ECLI:NL:RBDHA:2020:8719

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 juli 2020
Publicatiedatum
7 september 2020
Zaaknummer
AWB - 19 _ 6468
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de beëindiging van de WIA-uitkering van eiseres na herbeoordeling door het Uwv

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 juli 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. M.A. van de Weerd, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Eiseres had beroep ingesteld tegen het besluit van het Uwv om haar WIA-uitkering per 1 april 2019 te beëindigen. Dit besluit was gebaseerd op een herbeoordeling van haar arbeidsongeschiktheid, waarbij eiseres door de primaire verzekeringsarts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) als 0% arbeidsongeschikt werd beoordeeld. Eiseres betwistte deze beoordeling en voerde aan dat haar gezondheidsklachten onvoldoende waren meegenomen in de beoordeling, met name in verband met de diagnose fibromyalgie en andere psychische klachten.

De rechtbank heeft de medische grondslag van het bestreden besluit onderschreven. De rechtbank oordeelde dat de rapporten van de verzekeringsartsen zorgvuldig waren opgesteld en aan de vereisten voldeden. Eiseres had niet aangetoond dat de rapporten niet aan de drie voorwaarden voldeden die de Centrale Raad van Beroep hanteert. De rechtbank concludeerde dat de verzekeringsartsen voldoende rekening hadden gehouden met de gezondheidsklachten van eiseres en dat de FML (Functionele Mogelijkhedenlijst) adequaat was. De rechtbank oordeelde dat de arbeidsdeskundige b&b de geduide functies voor eiseres correct had beoordeeld en dat er geen reden was om aan de geschiktheid van deze functies te twijfelen.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond, wat betekent dat de beëindiging van de WIA-uitkering door het Uwv terecht was. De uitspraak werd gedaan in het kader van de maatregelen rondom het coronavirus, waardoor de uitspraak niet op een openbare zitting kon worden gedaan, maar later alsnog gepubliceerd zou worden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 19/6468

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 juli 2020 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. M.A. van de Weerd),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder
(gemachtigde: F. Latenstein).

