ECLI:NL:RBDHA:2020:8912

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 september 2020
Publicatiedatum
13 september 2020
Zaaknummer
09/129522-19
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling binnen een gezin over een periode van twaalf jaar met veroordeling tot gevangenisstraf

Op 9 september 2020 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een man die zijn vrouw en stiefzonen jarenlang heeft mishandeld. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk. De mishandelingen vonden plaats tussen 26 mei 2007 en 26 mei 2019 in 's-Gravenhage. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zijn echtgenote en stiefzonen meermalen fysiek heeft mishandeld, wat door meerdere getuigen is bevestigd. De slachtoffers hebben verklaard dat de verdachte vaak agressief was en dat de mishandelingen zowel verbaal als fysiek waren. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers als betrouwbaar beoordeeld, mede door de consistentie in hun verhalen en de ondersteuning door getuigen. De verdachte ontkende de mishandelingen, maar de rechtbank achtte de bewijsvoering voldoende om tot een veroordeling te komen. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de psychische gevolgen van de mishandelingen voor de slachtoffers, die momenteel onder behandeling zijn voor depressie en PTSS. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot een gevangenisstraf toegewezen, maar heeft de straf verlaagd vanwege de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte. Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de slachtoffers voor zowel materiële als immateriële schade.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/129522-19
Datum uitspraak: 9 september 2020
Tegenspraak
(Vonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats]
BRP-adres: [adres]

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzittingen van 19 februari 2020 (pro forma), 3 juni 2020 (pro forma) en 26 augustus 2020 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. M.J. Mos en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. W.N. Sardjoe naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging- ten laste gelegd dat:
1
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 26 mei 2007 tot en met 26 mei 2019 te 's-Gravenhage zijn echtgenote, [slachtoffers] ,
heeft mishandeld door:
- haar tegen het lichaam en/of de rug (o.a. op 26 mei 2019) te schoppen en/of
- haar tegen het lichaam en/of haar hoofd/gezicht (o.a. omstreeks 12 mei 2019) te slaan en/of
- haar tegen een hard(e) voorwerp/ondergrond te duwen en/of te gooien en/of
- voorwerpen tegen haar lichaam te gooien en/of aan te slaan;
2
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 26 mei 2007 tot en met 26 mei 2019 te 's-Gravenhage kinderen die hij verzorgde of opvoedde als behorend tot zijn gezin, [slachtoffers] (geboren op [geboortedatum] ) en/of [slachtoffers] (geboren op [geboortedatum] ), heeft mishandeld door:
- die [slachtoffers] en/of die [slachtoffers] tegen zijn/hun lichaam en/of hoofd en/of
nek te slaan en/of te trappen en/of te duwen en/of
- die [slachtoffers] hard aan zijn arm te trekken.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Inleiding
De verdachte is sinds 2006 getrouwd met [slachtoffers] (hierna: [slachtoffers] ). Zij hebben samen drie kinderen. Uit een eerdere relatie heeft [slachtoffers] twee zonen, [slachtoffers] (hierna: [slachtoffers] ) en [slachtoffers] (hierna: [slachtoffers] ). Zij woonden allen aan de [adres] . [slachtoffers] , [slachtoffers] en [slachtoffers] hebben aangifte gedaan tegen de verdachte van huiselijk geweld, over de periode 2007 tot en met 2019. De verdachte ontkent dat hij hen heeft mishandeld. De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of de verdachte zijn vrouw en stiefzonen heeft mishandeld en indien deze vraag bevestigend wordt beantwoord, over welke periode dit zou hebben plaatsgevonden.
3.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde, met uitzondering van het gooien van en/of slaan met voorwerpen tegen [slachtoffers] . Ten aanzien van feit 2 acht de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte [slachtoffers] heeft geschopt, geslagen en geduwd tegen het hoofd en lichaam en [slachtoffers] heeft geslagen en geduwd tegen het hoofd en het lichaam. Voor wat betreft het schoppen van [slachtoffers] en het aan de arm trekken van [slachtoffers] heeft de officier van justitie gerekwireerd tot (partiële) vrijspraak.
3.3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich namens de verdachte op het standpunt gesteld dat het onder 1 en 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard en heeft vrijspraak bepleit.
3.4.
Vrijspraak
De rechtbank is met betrekking tot het gooien van en/of slaan met voorwerpen tegen het lichaam van [slachtoffers] zoals onder feit 1 ten laste is gelegd, met de officier van justitie van oordeel dat dit niet wettig en overtuigend kan worden bewezen, omdat er zich geen verklaringen in het dossier bevinden dat [slachtoffers] is geraakt en/of als zij wel werd geraakt dat dit pijn of letsel heeft opgeleverd.
Ten aanzien van het trekken aan de arm en het schoppen van [slachtoffers] , zoals ten laste gelegd onder feit 2., is de rechtbank van oordeel dat dit niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. De verklaring van [slachtoffers] hieromtrent vindt geen steun in de andere verklaringen en/of stukken in het dossier.
De rechtbank spreekt de verdachte van de genoemde onderdelen onder feit 1 en feit 2 vrij.
3.5.
Gebruikte bewijsmiddelen [1]
Op 26 mei 2019 heeft [slachtoffers] aangifte gedaan van huiselijk geweld, gepleegd door de verdachte en hierbij onder meer het volgende verklaard:

Sinds wij getrouwd zijn heeft [verdachte] mij zeer regelmatig mishandeld en gekleineerd.
Vanuit het niets ontploft [verdachte] . Dan slaat, schopt en bespuugt hij mij. (..)
