ECLI:NL:RBDHA:2020:8895

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 september 2020
Publicatiedatum
11 september 2020
Zaaknummer
C/09/597937 / FA RK 20-5632
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansluitende machtiging tot het verlenen van verplichte zorg

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 september 2020 een beschikking gegeven inzake een aansluitende zorgmachtiging voor de duur van twaalf maanden, zoals bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De officier van justitie had op 11 augustus 2020 een verzoek ingediend voor deze zorgmachtiging ten aanzien van een betrokkene, geboren in 1948, die lijdt aan een psychische stoornis, te weten schizofrenie. De rechtbank heeft de mondelinge behandeling van het verzoek gehouden op dezelfde datum, waarbij de betrokkene en een verpleegkundig specialist telefonisch zijn gehoord vanwege de geldende coronamaatregelen.

Tijdens de zitting verklaarde de betrokkene dat het goed met hem ging, maar dat hij recentelijk van medicatie was gewisseld. De verpleegkundig specialist bevestigde dat de betrokkene zijn medicatie gebruikt en dat de zorgmachtiging was aangevraagd om goed zicht te houden op zijn situatie. De advocaat van de betrokkene pleitte voor een kortere duur van de machtiging, maar de rechtbank oordeelde dat er geen minder bezwarende alternatieven waren en dat verplichte zorg noodzakelijk was om ernstig nadeel af te wenden.

De rechtbank concludeerde dat de voorgestelde vormen van verplichte zorg, zoals opname en toediening van medicatie, noodzakelijk waren. De vorige zorgmachtiging was verleend op 24 april 2020 en liep tot 25 september 2020. De rechtbank besloot de nieuwe machtiging te verlenen voor de duur van acht maanden, tot en met 1 mei 2021, om een eerder toetsingsmoment in te bouwen. De beschikking werd gegeven door rechter J.C. Sluymer, bijgestaan door griffier K.A.M. Boeije, en is vastgesteld op 11 september 2020.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaak-/rekestnr.: C/09/597937 / FA RK 20-5632
Datum beschikking: 01 september 2020

Aansluitende machtiging tot het verlenen van verplichte zorg

Beschikkingnaar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een aansluitende zorgmachtiging voor de duur van twaalf maanden als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:

[de man] ,

hierna te noemen: betrokkene,
geboren op [geboortedag] 1948, [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. M. Lindhout te 's-Gravenhage.

ProcesverloopBij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 11 augustus 2020, heeft de officier van justitie verzocht om een zorgmachtiging.

Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- een op 28 juli 2020 ondertekende medische verklaring van dr. [psychiater] , die betrokkene heeft onderzocht maar niet bij zijn behandeling betrokken was;
- een zorgkaart van 21 juli 2020;
- een zorgplan van 23 juli 2020;
- een beoordeling van de geneesheer-directeur op het zorgplan van 4 augustus 2020;
- een uittreksel uit de justitiële documentatie;
- een afschrift van de politiemutaties (blanco).
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 01 september 2020.
Bij die gelegenheid zijn op grond van artikel 2 Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid de navolgende personen gelijktijdig telefonisch gehoord door de rechtbank omdat het houden van een fysieke zitting vanwege de geldende veiligheidsmaatregelen met betrekking tot het coronavirus niet mogelijk was:
- mw. [verpleegkundig specialist] , in aanwezigheid van betrokkene;
- mr. J.H.T. van Brunschot, waarnemend voor de advocaat.
Omdat een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig werd geacht door de officier van justitie, is de officier van justitie niet telefonisch gehoord.

Standpunten ter zitting

Betrokkene verklaart dat het wel goed met hem gaat. Hij heeft recent gewisseld van medicatie, daar is hij wat suffig van. Betrokkene is het wel eens met de machtiging.
De verpleegkundig specialist verklaart dat het nu goed gaat met betrokkene. Hij gebruikt zijn medicatie en is inderdaad recent gewisseld. De zorgmachtiging is aangevraagd met het doel om daar goed zicht op te kunnen houden. Op een vraag van de rechter of de zorgmachtiging nodig is voor de verzochte 12 maanden antwoordt de specialist dat de zorgmachtiging niet meer nodig zal zijn als betrokkene zijn medicatie netjes en op tijd blijft innemen, 9 maanden lijkt haar een geschikte termijn.
De advocaat refereert zich aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de machtiging, maar pleit wel voor een kortere duur. Betrokkene is bereid zijn medicatie te blijven innemen.