Procesverloop

Bij besluit van 1 februari 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder de uitkering van eiseres ingevolge de Wet Werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) met ingang van 1 april 2019 beëindigd.
Bij besluit van 17 september 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Met toestemming van partijen is het onderzoek ter zitting achterwege gebleven.
De rechtbank heeft op 27 juli 2020 het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1.1.
Eiseres was voorheen werkzaam bij [B.V.] . voor 36 uur per week als verkoopmedewerkster. Zij is op 17 september 2008 voor dit werk uitgevallen vanwege lichamelijke klachten. Per einde wachttijd is eiseres volledig arbeidsongeschikt geacht voor haar werk. Op 26 januari 2011 is aan eiseres een loongerelateerde WIA-uitkering toegekend met ingang van 24 januari 2011. Bij herbeoordelingen in 2016 en 2017 is eiseres wederom volledig arbeidsongeschikt geacht voor haar werk.
1.2.
In deze procedure gaat het om wat er daarna is gebeurd. Met een aanvraag van
6 november 2018 heeft de (ex-)werkgever aan verweerder verzocht om de WIA-uitkering van eiseres opnieuw te beoordelen. Naar aanleiding daarvan heeft een verzekeringsarts in dienst van verweerder een verzekeringsgeneeskundig onderzoek uitgevoerd. Deze primaire verzekeringsarts heeft van zijn bevindingen een rapport opgemaakt. Vervolgens heeft de primaire arbeidsdeskundige onderzoek verricht en eveneens gerapporteerd. Verweerder heeft zich op basis van deze rapporten bij het primaire besluit op het standpunt gesteld dat eiseres vanaf 30 januari 2019 meer arbeidsgeschikt is dan voorheen. Eiseres is voor 33,39% arbeidsongeschikt te achten en dat betekent dat haar WIA-uitkering met inachtneming van een uitlooptermijn is beëindigd per 1 april 2019.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de bezwaren van eiseres ongegrond verklaard en het primaire besluit gehandhaafd. Het bestreden besluit berust op het standpunt dat eiseres 0% arbeidsongeschikt is te achten. Verweerder heeft aan deze besluitvorming de rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) en de arbeidsdeskundige b&b ten grondslag gelegd.
Standpunt van eiseres
3. Eiseres kan zich met het bestreden besluit niet verenigen. Zij voert – samengevat weergegeven – aan dat haar gezondheidsklachten zijn onderschat en daardoor zijn er volgens eiseres te weinig beperkingen opgenomen in de FML. Eiseres kampt sinds 2008 met dezelfde lichamelijke klachten en deze klachten zijn volgens eiseres toegenomen. Ook zijn haar klachten uitgebreid. Recent is de diagnose fibromyalgie vastgesteld en daarnaast kampt eiseres met vermoeidheids- en psychische klachten. Ter onderbouwing hiervan heeft eiseres medische informatie van de huisarts overgelegd. Tot slot betoogt eiseres dat zij vanwege haar beperkingen ongeschikt is voor de geduide functies en dat de arbeidsdeskundige b&b onvoldoende heeft gemotiveerd dat de belastbaarheid van eiseres niet wordt overschreden in de geduide functies.
Geschil
4. De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of verweerder terecht heeft geconcludeerd dat eiseres per 30 januari 2019 0% arbeidsongeschikt is te achten.
Beoordeling door de rechtbank
5.1.
Het is vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) dat verweerder de rapporten van de verzekeringsartsen mag volgen als aan drie voorwaarden is voldaan. De rapporten moeten zorgvuldig zijn opgesteld, ze mogen niet tegenstrijdig zijn en ze moeten begrijpelijk zijn. Het is echter aan eiseres om aan te voeren (en zo nodig aannemelijk te maken) dat de rapporten niet aan de drie genoemde voorwaarden voldoen of dat de medische beoordeling onjuist is. Niet-medisch geschoolden kunnen aannemelijk maken dat niet aan de drie genoemde voorwaarden is voldaan. Voor het aannemelijk maken dat een medische beoordeling onjuist is, is in principe een rapport van een arts of medisch behandelaar noodzakelijk.
5.2.
Eiseres is op 15 januari 2019 door de primaire verzekeringsarts op het spreekuur gezien. De primaire verzekeringsarts heeft de bevindingen neergelegd in een rapport van
16 januari 2019. Hierin is onder meer opgenomen dat eiseres heeft verklaard dat haar rugklachten onverminderd aanwezig zijn, waarbij zij soms uitstraling naar haar rechterbeen ervaart. Vanwege de pijn stelt eiseres ook psychische klachten te ervaren. De primaire verzekeringsarts komt tot de conclusie dat de lichamelijke beperkingen nog steeds aanwezig zijn, maar verwacht dat de beperkingen met actieve oefentherapie kunnen afnemen. Ook is er volgens de primaire verzekeringsarts sprake van lichte psychische beperkingen als gevolg van een aanpassingsstoornis. Eiseres haar belastbaarheid is weergegeven in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML).
