ECLI:NL:RBDHA:2020:8876
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Intrekking verblijfsvergunning wegens verblijfsgat en gezinsleven
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 juli 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid en een eiser van Marokkaanse nationaliteit. Eiser had een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd op basis van zijn huwelijk met mevrouw [A], welke vergunning was ingetrokken met terugwerkende kracht tot 27 april 2018. De intrekking vond plaats omdat eiser niet meer voldeed aan de voorwaarden van de vergunning, aangezien de feitelijke relatie met [A] was verbroken. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze intrekking en een nieuwe verblijfsvergunning aangevraagd voor verblijf bij zijn minderjarige zoon, die uit zijn huwelijk met [A] is geboren. Deze nieuwe vergunning werd verleend, maar het bezwaar tegen de intrekking van de eerdere vergunning werd ongegrond verklaard.
Eiser stelde dat de intrekking van de verblijfsvergunning onterecht was, omdat hij een zogenoemd verblijfsgat had en dat er sprake was van een beschermingswaardig familie- en gezinsleven, zoals bedoeld in artikel 8 van het EVRM. Hij verwees ook naar het arrest Chavez-Vilchez van het Hof van Justitie. De rechtbank oordeelde echter dat de Staatssecretaris terecht had gesteld dat de intrekking van de verblijfsvergunning op goede gronden was gebeurd. Eiser had niet aangetoond dat hij betrokken was bij de opvoeding van zijn zoon en dat er geen objectieve belemmeringen waren om het gezinsleven in Marokko uit te oefenen.
De rechtbank concludeerde dat de intrekking van de verblijfsvergunning geen schending van het recht op gezinsleven met zijn zoon betekende en dat het beroep van eiser ongegrond was. De rechtbank wees erop dat de wens van eiser om in de toekomst een aanvraag tot naturalisatie in te dienen niet voldoende zwaarwegend was om de intrekking van de verblijfsvergunning te rechtvaardigen. De uitspraak werd niet in een openbare zitting gedaan vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is.