Beoordeling

Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, te weten schizofrenie.
Deze stoornis leidt tot ernstig nadeel, gelegen in:
-levensgevaar
-ernstig lichamelijk letsel
-ernstige psychische schade
-ernstige materiële schade
-ernstige immateriële schade
-ernstige financiële schade
-ernstige verwaarlozing
- maatschappelijke teloorgang
-ernstig verstoorde ontwikkeling voor of van betrokkene of een ander.
Betrokkene heeft zich in het verleden bij eerdere opnames dreigend en agressief opgesteld waardoor assistentie van politie nodig was en andere dwangmaatregelen in de kliniek moesten worden getroffen. Wanneer sprake is van een psychotische toestand verwaarloost betrokkene zichzelf en vergeet of weigert hij met enige regelmaat zijn medicatie.
Om het ernstig nadeel af te wenden en de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren, heeft betrokkene zorg nodig.
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. Betrokkene is nog niet lang geleden gewisseld van medicatie. Of deze medicatie effectief is moet nog blijken en daar dient voldoende toezicht op te worden gehouden. Om die reden is verplichte zorg nodig.
De in het verzoekschrift genoemde vormen van zorg zijn gebaseerd op de medische verklaring, het zorgplan en het advies van de geneesheer-directeur. Deze vormen van verplichte zorg zijn door de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling besproken. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de volgende vormen van verplichte zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
- toedienen van vocht,
bij opname;
- toedienen van voeding,
bij opname;
- toedienen van medicatie;
- verrichten medische controles,
bij opname;
- andere medische handelingen en therapeutische maatregelen,
bij opname;
- beperken van de bewegingsvrijheid,
bij opname;
- insluiten,
bij opname;
- uitoefenen van toezicht op betrokkene,
bij opname;
- onderzoek aan kleding of lichaam,
bij opname;
- onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen,
bij opname;
- controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen,
bij opname;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen,
toelaten ambulante zorg;
- beperken van het recht op het ontvangen van bezoek,
bij opname;
- opnemen in een accommodatie,
bij decompensatie of weigeren verplichte zorg.
Met betrekking tot de opname overweegt de rechtbank dat de geneesheer-directeur slechts kan beslissen tot opname als betrokkene niet meewerkt aan de uitvoering van voormelde vormen van verplichte zorg en er dientengevolge ernstig nadeel dreigt, dan wel er op andere wijze ernstig nadeel dreigt dat voortkomt uit de stoornis. De geneesheer-directeur zal – alvorens tot opname te beslissen – de betrokkene (doen) horen en de opname zal alsdan niet langer duren dan nodig is om het dreigend ernstig nadeel af te wenden.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben. De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal derhalve worden verleend.
De vorige zorgmachtiging voor betrokkene is op 24 april 2020 verleend voor de duur van zes maanden, tot en met 25 september 2020. Op grond van artikel 6:5 Wvggz kan een zorgmachtiging worden verleend voor de duur van twaalf maanden als deze machtiging direct aansluit op een vorige zorgmachtiging op grond van de Wvggz.
De rechtbank is het eens met de verpleegkundig specialist en de advocaat dat een machtiging voor de duur van twaalf (12) maanden aan de lange kant is, maar is tevens van oordeel dat een machtiging van zes (6) maanden net te kort is. Zeker omdat betrokkene nog niet zo lang geleden is gestart met nieuwe medicatie en het nog maar de vraag is hoe dit zal aanslaan.
Gelet op het voorgaande, ziet de rechtbank aanleiding om de duur van de af te geven machtiging te beperken tot acht (8) maanden, dus tot en met 01 mei 2021, om aldus een eerder toetsingsmoment in te bouwen.

Beslissing

De rechtbank:
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van:

[de man] ,

geboren op [geboortedag] 1948, [geboorteplaats]
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 01 mei 2021;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.C. Sluymer, rechter, bijgestaan door K.A.M. Boeije als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 01 september 2020.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 11 september 2020.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.