Vanmorgen 26 mei 2019 waren alle kinderen, [verdachte] en ik zelf in onze woning. Ook de vriendin van mijn oudste zoon [slachtoffers] was in onze woning. Haar naam is [getuige] . (..) Ik stond in de serre aan de achterzijde van onze woning. Ik keek naar mijn kinderen die in de tuin aan het spelen waren. Ineens voelde ik een zeer harde schop tegen mijn onderrug. Deze schop deed vreselijk veel pijn. Ik kon mij nog net vasthouden aan het kozijn van de serre, anders was ik voorover gevallen. Zo hard was de schop. (..) Ik keek achterom en ik zag [verdachte] staan. Ik hoorde dat [verdachte] tegen mij zei: "Sta mij niet in de weg, niemand staat mij in de weg."(..)
Ongeveer 2 weken geleden lag ik in de nacht in bed samen met [verdachte] . Ik was wakker en lag met mijn ogen open en keek naar [verdachte] . Ik zag dat [verdachte] zich omdraaide en naar mij keek. Ik zag dat [verdachte] zijn vuist balde. Ik voelde een zeer harde klap op de rechter zijkant van mijn hoofd. Deze klap deed erg veel pijn. Ik voelde mijn hoofd en nek verkrampen van de spierpijn. (..)
Ook heeft [verdachte] mij zomaar en zonder reden zeer hard bij mijn arm gepakt en mij zeer hard en opzettelijk tegen het kookeiland aangegooid. Mijn rechter arm en mijn ribben aan de rechter zijde deden erg veel pijn. Mijn zoons [slachtoffers] en [slachtoffers] zijn getuige geweest van deze mishandeling.
Al jaren en jaren lang wordt ik mishandeld. [verdachte] slaat en schopt mij zeer regelmatig.
Mijn zonen [slachtoffers] en [slachtoffers] zijn meerdere malen mishandeld door [verdachte] , hun stiefvader.
In februari 2019 is [slachtoffers] zeer hard geslagen door [verdachte] . Ik heb een foto gemaakt van de rode plek in de nek van [slachtoffers] . [2]
Later heeft [slachtoffers] bij de rechter-commissaris de navolgende nadere verklaring afgelegd:

Ik denk dat het rond 2006 was dat het slaan begon, het was het jaar van de geboorte van [slachtoffers] , maar ik weet het eigenlijk niet meer. (..) Hij sloeg mij overal op mijn lichaam. Dat deed pijn.Het schoppen begon bij [slachtoffers] en [slachtoffers] en later bij mij. Hij schopte hard en er was vaak geen aanleiding. Het schoppen deed pijn en veroorzaakte blauwe plekken.(..)
De mishandelingen vonden plaats als [verdachte] thuis was.. Hij was veel op zakenreis en als hij thuis kwam was hij nooit voor 20.00 uur thuis. Dus voornamelijk de weekenden. (..)
De mishandeling van [slachtoffers] en [slachtoffers] ontstond rond dezelfde tijd dat het bij mij begon. Hij sloeg en schopte hen. Waar hij hen te pakken kreeg. Vroeger waren ze kleiner, naarmate ze ouder werden, kwam het op hun benen terecht, maar ook op hun billen. Hij sloeg ze ook op hun hoofd. Naarmate de kinderen groter werden, raakte hij ze lager met trappen op het lichaam. Zij renden dan weg en dan rende hij achter hen aan. U vraagt mij of er al een klap was geweest wanneer zij zich onttrokken. Ja. [3]
Op zondag 26 mei 2019 heeft [slachtoffers] (geboren op [geboortedatum] ) aangifte gedaan tegen de verdachte ter zake van huiselijk geweld. Hij verklaarde als volgt:

Een van de eerste herinneringen die ik heb van de mishandeling is op mijn zevende toen ik huiswerk aan het maken was aan de tafel. [verdachte] zat naast mij en ik wist een bepaald woord niet. Ik hoorde hem zeggen dat ik een sukkel was omdat ik het niet begreep. Ik hoorde hem zeggen dat hij mij niet ging helpen want ik moest het zelf maar uitzoeken. Ik hoorde hem zeggen dat ik nergens goed voor was of woorden van gelijke strekking. Toen ik begon te huilen, kreeg ik een harde klap tegen mijn achterhoofd met vlakke hand. Dit was zo hard dat mijn hele hoofd tintelde. Ik weet dit nog als de dag van gisteren. (..)
Ik kan u verklaren dat naarmate ik ouder werd, [verdachte] steeds agressiever werd naar mij. Dit was zowel verbaal als fysiek. Ik kan u verklaren dat ik bijna dagelijks geslagen ben. Als ik dan naar mijn kamer rende, dan kreeg ik nog een trap na tegen mijn achterwerk. Hij werd om alles kwaad. Het maakte niet uit wat je deed. Hij vond altijd wel een reden om woedend te worden. Dat was gericht naar iedereen in het gezin. (..)
Ik weet dat [verdachte] een aantal weken geleden heeft geprobeerd om mijn broer [slachtoffers] geestelijk te mishandelen. Hij heeft [slachtoffers] gedwongen om een mail te schrijven dat hij gestoord was. [slachtoffers] heeft dit geweigerd. Hierop mocht [slachtoffers] niet meer met het gezin mee eten en werd hij overal buiten gesloten. (..)
