ECLI:NL:RBDHA:2020:8807

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 augustus 2020
Publicatiedatum
10 september 2020
Zaaknummer
C/09/593848 / FT RK 20/577 en FT RK 20/578
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een dwangakkoord in het kader van de schuldsaneringsregeling met betrekking tot een verzoeker en verzoekster tegen Nationale Nederlanden

In deze zaak hebben verzoekers, een echtpaar, op 4 juni 2020 een verzoek ingediend tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling, alsook een verzoek tot goedkeuring van een door hen aangeboden schuldregeling op basis van artikel 287a van de Faillissementswet. De rechtbank heeft op 27 augustus 2020 uitspraak gedaan. Tijdens de zitting op 13 augustus 2020 zijn verzoekers en hun schuldhulpverleners gehoord, terwijl de verweerster, Nationale Nederlanden, niet verschenen was. Verzoekers hebben een totale schuldenlast van € 36.406,95, waarvan € 26.099,63 aan Nationale Nederlanden. De aangeboden schuldregeling voorziet in een uitkering van 91,86% aan preferente en 45,93% aan concurrente schuldeisers over een periode van 36 maanden. Nationale Nederlanden heeft de schuldregeling geweigerd, omdat zij van mening is dat het aanbod niet het maximaal haalbare is en dat de verkoop van de woning van verzoekers zou moeten plaatsvinden om de schulden te voldoen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de aangeboden regeling het maximaal haalbare is, gezien de omstandigheden van verzoekers, waaronder een autisme spectrumstoornis van de verzoekster en de slechte staat van hun woning. De rechtbank heeft de weigering van Nationale Nederlanden om in te stemmen met de schuldregeling onredelijk geacht en heeft het verzoek van verzoekers toegewezen. Tevens is het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling niet ontvankelijk verklaard, aangezien het verzoek tot de schuldregeling is toegewezen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANKDEN HAAG
Team Insolventies – enkelvoudige kamer
rekestnummers: C/09/593848 / FT RK 20/577 en FT RK 20/578
C/09/593851 / FT RK 20/579 en FT RK 20/580
vonnis van 27 augustus 2020
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [adres]
[postcode en woonplaats],
verzoeker
en
[verzoekster],
wonende te [adres]
[postcode en woonplaats],
verzoekster,
hierna gezamenlijk ook aangeduid als: verzoekers,
tegen
NATIONALE NEDERLANDEN ,
gevestigd te Den Haag,
verweerster.

1.De procedure

1.1
Op 4 juni 2020 is door verzoekers, tegelijk met het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling, een verzoek ingediend tot het bevelen in te stemmen met een door hen aangeboden schuldregeling als bedoeld in artikel 287a van de Faillissementswet (Fw).
1.2
Ter terechtzitting van 13 augustus 2020 zijn verschenen en gehoord:
- verzoekers;
- [A], schuldhulpverlener van PLANgroep Alphen aan den Rijn;
- [Z], schuldhulpmaatje van Grip op de Knip.
1.3
Op 30 juli 2020 is namens verweerster schriftelijk verweer gevoerd. Verweerster is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen ter terechtzitting.
1.4
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De feiten

De rechtbank gaat uit van de volgende feiten.
2.1
Volgens de overgelegde schuldenlijst hebben verzoekers een totale schuldenlast van € 36.406,95 aan tien schuldeisers.
2.2
De vordering van verweerster op verzoeker bedraagt € 26.099,63. Dit is 71,7% van de totale schuldenlast.
2.3
Namens verzoekers is bij brief van 17 juli 2019 een schuldregeling aan de schuldeisers aangeboden, in de vorm van een prognoseakkoord. Dit voorstel houdt in dat aan preferente en concurrente schuldeisers een uitkering wordt gedaan van respectievelijk 91,86% en 45,93%, te reserveren in een periode van 36 maanden, tegen finale kwijting van het restant van hun vorderingen.
2.4
De aangeboden schuldregeling is door verweerster geweigerd en door de andere schuldeisers aanvaard.

3.Standpunt van de partijen

3.1
Verzoekers stellen dat verweerster in redelijkheid niet heeft kunnen komen tot een weigering van de medewerking aan de schuldregeling die zij hebben aangeboden, nu het aanbod het maximaal haalbare is en de andere schuldeisers wel hebben ingestemd met de aangeboden schuldregeling.
3.2
Verweerster heeft aan haar weigering, samengevat, het volgende ten grondslag gelegd. Het aangeboden akkoord staat in geen enkele verhouding tot de openstaande schuld. Daarnaast komt het aanbod niet voor als het maximaal haalbare. Immers, onduidelijk is waarom verzoekster slechts werkzaam is voor 28 uur per week. Eveneens is onduidelijk waarom de koopwoning niet wordt verkocht, nu de schuldeisers volledig kunnen worden voldaan van de verkoopopbrengst. Tot slot worden de belangen van de schuldeisers beter behartigd in een wettelijk schuldsaneringstraject (‘WSNP’) door de zwaarder wegende inspanningsverplichting die daar geldt.

