ECLI:NL:RBDHA:2020:8878

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 juli 2020
Publicatiedatum
11 september 2020
Zaaknummer
NL20.4933
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-tijdige beslissing op aanvraag verblijfsvergunning asiel leidt tot niet-ontvankelijkheid beroep

In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. S.N. Ali, beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door J. de Volder, omdat verweerder niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De rechtbank heeft in deze uitspraak geoordeeld dat het beroep niet-ontvankelijk is, omdat verweerder inmiddels op 17 juli 2020 alsnog een besluit heeft genomen op de aanvraag van eiser. Eiser had verweerder op 6 februari 2020 in gebreke gesteld, waarna de wettelijke termijn van twee weken was verstreken zonder dat er een beslissing was genomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat door het nemen van het besluit door verweerder, eiser zijn doel met het beroep heeft bereikt, waardoor er geen procesbelang meer bestaat.

De rechtbank heeft verder overwogen dat, hoewel het beroep niet-ontvankelijk is, verweerder wel een dwangsom moet betalen voor de periode waarin hij in gebreke was. De dwangsom bedraagt in dit geval € 1.442,-, zoals aangegeven in het besluit van 17 juli 2020. Daarnaast heeft de rechtbank verweerder veroordeeld tot betaling van € 262,50 aan proceskosten aan eiser, omdat eiser een professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld voor het indienen van het beroepschrift. De rechtbank heeft de kosten vastgesteld op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht, waarbij een lager bedrag is toegekend vanwege de aard van de zaak.

De uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra, rechter, en is niet in een openbare zitting uitgesproken vanwege de coronamaatregelen. De uitspraak is op 23 juli 2020 bekendgemaakt.

Uitspraak

uitspraak buiten zitting

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL20.4933
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. S.N. Ali), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: J. de Volder).

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingediend omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op zijn aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd.

Overwegingen

De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Wel moet de betrokkene dan eerst een ‘ingebrekestelling’ aan het bestuursorgaan sturen. Dat wil zeggen dat de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan moet laten weten dat er binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar. Dit staat (onder andere) in de artikelen 6:2, 6:12 en 7:1 van de Awb.
Partijen zijn het met elkaar eens dat verweerder te laat is met het beslissen op de aanvraag van eiser. In zijn verweerschrift van 8 mei 2020 geeft verweerder dit ook aan. De rechtbank stelt vast dat eiser verweerder op 6 februari 2020 in gebreke heeft gesteld en dat sindsdien twee weken zijn verstreken. Verweerder heeft echter op 17 juli 2020 alsnog een besluit genomen. De rechtbank moet daarom ambtshalve beoordelen of eiser nog een belang heeft bij zijn beroep. Door het nemen van het besluit op de aanvraag van eiser, heeft eiser bereikt wat hij met zijn beroep gericht tegen het niet tijdig beslissen kon bereiken. Dat betekent dat het belang bij een uitspraak van de rechter, het zogenoemde procesbelang, niet langer bestaat en het beroep voor zover gericht tegen het uitblijven van een beslissing, niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
4. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk.
5. In artikel 4:17 van de Awb staat dat als een bestuursorgaan niet op tijd een besluit neemt, het bestuursorgaan een dwangsom moet betalen voor elke dag dat het in gebreke is, voor maximaal 42 dagen. De dwangsom bedraagt de eerste veertien dagen € 23,- per dag, de daaropvolgende veertien dagen € 35,- per dag en de overige dagen € 45,- per dag. Het bestuursorgaan stelt de dwangsom vast binnen twee weken na de laatste dag waarover de dwangsom betaald moet worden (artikel 4:18, lid 1, van de Awb).
6. Omdat verweerder in zijn besluit van 17 juli 2020 reeds heeft aangegeven dat hij een bedrag van € 1.442,- aan dwangsommen aan eiser zal betalen, zal de rechtbank zich hierover verder niet uitlaten.
7. De rechtbank ziet aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bbp) is dit een vast bedrag omdat eiser een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor hem een beroepschrift in te dienen. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 262,50.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
  • veroordeelt verweerder tot betaling van € 262,50 aan proceskosten. Verweerder moet dit bedrag betalen aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra, rechter, in aanwezigheid van L.S. Lodder, griffier
.Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt de uitspraak alsnog, voor zover nodig, in het openbaar uitgesproken.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan en bekendgemaakt op:
23 juli 2020

Documentcode: [documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.