Ik wil u verklaren dat zolang ik mij kan herinneren, mijn moeder en [verdachte] ruzies hebben waarbij [verdachte] altijd fysiek wordt. Meestal geeft [verdachte] mijn moeder dan een gooi ergens tegenaan. (..) Het gebeurde zo vaak dat ik mishandeld werd door [verdachte] . Buiten mijn vriendin heb ik niemand hierover verteld. [4]
[slachtoffers] is gehoord als getuige bij de rechter-commissaris op 13 maart 2020. Hier heeft hij als volgt verklaard:

Toen ik op 26 mei een verklaring heb afgelegd heb ik sommige dingen niet gezegd omdat het teveel voor me was. Ik was erg depressief en heb meerdere keren gedacht aan zelfmoord omdat ik niet met de situatie kon omgaan. (..) Er zijn veel dingen gebeurd. De keer dat ik een klap kreeg omdat ik een woord niet begreep bij het maken van mijn huiswerk was maar één instantie van heel erg veel. (..) Altijd als ik mijn rapportkaart kreeg werd hij agressief naar mij. Hij begon dan te schreeuwen en als ik niet het antwoord gaf dat hij wilde horen kreeg ik een klap op mijn achterhoofd.
Hij was ook agressief naar mijn moeder toe. (..) Ik zag beneden dat er een lamp door de kamer vloog en ik neem aan dat die werd gegooid. Ik zag mijn moeder staan en zij bukte nog net voordat de lamp naar haar kop ging. Dat was één instantie, dat ik zag dat er geweld werd gebruikt tegen mijn moeder. Andere instanties waren beneden in de keuken dat hij haar een duw gaf en dan omkeek en lachte.
Hij was ook agressief naar [slachtoffers] toe. Als [slachtoffers] zijn kamer niet had opgeruimd, was het brullen en brullen en brullen. Hij noemde hem idioot en zo’n beetje alles wat je kan verzinnen. Hij wilde dat [slachtoffers] hem een brief ging sturen dat hij gestoord was. Tot hij de brief had geschreven, mocht hij niet meer mee in de auto naar school, dus [slachtoffers] moest twee maanden lang de bus pakken. Hij was ook fysiek agressief naar [slachtoffers] . Mijn moeder heeft foto’s heeft genomen nadat hij was geslagen. En ik hoorde [slachtoffers] naar mijn stiefvader schreeuwen dat hij hem niet mocht aanraken. (..)
Bij mij sloeg hij mij op mijn achterhoofd, dan bedekt mijn haar het. Of hij schopte mij als ik de trap oprende als hij achter mij aanzat. (..) Het was niet dat het een frequentie had van zoveel keer per week gebeurde het. De ene week gebeurde het zoveel keer en de andere week zoveel keer. (..) Het duwen deed pijn.. Hij duwde me soms op de grond en dan viel ik op mijn handen en had ik last van mijn armen en handen vanwege de kracht van die duw. (..) Toen ik kleiner was, heeft hij mij een keer door de kamer gegooid. Hij pakte mij bij mijn broek en schouder en ik had toen pijn aan mijn knie en schouder. (..)
Het laatste jaar werd het slaan minder. Ik rende altijd weg als ik voelde dat het fysiek zou kunnen worden en sloot mezelf op in mijn kamer. Het laatste jaar werd ik misschien een keer per week geslagen.(..) [5]
[slachtoffers] (geboren op [geboortedatum] ) heeft aangifte gedaan tegen de verdachte op 28 mei 2019. Hij heeft het volgende verklaard:
"
Het is allemaal begonnen toen ik 6 of 7 jaar was. Ik weet het niet precies maar ik weet niet beter dan dat [verdachte] hardhandig was. Hij was niet bang om geweld te gebruiken. Je wist dat je een duw of een klap kon verwachten. Ik denk dat ik een jaar of acht was. Ik had een nachtmerrie gehad en had angst. Ik was bij mijn ouders in bed gaan liggen. Dat was dus bij [verdachte] , mijn stiefvader en [slachtoffers] mijn moeder. Ik wilde ze niet wakker maken en was bij hun voeteneind gaan liggen. Toen [verdachte] doorkreeg dat ik er lag trok hij mij uit bed. Ik weet nog dat hij mij hard aan mijn arm trok en naar de gang en de trap sleepte. Ik kon niet opstaan zo snel ging het. Hij vertelde mij terug te moeten gaan naar mijn eigen bed. Het deed veel pijn aan mijn arm en zijn gedrag was erg intimiderend. Ik was toen zogezegd ongeveer 8 jaar oud. In het begin net na het huwelijk was alles rustig. We woonden toen de tijd aan de [adres] . Maar gaande weg de tijd is er toch wel wat veranderd. Er was steeds vaker ruzie tussen mijn ouders. (..)
Als ik naar buiten ga betekend dat dat ik mijn moeder alleen moet laten met [verdachte] . Ik vind het verschrikkelijk om te moeten horen wat er allemaal is gebeurd als ik dan weg ben geweest. Ik hoorde allerlei dingen, dat hij fysiek was geweest en dat er weer ruzie was geweest. (..)
[verdachte] probeerde het niet met woorden op te lossen maar gaat gelijk over naar fysiek geweld. Afgelopen februari was er ook ruzie. Het ging over het opruimen van mijn kamer. Hij was weer ontploft en was zo kwaad geworden dat hij al mijn spullen uit de kasten had gegooid en op de grond had gegooid. Hij heeft me toen ook een klap gegeven op de achterkant van mijn nek. Ik had daar pijn. (..)
