ECLI:NL:RBDHA:2020:8755

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 juli 2020
Publicatiedatum
8 september 2020
Zaaknummer
NL20.7343
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Besluitvorming over asielaanvraag en niet tijdig nemen van besluit door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 juli 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser van Armeense nationaliteit en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris op 27 maart 2018 ongegrond was verklaard. Eerder, op 20 december 2018, had de rechtbank in een andere uitspraak bepaald dat de staatssecretaris een nieuw besluit moest nemen op de aanvraag van de eiser, maar dit was niet tijdig gebeurd. De eiser heeft vervolgens op 23 maart 2020 beroep ingesteld wegens het niet tijdig nemen van een nieuw besluit.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn was verstreken en dat het beroep kennelijk gegrond was. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen en heeft een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Daarnaast is de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van de eiser, die zijn begroot op € 262,50. De uitspraak is gedaan door rechter E.P.W. van de Ven, in aanwezigheid van griffier N. Joacim. Vanwege de coronamaatregelen is de uitspraak niet openbaar uitgesproken, maar zal dit alsnog gebeuren zodra dat weer mogelijk is.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.7343

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , geboren op [geboortedatum] , van Armeense nationaliteit, eiser

V-nummer: [#]
(gemachtigde: mr. S.A.S. Jansen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 27 maart 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van
eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 20 december 2018 (NL18.7882) van deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem is het door eiser ingestelde beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en bepaald dat een nieuw besluit neemt op de aanvraag van eiser met inachtneming van deze uitspraak.
Op 23 maart 2020 heeft eiser beroep ingesteld in verband met het niet tijdig nemen van een nieuw besluit op de aanvraag.
Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken ingediend. Verweerder heeft op 16 april 2020 een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft de zaak enige tijd aangehouden omdat besluitvorming niet kon plaatsvinden door omstandigheden die samenhangen met de coronamaatregelen. Na versoepeling van de coronamaatregelen heeft de rechtbank de behandeling van de zaak hervat. De rechtbank gaat ervan uit dat verweerder voldoende gelegenheid heeft gehad om zijn organisatie aan te passen aan de maatregelen die thans nog gelden.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de rechtbank, totdat partijen zijn uitgenodigd om op een zitting te verschijnen, het onderzoek sluiten indien voortzetting van het onderzoek niet nodig is, omdat zij kennelijk onbevoegd is dan wel het beroep kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond is.
2. Ingevolge artikel 8:55b, eerste lid, van de Awb doet de rechtbank, indien het beroep is gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit, binnen acht weken nadat het beroepschrift is ontvangen en aan de vereisten van artikel 6:5 van de Awb is voldaan, uitspraak met toepassing van artikel 8:54 van de Awb, tenzij de rechtbank een onderzoek ter zitting noodzakelijk acht.
3. Ingevolge artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb wordt voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep, het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit gelijkgesteld. Tegen het niet tijdig beslissen staat dan ook beroep bij de rechtbank open.
4. Nu de rechtbank bij uitspraak van 20 december 2018 verweerder heeft opgedragen een nieuw besluit op de aanvraag te nemen en de uitspraak op diezelfde datum is verzonden, had verweerder uiterlijk op 19 juni 2019 op de aanvraag van eiser moeten beslissen. De rechtbank stelt vast dat de beslistermijn is verstreken.
5. Het beroep is kennelijk gegrond.
6. In artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb is bepaald dat indien het beroep gegrond is en nog geen besluit bekendgemaakt is, de rechtbank bepaalt dat het bestuursorgaan binnen twee weken na de dag waarop de uitspraak wordt verzonden alsnog een besluit bekendmaakt. In het tweede lid is neergelegd dat de rechtbank aan haar uitspraak een nadere dwangsom verbindt voor iedere dag dat het bestuursorgaan in gebreke blijft de uitspraak na te leven.
7. Verweerder erkent in zijn verweerschrift dat de beslistermijn inmiddels is verstreken. Verweerder beroept zich op het feit dat de coronamaatregelen de mogelijkheden om te beslissen op aanvragen in ernstige mate beperken. Verweerder kan geen toezeggingen doen omtrent de termijn waarbinnen in de thans voorliggende zaak kan worden beslist.
8. De rechtbank overweegt als volgt. Verweerder dient gevolg te geven aan de uitspraak van de rechtbank van 20 december 2018. Verweerder wordt geacht er alles aan te doen de uitspraak van de rechtbank na te leven. Nu er reeds vóór de coronamaatregelen al geruime tijd was verstreken en verweerder in zijn verweerschrift op geen enkele manier heeft aangegeven welke handelingen er nog moeten worden verricht alvorens tot een besluit te komen, acht de rechtbank een termijn van twee weken om alsnog een besluit te nemen redelijk.
9. De rechtbank bepaalt voorts met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb dat verweerder een dwangsom van € 100,- verbeurt voor elke dag waarmee de hiervoor genoemde termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-.
10. Voorts is er aanleiding om verweerder te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht begroot op € 262,50 (1 punt, wegingsfactor 0,5).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep in verband met het niet tijdig nemen van een nieuw besluit op de aanvraag gegrond;
- vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt verweerder op om binnen twee weken na verzending van deze uitspraak alsnog een besluit te nemen;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 100,- verbeurt voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van
€ 7.500,-;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van in totaal € 262,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.P.W. van de Ven, rechter, in aanwezigheid
N. Joacim, griffier.
Als gevolg van maatregelen rondom het Coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan verzet worden ingesteld bij deze rechtbank binnen zes weken na de dag van bekendmaking. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.