Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser] ,
de minister van Buitenlandse Zaken, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
mr. M. Schaap-Huijsmans, griffier, op 24 juni 2020.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 juni 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, van Turkse nationaliteit, en de minister van Buitenlandse Zaken, die als verweerder optreedt. De eiser had een aanvraag ingediend voor een visum kort verblijf om familie te bezoeken, maar deze aanvraag werd op 3 december 2019 afgewezen. De minister verklaarde het bezwaar van de eiser ongegrond in een besluit van 10 januari 2020. De eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd van zijn familierelatie met de referenten en dat er twijfels bestaan over zijn voornemen om Nederland tijdig te verlaten. De rechtbank oordeelt dat de enkele stelling van de eiser dat hij neven is van de referenten niet voldoende is om de familierelatie aan te tonen. Bovendien zijn de identiteitsbewijzen die de eiser ter zitting heeft overgelegd te laat ingediend en kunnen ze niet worden meegenomen in de beoordeling.
De rechtbank concludeert dat de minister terecht heeft geoordeeld dat de eiser niet heeft aangetoond dat hij over voldoende middelen van bestaan beschikt en dat zijn terugkeer naar Turkije niet voldoende gewaarborgd is. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. E.I. Terborg-Wijnaldum, in aanwezigheid van griffier mr. M. Schaap-Huijsmans.