Ik heb van [verdachte] een brief moeten schrijven over mijzelf. Ik moest daarin schrijven dat ik geestelijk gehandicapt was. (..) Hij zegt steeds tegen me dat hij mij van school gaat halen. Deze school is enorm belangrijk voor me. Hij heeft me in het voorjaar ook een tijd niet naar school gebracht. Hij ging er wel naartoe want mijn andere broertjes en zusje moesten er ook heen. Dat betekende dat ik om half 6 in de ochtend moest op staan. (..)
Afgelopen zondag heeft mijn vader mijn moeder ook mishandeld. Ik zag dat de kleine kinderen in de tuin aan het spelen waren. Ik zag dat mijn vader mijn moeder in de tuin een schop gaf. Ik zag dat hij met zijn knie op de heup hoogte raakte. Ik zag dat mijn moeder naar voren ging en ik hoorde dat zij vroeg waarom hij dat deed. Ik hoorde hem zeggen dat niemand hem in de weg moest staan. Ik voelde me weer zo machteloos dat ik de kelder in ben gevlucht. (..) [6]
De vriendin van [slachtoffers] , mevrouw [getuige] (hierna: getuige [getuige] ) heeft op 24 augustus een verklaring afgelegd bij de rechter-commissaris:

U vraagt of ik kan vertellen wat er op 26 mei 2019 is gebeurd. Ik was die nacht bij [slachtoffers] blijven slapen en wilde gaan ontbijten. Ik ging naar beneden. Toen ik naar beneden liep, zag ik [slachtoffers] in de deur naar de tuin staan. Volgens mij waren de kinderen buiten en keek [slachtoffers] naar hen. Ik zag dat [verdachte] achter haar liep en haar met zijn knie heel hard in de rug schopte. Ze ging helemaal naar voren (opmerking rechter-commissaris: de getuige maakt met haar bovenlichaam een beweging naar voren.Ik was best geschrokken en wist niet of ik het goed gezien had, want hij liep daarna meteen weg met een glimlach alsof er niks gebeurd was. (..) Er was daarvoor niks gebeurd. Hij praatte niet met haar. Hij stond bij de tafel en zij bij de tuin. Er was niks daarvoor gebeurd wat dat zou kunnen uitleggen. Hij gaf haar uit het niets een schop in haar rug. (..)
Er zijn daarna nog een paar dingen gebeurd. Ik was boven en [slachtoffers] moest naar de badkamer. Hij ging één verdieping naar beneden. Er zijn drie verdiepingen, hij liep naar de badkamer op de tweede verdieping. Ik liep van de trap en zag hem de badkamer binnenlopen. [verdachte] kwam vanaf de eerste verdieping, hij liep naar boven. Hij duwde [slachtoffers] heel hard de badkamer in. (..)
Ik heb wel eens blauwe plekken op de armen van [slachtoffers] gezien. (..) Ik kan mij herinneren dat hij een grote blauwe plek op zijn arm had. Ik vroeg waar die vandaan kwam en hij zei ‘we gaan er niet over praten’. Hij veranderde dan van onderwerp. De blauwe plek was zo groot als de onderkant van een bekertje. Later heeft [slachtoffers] verteld dat die blauwe plekken door [verdachte] komen. [7]
Getuige [getuige] (hierna: getuige [getuige] ), een buurman van het gezin, heeft op 26 mei 2019 het volgende verklaard bij de politie:

[slachtoffers] heeft zelf striemen achter in zijn nek gehad. Ik had deze met mijn eigen ogen gezien. Dit waren echt lichte bloeduitstortingen. [8]
3.6.
Bewijsoverwegingen
De rechtbank zal eerst ingaan op de handelingen die de verdachte ten laste zijn gelegd onder feit 1 en feit 2. Daarna zal de ten laste gelegde periode worden besproken. Waar nodig zal de rechtbank ingaan op de verweren van de verdediging.
Ten aanzien van feit 1.
De rechtbank acht de aangifte van [slachtoffers] , gelet op het ondersteunende bewijs, betrouwbaar. Haar aangifte en verklaring bij de rechter-commissaris worden ondersteund door de verklaringen van [slachtoffers] , [slachtoffers] en getuige [getuige] . Zo geven [slachtoffers] en getuige [getuige] op grote lijnen dezelfde lezing als [slachtoffers] van het incident op zondag 26 mei 2019, waaruit volgt dat de verdachte [slachtoffers] van achter benaderde en haar een knietje in haar (onder)rug gaf. Beiden verklaren dat hier geen aanleiding voor was en dat de verdachte zei dat [slachtoffers] hem in de weg stond. Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij [slachtoffers] niet heeft geschopt in haar rug, maar dat zij provocerend voor hem ging staan en hem tegenhield om naar buiten te lopen. Hij heeft haar toen met zijn knie opzij geschoven. De rechtbank acht deze uitleg, gelet op de drie andere verklaringen, niet aannemelijk.
Verder bevestigt [slachtoffers] dat hij de verdachte zijn moeder tegen het aanrecht heeft zien duwen en verklaren [slachtoffers] en [slachtoffers] beiden dat de verdachte agressief was richting [slachtoffers] en snel fysiek werd.
Voor zover de verdediging heeft willen betogen dat de verklaring van [slachtoffers] over de mishandeling van zijn moeder niet betrouwbaar is, omdat hij niet consistent zou hebben verklaard of hij wel of niet heeft gezien dat zijn moeder door de verdachte werd geslagen, gaat de rechtbank hier aan voorbij. Uit feit dat [slachtoffers] bij de rechter-commissaris heeft verklaard dat hij niet (meer) weet of hij ooit heeft gezien dat zijn moeder geslagen is door de verdachte, maakt de rechtbank juist op dat hij de verdachte niet valselijk wil beschuldigen en dit draagt daarom bij aan de betrouwbaarheid van zijn verklaring. De aangifte en verklaring van [slachtoffers] zijn verder voldoende consistent en ondersteunen de verklaring van [slachtoffers] .