4.De beoordeling

4.1
Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser vrijstaat om te verlangen dat zijn vordering volledig wordt betaald. Een schuldeiser kan alleen onder bijzondere omstandigheden gedwongen worden om in te stemmen met een aangeboden schuldregeling. Deze schuldregeling leidt er toe dat de schuldeisers afstand moeten doen van een deel van hun vordering. Een verzoek om weigerende schuldeisers te bevelen toch met de aangeboden schuldregeling in te stemmen, zal alleen dan worden toegewezen als deze schuldeisers in redelijkheid de schuldregeling niet hebben kunnen weigeren. Hierbij wordt in aanmerking genomen enerzijds het belang van verweerster bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en anderzijds de belangen van verzoeker of van de schuldeisers die met de schuldregeling hebben ingestemd. Tegen deze achtergrond overweegt de rechtbank het volgende.
4.2
Verzoekers hebben een prognoseakkoord aangeboden inhoudende een betaling van ten minste 91,86% van de preferente vorderingen en ten minste 45,93% van de concurrente vorderingen. Verweerster stelt zich op het standpunt dat dit niet het maximaal haalbare is, onder meer omdat verzoekster slechts 28 uur per week arbeid verricht. Uit een bij de stukken gevoegde medisch rapportage van GGZ Rivierduinen blijkt dat verzoekster een autisme spectrumstoornis heeft en op laag begaafd niveau functioneert. Op grond van de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting is naar het oordeel van de rechtbank voldoende aannemelijk dat het huidige dienstverband van verzoekster, waarin rekening gehouden wordt met de beperkingen van verzoekster, het maximaal haalbare is.
4.3
Verweerster heeft aangevoerd dat op de woning een overwaarde rust van tenminste € 126.000,-, zodat alle schulden kunnen worden afgelost. Zij baseert zich hierbij op een onderzoek gedaan op de website Huispedia. Verzoekers hebben betwist dat er overwaarde rust op hun woning. Zij hebben betoogd dat hun woning in slechte staat verkeert. Er is – onder meer – sprake van inpandige lekkages, waardoor de badkamer en de keuken vervangen dienen te worden. Ook is er sprake van schimmel op de muren van de slaapkamers. De slechte staat van de woning is bevestigd door de heer [Z], die de woning – in verband met de begeleiding van verzoekers – kent. Volgens hem dienen, voordat de woning kan worden verkocht voor een prijs waarmee in elk geval de hypotheek kan worden afgelost, er eerst verbouwingskosten te worden gemaakt. Daarbovenop komen taxatie-, makelaars- en verhuiskosten.
4.4
De rechtbank overweegt als volgt. Vast staat dat de hypotheek op de woning € 240.000,- bedraagt en de WOZ-waarde € 207.000.-. Op grond van de verklaringen ter zitting kan ook worden aangenomen dat sprake is van achterstallig onderhoud aan de woning. Ter zitting is op
www.funda.nleen vergelijkbare woning ([vergelijkingsadres] te [woonplaats]) bekeken. De vraagprijs voor deze woning – die zich in zeer goede staat bevindt – bedraagt € 249.000,-. Tegen de hiervoor geschetste achtergrond is naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk dat sprake is van (enige) overwaarde op de woning van verzoekers. Om die woning (ook) voor een vraagprijs van € 249.000,- (of zelfs € 240.000,-) op de markt te kunnen zetten, zullen – gelet op de geschetste toestand van de woning – eerst de nodige kosten moeten worden gemaakt hetgeen – gelet op de financiële situatie van verzoekers – is uitgesloten. Tegen deze achtergrond acht de rechtbank het dan ook niet aannemelijk dat de verkoop van de woning extra opbrengst zal opleveren. Het verweer dat de woning bij verkoop zoveel overwaarde zal opleveren dat alle schulden kunnen worden voldaan, treft bij gebrek aan verdere onderbouwing dan ook geen doel.
4.5
Het vorenstaande maakt dat de rechtbank van oordeel is dat het voorstel het maximaal haalbare is en dat verweerster in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de aangeboden regeling heeft kunnen komen. In het licht van de genoemde omstandigheden legt de onderbouwing van de weigering te weinig gewicht in de schaal. Het belang van verzoekers en van de schuldeisers die met de voorgestelde minnelijke schuldregeling hebben ingestemd, weegt zwaarder dan het belang van verweerster. Dit geldt te meer nu een buitengerechtelijk akkoord voor de schuldeisers tot een (veel) gunstiger resultaat zal leiden in verband met de kosten die samenhangen met de wettelijke schuldsaneringsregeling. De rechtbank zal het verzoek dan ook toewijzen.
4.6
De rechtbank gaat ervan uit dat bij de uitvoering van de minnelijke schuldregeling de schuldeisers zullen worden geïnformeerd en dat periodiek de hoogte van het Vrij Te Laten Bedrag (en derhalve de aflossingscapaciteit) zal worden bepaald. Voorts wordt er hier van uitgegaan dat er gedurende tenminste 36 maanden op wordt toegezien dat door verzoekster aantoonbare inspanningen worden verricht om inkomsten te verkrijgen, behouden en/of te vergroten en zal worden gecontroleerd of de aflossingscapaciteit volledig wordt ingebracht.
4.7
Verzoekers hebben ook een verzoek tot toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling ingediend. Het verzoek tot het bevelen in te stemmen met de door verzoekers aangeboden schuldregeling wordt toegewezen. Verzoekers hebben dan ook geen belang meer bij het door hen gedane verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling en zullen in zoverre niet ontvankelijk worden verklaard.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1
beveelt verweerster in te stemmen met de onder 2.3 bedoelde schuldregeling;
5.2
verklaart verzoekers niet ontvankelijk is het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling.
Gewezen door mr. R.G.C. Veneman, rechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 augustus 2020 in tegenwoordigheid van mr. A.D. de Jonge, griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen de schuldeisers die het verzoek betrof gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak in hoger beroep komen, in te stellen door een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof te Den Haag.