ECLI:NL:RBDHA:2020:8812
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag machtigingen tot voorlopig verblijf voor nareizigers asiel op basis van onvoldoende bewijs van identiteit
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 augustus 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van aanvragen tot verlening van machtigingen tot voorlopig verblijf (mvv’s) voor nareizigers asiel door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eisers, die de Syrische nationaliteit bezitten, hebben beroep ingesteld tegen het besluit van 10 september 2019, waarin hun bezwaar tegen de afwijzing van hun aanvraag ongegrond werd verklaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat eisers geen officiële identificerende documenten hebben overgelegd ter onderbouwing van hun identiteit, wat door verweerder als reden voor de afwijzing is aangevoerd. De rechtbank heeft de argumenten van eisers, waaronder de stelling dat zij bewijsnood hebben, niet overtuigend geacht. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen bewijsnood is, omdat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat het ontbreken van officiële documenten hen niet is toe te rekenen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de overgelegde documenten, zoals geboorteaktes en huwelijksakten, niet als substantieel bewijs voor de identiteit van eisers kunnen worden aangemerkt. De rechtbank heeft de beroepsgronden van eisers verworpen en het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak is gedaan door mr. M. van Nooijen, rechter, in aanwezigheid van mr. K.A. Linthout, griffier.