De rechtbank acht de handelingen zoals onder feit 1. ten laste gelegd wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 2.
De verdachte heeft verklaard dat hij [slachtoffers] en [slachtoffers] nooit fysiek heeft mishandeld. Hij heeft misschien eenmaal een corrigerende tik gegeven, maar hen verder nooit aangeraakt. Hij weet niet waarom zij aangifte tegen hem hebben gedaan. De rechtbank zal de ten laste gelegde handelingen separaat voor [slachtoffers] en [slachtoffers] bespreken en zodoende feit 2. opsplitsen in feit 2a. en feit 2b.
Feit 2a. – [slachtoffers]
heeft verklaard dat de verdachte hem met vlakke hand tegen zijn achterhoofd sloeg en dat dit pijn deed. Verder schopte de verdachte hem als hij bijvoorbeeld probeerde weg te komen. Ook geeft [slachtoffers] aan dat hij geduwd is en hij dan op de grond viel. De verklaringen van [slachtoffers] worden ondersteund door de verklaringen van [slachtoffers] en getuige [getuige] . Zo verklaart [slachtoffers] dat de verdachte [slachtoffers] , en ook [slachtoffers] , schopte tegen hun billen als ze probeerden weg te komen. Ook heeft zij gezien dat de verdachte hen sloeg. Getuige [getuige] verklaart dat zij op zondag 26 mei 2019 heeft gezien dat de verdachte [slachtoffers] een harde duw tegen zijn borst gaf toen [slachtoffers] in de badkamer stond. Verder heeft zij verklaard dat zij eerder blauwe plekken bij [slachtoffers] heeft gezien, waar [slachtoffers] niet over wilde vertellen.
De rechtbank acht het dan ook wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte [slachtoffers] heeft geslagen, geschopt en geduwd tegen zijn lichaam en hoofd.
Feit 2b – [slachtoffers]
Ten aanzien van de mishandeling van [slachtoffers] acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte [slachtoffers] heeft geduwd en geslagen tegen het lichaam, hoofd en nek. De aangifte van [slachtoffers] dat hij door de verdachte werd geduwd en geslagen wordt ondersteund door de verklaring van [slachtoffers] en de verklaring van [slachtoffers] . [slachtoffers] heeft verklaard over een woedeaanval van de verdachte in februari 2019 waarbij hij in zijn nek werd geslagen. Hiervoor is in het dossier ondersteuning te vinden in de verklaring van getuige [getuige] , die bij [slachtoffers] bloeduitstortingen in de nek heeft waargenomen. Daarnaast heeft ook [slachtoffers] hier over verklaard. [slachtoffers] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat de verdachte agressief was richting [slachtoffers] en dat hij [slachtoffers] heeft horen schreeuwen dat de verdachte hem niet moest aanraken.
Ten laste gelegde periode feit 1 en feit 2.
De rechtbank acht de duur van de mishandelingen zoals die is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen. Bovendien acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat deze meermalen hebben plaatsgevonden. [slachtoffers] heeft verklaard dat zijn eerste herinnering aan de mishandeling dateert van toen hij tussen de zes en acht jaar oud was. Ook [slachtoffers] heeft verklaard over mishandelingen rond zijn zevende. [slachtoffers] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat het begon rond de geboorte van hun zoon [slachtoffers] , rond 2006. Hoewel zij dit niet meer zeker weet, komt dit overeen met wat [slachtoffers] en [slachtoffers] verklaren. Verder heeft Bianca verklaard dat de mishandelingen plaatsvonden als de verdachte thuis was, wat in de weekenden en avonden was. [slachtoffers] heeft over de frequentie verklaard dat er geen vaste frequentie was, maar dat het de ene week zoveel keer en de andere week zoveel keer gebeurde. [slachtoffers] heeft verteld dat hij niet beter weet dan dat de verdachte hardhandig was en dat je altijd wel een klap of duw kon verwachten. De rechtbank leidt hieruit af dat er in ieder geval wekelijks sprake was van huiselijk geweld, waarbij [slachtoffers] en [slachtoffers] (zo blijkt uit het dossier), naarmate zij ouder werden, zoveel als mogelijk hebben geprobeerd de verdachte te ontwijken.
Gelet op bovenstaande acht de rechtbank de verklaring van de verdachte dat er pas de laatste vijf maanden voorafgaand aan de aangifte spanningen waren in huis, waarbij overigens enkel werd geschreeuwd maar geen fysiek geweld werd gebruikt, niet aannemelijk.
De rechtbank is van oordeel dat de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend zijn bewezen.
