ECLI:NL:RBDHA:2020:8797
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Ongeldigverklaring rijbewijs na niet verschijnen bij tweede onderzoek naar alcoholgebruik
Op 11 september 2020 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. E.R. Weegenaar, en de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR), vertegenwoordigd door mr. E. van Pernis-van der Wal. Eiser had beroep ingesteld tegen de beslissing van het CBR van 25 oktober 2019, waarbij zijn rijbewijs ongeldig was verklaard omdat hij niet was verschenen voor een tweede onderzoek naar zijn alcoholgebruik. Eiser stelde dat hij door vergeetachtigheid de datum van het onderzoek had verward en dat hij niet moedwillig had verzuimd te verschijnen, aangezien hij zelf om het onderzoek had gevraagd.
De rechtbank overwoog dat het CBR eiser op de juiste wijze had opgeroepen voor het onderzoek en dat eiser verplicht was om te verschijnen. De rechtbank oordeelde dat een vergissing in de datum geen geldige reden van verhindering oplevert volgens de geldende regelgeving. Eiser had zijn rijbewijs nodig voor zowel werk als privé, maar de rechtbank concludeerde dat het CBR terecht had besloten tot ongeldigverklaring van het rijbewijs, omdat eiser niet de vereiste medewerking had verleend aan het onderzoek.
Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 11 september 2020, en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.