechtbank stelt voorop dat verweerder voor Duitsland mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Eiser onderbouwt zijn wantrouwen niet, maar verwijst naar zijn zienswijze. Verweerder is in het bestreden besluit ingegaan op wat eiser in zijn zienswijze heeft aangevoerd. Met de enkele verwijzing naar zijn zienswijze motiveert eiser niet waarom het bestreden besluit onjuist zou zijn. Deze beroepsgrond slaagt dus niet.
2. Eiser doet verder een beroep op artikel 17 van de Verordening (EU) nr. 604/2013 (Dublinverordening), maar hij voert geen bijzondere omstandigheden aan op grond waarvan verweerder gehouden zou zijn om zijn asielaanvraag te behandelen. Ook deze beroepsgrond slaagt niet.
3. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is.
4. De voorzieningenrechter concludeert dat er dan geen aanleiding is voor het treffen van een voorlopige voorziening.
5. Bij deze beslissingen is er ook geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Kraefft, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Belhaj, griffier.
Dit proces-verbaal is bekend gemaakt op:
RechtsmiddelTegen deze uitspraak kan, voor zover het de hoofdzaak betreft, hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.