ECLI:NL:RBDHA:2020:8814
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van aanvragen tot verlening van machtigingen tot voorlopig verblijf op basis van onvoldoende bewijs van afstammingsrelatie
Op 28 augustus 2020 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen eisers, twee Ghanese kinderen, en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De zaak betreft de afwijzing van hun aanvragen voor machtigingen tot voorlopig verblijf (mvv's) op basis van de stelling dat zij de biologische of juridische kinderen zijn van hun referente. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvragen zijn afgewezen omdat eisers niet met een gelegaliseerde geboorteakte hebben aangetoond dat zij de kinderen zijn van referente. De verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de geboortes te laat zijn geregistreerd en dat de overgelegde documenten niet gelegaliseerd zijn, waardoor de inhoudelijke juistheid niet kan worden vastgesteld. Eisers hebben aangevoerd dat zij in bewijsnood verkeren en dat verweerder hen ten onrechte niet in de gelegenheid heeft gesteld om een DNA-onderzoek uit te voeren.
De rechtbank oordeelt dat de door eisers overgelegde geboorteaktes niet gelegaliseerd zijn en dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat er geen goede reden is gegeven voor de bewijsnood. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de relatie tussen referente en eisers niet is aangetoond, waardoor er geen sprake is van een beschermenswaardig gezinsleven volgens artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens. De rechtbank heeft het beroep van eisers ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. M. van Nooijen, rechter, in aanwezigheid van mr. K.A. Linthout, griffier.