ECLI:NL:RBDHA:2020:8729
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf voor Eritrese eiseres zonder bewijs van familierechtelijke relatie
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 september 2020 uitspraak gedaan in het beroep van een Eritrese eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De aanvraag was ingediend met het doel om bij haar pleegzus in Nederland te verblijven. De rechtbank oordeelt dat de eiseres niet voldoende bewijs heeft geleverd van de familierechtelijke relatie met haar pleegzus en dat zij nog tot het gezin van haar biologische ouders behoort. De rechtbank stelt vast dat de aanvraag op 23 april 2018 door de Staatssecretaris is afgewezen, omdat de identiteit van de eiseres en de feitelijke gezinsband met de pleegzus niet zijn aangetoond. De eiseres heeft in beroep aangevoerd dat de Staatssecretaris te veel waarde heeft gehecht aan het ontbreken van officiële documenten en dat er onvoldoende onderzoek is gedaan naar haar situatie. De rechtbank overweegt dat de eiseres slechts een kopie van de doopakte heeft overgelegd en dat er geen substantieel bewijs is geleverd voor de gestelde familierechtelijke relatie. De rechtbank concludeert dat de Staatssecretaris op goede gronden de aanvraag heeft afgewezen, omdat er geen bewijs is dat de eiseres niet meer tot het gezin van haar biologische ouders behoort. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.