3.7.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat:
1
hij op
meerderetijdstippen in de periode van 26 mei 2007 tot en met 26 mei 2019 te 's-Gravenhage zijn echtgenote, [slachtoffers] ,
heeft mishandeld door:
- haar tegen het lichaam te schoppen en
- haar tegen het lichaam en haar hoofd te slaan en
- haar tegen een hard voorwerp te duwen;
2a
hij op
meerderetijdstippen in de periode van 26 mei 2007 tot en met 26 mei 2019 te 's-Gravenhage
een kind dathij verzorgde of opvoedde als behorend tot zijn gezin,
[slachtoffers] (geboren op [geboortedatum] ), heeft mishandeld door:
- die [slachtoffers] tegen zijn lichaam en hoofd te slaan en te trappen en te duwen;
2b
hij op
meerderetijdstippen in de periode van 26 mei 2007 tot en met 26 mei 2019 te 's-Gravenhage
een kind dathij verzorgde of opvoedde als behorend tot zijn gezin,
[slachtoffers] (geboren op [geboortedatum] ), heeft mishandeld door:
- die [slachtoffers] tegen zijn lichaam en hoofd en nek te slaan en te duwen;
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van vijf jaren met daaraan als bijzondere voorwaarden verbonden de voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd, te weten: een meldplicht bij de reclassering, een ambulante behandeling bij De Waag of een soortgelijke zorgverlener, een contactverbod met [slachtoffers] , [slachtoffers] , [slachtoffers] en de drie andere kinderen van [slachtoffers] en een locatieverbod rondom de woning aan de [adres] Verder vordert de officier van justitie de dadelijke uitvoerbaarheid van deze voorwaarden en het toezicht op naleving van de voorwaarden door Reclassering Nederland.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair vrijspraak bepleit. In het geval de rechtbank toch tot een bewezenverklaring zou komen heeft de raadsman aangevoerd dat enkel een voorwaardelijke straf passend zou zijn.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich jarenlang schuldig gemaakt aan de mishandeling van zijn vrouw en stiefzonen. Dit alles heeft plaatsgevonden in de gezamenlijke woning van het gezin, een plek bij uitstek waar het gehele gezin zich veilig zou moeten kunnen voelen.
[slachtoffers] en [slachtoffers] geven aan dat zij vanaf hun jonge jeugd niet beter weten dan dat de verdachte vaak woedend werd en zowel fysiek als verbaal geweld gebruikte. Zij dachten dat dit normaal was binnen een gezin. Momenteel zijn zij beiden onder behandeling van een psychiater en zijn zij beiden gediagnosticeerd met een depressie en PTSS. [slachtoffers] heeft bovendien aangegeven suïcidale gedachten te hebben. Kortom, de verdachte heeft [slachtoffers] en [slachtoffers] met zijn gedragingen hun jeugd afgenomen, met enorme negatieve gevolgen voor hen beiden.
[slachtoffers] heeft aangegeven dat zij jarenlang te horen kreeg dat zij een slechte moeder en echtgenote was en ook zij werd fysiek mishandeld door de verdachte. Zij leefde in continue angst en is ook nu nog bang voor de toekomst van haar gezin. Dat de verdachte de lichamelijke en geestelijke integriteit van zijn vrouw en stiefzonen heeft aangetast in deze setting, neemt de rechtbank hem zeer kwalijk.
In zijn verklaring heeft verdachte benadrukt dat [slachtoffers] degene was die (verbaal) agressief was, provoceerde en ruzie maakte. Zij zou met haar aangifte wraak hebben willen nemen op de verdachte en heeft de kinderen daarom beïnvloed om aangifte te doen van mishandeling. De rechtbank is evenwel niet gebleken van (verbaal) geweld jegens de verdachte en constateert dat juist de verdachte in de diverse verklaringen een zeer dominante rol wordt toegeschreven. Naar het oordeel van de rechtbank neemt verdachte, door voortdurend te wijzen op de rol dan wel de psychische gesteldheid van [slachtoffers] , geen verantwoordelijkheid voor zijn gedrag en de ingrijpende gevolgen daarvan voor de slachtoffers. De rechtbank rekent hem dit aan.
Strafblad
De rechtbank heeft in het voordeel van de verdachte rekening gehouden met zijn blanco strafblad.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het Pro Justitia rapport van psycholoog drs. J.P.M. van Leeuw, d.d. 13 september 2019. De psycholoog concludeert dat de verdachte een persoonlijkheidsconfiguratie heeft die vooral narcistische elementen bevat. Daarnaast wijzen de afgenomen testen ook op agressieve tendensen en een intolerante opstelling tegenover de ander. Er kan niet worden vastgesteld dat er sprake is van een persoonlijkheidsstoornis, maar er wordt wel geconstateerd dat er sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in die zin dat evident sprake is van narcistische persoonlijkheidstrekken. Van psychiatrische problematiek in engere zin is geen sprake.
De psycholoog schat in dat de verdachte niet in volledige vrijheid over zijn wil beschikte en overeenkomstig kon handelen ten tijde van het ten laste gelegde. Het advies is daarom om de ten laste gelegde feiten in verminderde mate toe te rekenen.
Verder adviseert de psycholoog een ambulante behandeling bij een forensisch psychiatrische polikliniek, waarbij de aandacht enerzijds dient uit te gaan naar het uitvoeren van een delict-analyse en anderzijds naar een psychotherapeutische behandeling die gericht is op de narcistische afweer van betrokkene en de onverwerkte rouw over het vroege en dramatische verlies van moeder. De psycholoog merkt hierbij op dat dit een taaie klus zal zijn omdat het de verdachte ontbreekt aan probleeminzicht en hij tekortkomingen niet graag onder ogen wil zien.
Tot slot is er een risicoanalyse gemaakt met betrekking tot het gevaar op recidive. Hierbij wordt gerapporteerd dat de genoemde persoonsfactoren (onder andere krenkbaar zelfgevoel dat bij kritiek en ervaren gebrek aan respect kan leiden tot narcistisch bepaalde woede; egocentrisme dat belet dat betrokkene zicht heeft op zijn eigen aandeel in de conflicten; onverstoorbaarheid en ongenaakbaarheid die als defensie dienen tegen een onderliggend kwetsbaar zelfgevoel), als essentiële delictfactoren nog onverminderd aanwezig zijn en aldus de opmaat kunnen vormen naar herhaling van soortgelijke feiten als de ten laste gelegde feiten. Bovendien zorgt het gebrek aan probleeminzicht tot weinig bereidheid om het gedrag te veranderen. Er zijn wel een aantal protectieve factoren en tezamen genomen is in te schatten dat het recidiverisico matig tot hoog is.
