ECLI:NL:RBDHA:2020:8725
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing visumaanvraag kort verblijf op basis van onvoldoende bewijs van familierechtelijke relatie en sociale en economische binding met land van herkomst
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 september 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een Ghanese vrouw, en de minister van Buitenlandse Zaken over de afwijzing van haar aanvraag voor een visum voor kort verblijf. Eiseres had op 24 april 2019 een visum aangevraagd met als doel haar dochter en schoonzoon in Nederland te bezoeken. De aanvraag werd op 1 mei 2019 afgewezen omdat het doel van het verblijf en de omstandigheden onvoldoende waren aangetoond. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd op 30 december 2019 kennelijk ongegrond verklaard. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 31 juli 2020, die via videoconferentie plaatsvond, heeft eiseres aangevoerd dat haar gemachtigde niet in de gelegenheid was gesteld om de bezwaren mondeling toe te lichten. De rechtbank oordeelt dat de afwijzing van de visumaanvraag terecht is, omdat eiseres niet voldoende bewijs heeft geleverd van haar familierechtelijke relatie met de referent en van haar sociale en economische binding met Ghana. De rechtbank stelt vast dat de referent, die eiseres als schoonmoeder aanduidt, niet voldoende objectieve bewijsstukken heeft overgelegd om deze relatie te onderbouwen. Bovendien heeft de rechtbank geoordeeld dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij over voldoende financiële middelen beschikt en dat haar terugkeer naar Ghana gewaarborgd is.
De rechtbank concludeert dat de minister de aanvraag op zorgvuldige wijze heeft afgewezen en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard. De uitspraak is gedaan door mr. E.S.G. Jongeneel, rechter, in aanwezigheid van mr. A.E. Maas, griffier. De uitspraak is niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen, maar zal zo snel mogelijk gepubliceerd worden op de website van de rechtspraak.