De rechtbank heeft verder kennis genomen van een reclasseringsadvies over de verdachte d.d. 15 oktober 2019 en het voortgangsverslag van de reclassering d.d. 24 augustus 2020. De reclassering kan het risico op recidive niet inschatten, gelet op de ontkennende houding van de verdachte. In het voortgangsverslag meldt de reclassering dat de verdachte zich op goede wijze heeft gehouden aan de voorwaarden en afspraken met de reclassering. Hij lijkt te profiteren van de geboden hulpverlening en behandeling. Hij toont zich stabiel en zoekt bij problemen en conflicten oplossingen die maatschappelijk geaccepteerd zijn. Hij vraagt om hulp van de reclassering bij het omgaan met de vele betrokken instanties en luister daarbij naar het advies van de reclassering. De reclassering heeft eerder bijzondere voorwaarden geadviseerd in de vorm van een meldplicht, ambulante behandeling, contactverbod en een locatieverbod en ziet voldoende mogelijkheden om de verdachte verder te begeleiden.
Toerekeningsvatbaarheid
Nu de conclusies en adviezen van de reclassering en psycholoog gedragen worden door hun bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken, legt de rechtbank die conclusies mede aan haar oordeel over de straftoemeting ten grondslag. De inhoud van door de verdachte ingebrachte rapportages overtuigen de rechtbank niet en geven de rechtbank dan ook geen aanleiding hier anders over te denken. Bij de verdachte bestond tijdens het begaan van de feiten een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in verband waarmee hij in verminderde mate toerekeningsvatbaar wordt geacht.
Strafmodaliteit en strafmaat
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie geëiste gevangenisstraf voldoende recht doet aan de ernst van de feiten en de persoon van verdachte. De rechtbank ziet geen ruimte voor een andere of lichtere sanctie dan een gevangenisstraf. Van doorslaggevende betekenis hierbij is de stelselmatigheid en duur van de mishandelingen, de gevolgen die dit heeft gehad voor de slachtoffers en de ontkennende houding van de verdachte die daarmee geen enkele verantwoordelijkheid neemt voor zijn handelen.
Echter, gelet op de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte zal de rechtbank een lagere gevangenisstraf opleggen dan gevorderd. Evenals de officier van justitie ziet de rechtbank aanleiding om een deel daarvan voorwaardelijk op te leggen. Met deze voorwaardelijke straf wordt beoogd de verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank zal tevens de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd opleggen, met uitzondering van het contactverbod tussen de verdachte en de drie jongste kinderen van [slachtoffers] , tevens verdachtes biologische kinderen, omdat zij geen onderdeel uitmaken van de strafprocedure. Gelet op het feit dat sprake is van een misdrijf dat gericht is of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen en de kans dat verdachte zich opnieuw schuldig zal maken aan soortgelijke misdrijven aanwezig is, acht de rechtbank de door de officier van justitie geëiste proeftijd van 5 jaren noodzakelijk, evenals de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden.

7.De vordering van de benadeelde partij/de schadevergoedingsmaatregel

[slachtoffers] , [slachtoffers] en [slachtoffers] hebben zich als benadeelde partijen gevoegd in het strafproces.
- [slachtoffers] vordert een schadevergoeding van € 13.710,50, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit €1.210,50 aan materiële schade en € 12.500,- aan immateriële schade.
- [slachtoffers] vordert een schadevergoeding van € 18.235,-, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit € 5.735,- aan materiële schade en € 12.500,- aan immateriële schade.
- [slachtoffers] vordert een schadevergoeding van € 12.852,-, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit € 352,- aan materiële schade en € 12.500,- aan immateriële schade.
7.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie verzoekt de rechtbank om de vorderingen van [slachtoffers] , [slachtoffers] en [slachtoffers] integraal toe te wijzen, nu deze deugdelijk zijn onderbouwd en voldoende aannemelijk zijn geworden.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht de vorderingen af te wijzen dan wel deze niet-ontvankelijk te verklaren.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffers] voert de verdediging ten aanzien van de materiële schade aan dat er geen causaal verband is tussen de lichamelijke klachten en de ten laste gelegde feiten. De immateriële schade die door [slachtoffers] wordt gevorderd kan niet worden toegewezen, onder andere omdat deze niet deugdelijk kan worden getoetst, doordat Veilig Thuis en de psychiater die [slachtoffers] , [slachtoffers] en [slachtoffers] behandelt, hebben bijgedragen aan de onderbouwing hiervan en de verdachte het niet eens is met de handelswijze van Veilig Thuis en deze psychiater.
Ten aanzien van de vorderingen van [slachtoffers] en [slachtoffers] stelt de verdediging dat de kosten die worden opgevoerd als materiële schade, kosten zijn die door de ziektekostenverzekering van de verdachte worden vergoed en deze dus niet voor toewijzing in aanmerking komen. Ten aanzien van de immateriële schade voert de verdediging aan dat ook hier de onderbouwing niet deugdelijk kan worden getoetst. Daarnaast kan ook niet worden herleid of de schade te wijten is aan de verdachte of aan de echtscheidingssituatie.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de gemaakte zorgkosten door [slachtoffers] , [slachtoffers] en [slachtoffers] , is namens de verdachte niet voldoende gemotiveerd betwist en door de benadeelde partijen voldoende onderbouwd met facturen en verklaringen van behandelaars. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan dan ook worden vastgesteld dat de benadeelde partijen rechtstreeks schade hebben geleden door de bewezenverklaarde feiten, ter grootte van de gevorderde bedragen (respectievelijk € 1.210,50, € 5.735,- en
€ 352,-). De rechtbank wijst deze bedragen toe.
Immateriële schade
De rechtbank is van oordeel dat de jarenlange mishandeling van de benadeelde partijen door de verdachte een ernstige normschending is die de lichamelijke integriteit en het psychisch welbevinden van de benadeelde partijen heeft geraakt en dat in een dergelijk geval een aanspraak op smartengeld zonder meer gerechtvaardigd is. Op grond van het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partijen rechtstreeks immateriële schade hebben geleden als gevolg van de bewezen verklaarde feiten. Het bestaan van immateriële schade is bovendien voldoende onderbouwd. Dit blijkt onder meer uit de verklaringen van de benadeelde partijen zelf, maar ook uit de verklaringen van de psychiater en andere zorg/hulpverleners. Gezien deze gegeven onderbouwing van het gevorderde – zijnde € 12.500,- per persoon - acht de rechtbank het gevorderde bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en zal zij de vorderingen integraal toewijzen.
Wettelijke rente
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente voor alle benadeelde partijen toewijzen met ingang van 26 mei 2019, omdat vast is komen te staan dat de schade in ieder geval vanaf die datum is ontstaan. De rechtbank heeft hierbij in aanmerking genomen de aard van de schade en de omstandigheid dat de schade is geleden door het geheel van de bewezenverklaarde gedragingen die tot en met 26 mei 2019 hebben plaatsgevonden.
Proceskostenveroordeling verdachte
Nu de vordering wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel.
Nu de verdachte voor de onder 1. en 2. bewezenverklaarde strafbare feiten zal worden veroordeeld en hij jegens de slachtoffers naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door deze feiten is toegebracht, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 13.710,50, ten behoeve van [slachtoffers] , een bedrag groot € 18.235,00 ten behoeve van [slachtoffers] en een bedrag groot € 12.852,00 ten behoeve van [slachtoffers] , allen vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 26 mei 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 14e, 36f, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht;
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1. en 2. tenlastegelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.7 bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
mishandeling, begaan tegen zijn echtgenote, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 2:
2a
mishandeling, begaan tegen een kind dat hij verzorgt of opvoedt als behorend tot zijn gezin, meermalen gepleegd;
2b
mishandeling, begaan tegen een kind dat hij verzorgt of opvoedt als behorend tot zijn gezin, meermalen gepleegd;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 15 (vijftien) maanden;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot 5 (vijf) maanden, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de hierbij op 5 (vijf) jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- geen contact legt of laat leggen – direct of indirect – met [slachtoffers] , geboren op 30 juli 1977, [slachtoffers] , geboren op [geboortedatum] en [slachtoffers] , geboren op [geboortedatum] , zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- zich niet bevindt binnen straal van 250 meter van de woning aan de [adres] , zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd meldt bij de Reclassering Nederland, Bezuidenhoutseweg 179 te Den Haag, op door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zolang deze de reclassering dat noodzakelijk acht;
- zich onder behandeling stelt van een van de forensische polikliniek De Waag, of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, op de tijden en plaatsen als door of namens die zorgverlener aan te geven;
geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen.
beveelt dat bovengenoemde bijzondere voorwaarden en het -op grond van artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht- uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partijen toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan:
[slachtoffers] een bedrag van € 13.710,50, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 26 mei 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening;
[slachtoffers] , een bedrag van € 18.235,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover een vanaf 26 mei 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening;
[slachtoffers] , een bedrag van € 12.852,00 vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 26 mei 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 13.710,50, ten behoeve van [slachtoffers] , een bedrag groot € 18.235,00 ten behoeve van [slachtoffers] en een bedrag groot € 12.852,00 ten behoeve van [slachtoffers] , allen vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 26 mei 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 365 dagen;
De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichtingen aan de benadeelde partijen de betalingsverplichtingen aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichtingen aan de Staat de betalingsverplichtingen aan de benadeelde partijen in zoverre doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. N.F.R. de Rooij, voorzitter,
mr. M.T. Paulides, rechter,
mr. R.M. van Vuure, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. F Badji, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 9 september 2020.
Mr. R.M. van Vuure is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2019144549, van de politie eenheid Den Haag, district Den Haag-West, basisteam Scheveningen, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 66), of proces-verbaal vervolg I met het nummer PL1500-2020037709, van de politie eenheid Den Haag, district Den Haag-West, basisteam Scheveningen, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 15), of proces-verbaal vervolg II met het nummer PL1500-2020116285, van de politie eenheid Den Haag, district Den Haag-West, basisteam Scheveningen, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 33). Daarbij wordt opgemerkt dat ieder bewijsmiddel, ook in zijn onderdelen, slechts wordt gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft. De inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen is telkens zakelijk weergegeven.
2.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffers] , d.d. 26 mei 2019, p. 25-28.
3.Proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffers] , d.d. 29 mei 2020.
4.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffers] , d.d. 26 mei 2019, p. 30-31.
5.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffers] , bij de Rechter-Commissaris, d.d. 13 maart 2020.
6.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffers] , d.d. 28 mei 2019, p. 33-35.
7.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] bij de Rechter-Commissaris, d.d. 24 augustus 2020.
8.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] , p. 36.