5.3.
Naar aanleiding van het bezwaar heeft de verzekeringsarts b&b op
26 augustus 2019 een rapport opgemaakt. Hierin komt de verzekeringsarts b&b tot de conclusie dat er geen sprake is van uitzonderingssituatie zoals bedoeld in het Schattingsbesluit, zodat eiseres niet volledig arbeidsongeschikt is en dat betekent dat er duurzaam benutbare mogelijkheden zijn. De verzekeringsarts b&b concludeert dat zij zich grotendeels kan vinden in de belastbaarheid zoals deze door de primaire verzekeringsarts is weergegeven. Vanwege het recent vastgesteld carpale tunnelsyndroom (CTS) beiderzijds wordt eiseres meer beperkt geacht ten aanzien van hand- en vingergebruik, werk met toetsenbord en muis en duwen of trekken en tillen of dragen. Er is volgens de verzekeringsarts b&b geen aanleiding om eiseres meer beperkt te achten vanwege haar rugklachten. In de FML is al ruimschoots rekening gehouden met een verminderde belastbaarheid van de rug en bovendien blijkt uit de informatie van de neuroloog dat de MRI op 1 juni 2019 geen afwijkingen toonde. Tot slot is er in de FML in voldoende mate rekening gehouden met de psychische klachten. De verzekeringsarts b&b acht daarbij van belang dat eiseres geen specialistische behandeling of therapie voor deze klachten heeft en geen medicatie gebruikt.
Voldoen de rapporten aan de drie voorwaarden?
5.4.
Zowel de primaire verzekeringsarts als de verzekeringsarts b&b hebben het dossier bestudeerd en medisch onderzoek verricht. Bovendien zijn alle door eiseres geuite gezondheidsklachten kenbaar in de beoordeling van de verzekeringsarts b&b betrokken. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts b&b verder eenduidig, inzichtelijk en zonder tegenstrijdigheden beargumenteerd hoe zijn oordeel tot stand is gekomen. Dit betekent dat de rapporten aan de drie hiervoor genoemde voorwaarden voldoen. Gelet hierop, ziet de rechtbank geen grond voor het oordeel dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek dat aan het bestreden besluit ten grondslag is gelegd, op onzorgvuldige wijze tot stand is gekomen.
Is de medische beoordeling juist?
5.5.
De rechtbank ziet evenmin aanleiding om het door verweerder uitgevoerde medisch onderzoek en de daarop gebaseerde conclusies voor onjuist te houden. Voor zover eiseres onder verwijzing naar de informatie van de huisarts heeft betoogd dat haar klachten onvoldoende in de beoordeling zijn betrokken, faalt dit betoog. De verzekeringsarts b&b heeft naar het oordeel van de rechtbank inzichtelijk en overtuigend beargumenteerd waarom er vanuit medisch oogpunt alleen noodzaak was om af te wijken van het oordeel van de primaire verzekeringsarts vanwege beperkingen ten gevolge van CTS. De rechtbank neemt daarbij ten aanzien van de (overige) lichamelijke klachten in aanmerking dat de verzekeringsarts b&b voldoende duidelijk heeft gesteld dat in de FML ruimschoots rekening is gehouden met de verminderde belastbaarheid van de rug. De verzekeringsarts b&b heeft eveneens gemotiveerd uiteen gezet waarom de FML voldoende rekening houdt met de door eiseres geclaimde psychische klachten. De in beroep overgelegde medische stukken kunnen tegen die achtergrond geen afbreuk doen aan deze in de FML neergelegde vertaling van eiseres haar gezondheidsklachten ten tijde van de datum in geding. Alhoewel de rechtbank zich bewust is dat eiseres zelf haar klachten als ernstig invaliderend ervaart kan de rechtbank bij de onderhavige beoordeling niet uitsluitend afgaan op hoe eiseres haar klachten zelf ervaart. In het kader van de arbeidsongeschiktheidswet- en regelgeving is het immers noodzakelijk dat subjectieve klachten (kunnen) worden vertaald naar beperkingen. Dat kan alleen als die klachten ook een medisch objectieve onderbouwing hebben. Zonder afbreuk te willen doen aan de door eiseres ervaren impact van haar klachten op het dagelijks leven, ontberen bijvoorbeeld de door eiseres ervaren (chronische) vermoeidheid en klachten ten gevolge van fibromyalgie die noodzakelijke medisch objectieve onderbouwing.
5.6.
Het voorgaande betekent dat de rechtbank de medische grondslag van het bestreden besluit onderschrijft.
Arbeidsdeskundige beoordeling
5.7.
Met betrekking tot de arbeidsdeskundige beoordeling overweegt de rechtbank als volgt. De primaire arbeidsdeskundige heeft de volgende functies geschikt geacht voor eiseres: Assemblage medewerker elektrotechnische producten (SBC-code 267041), magazijn expeditiemedewerker (SBC-code 111220) en medewerker tuinbouw (SBC-code 111010). De arbeidsdeskundige b&b heeft bij de heroverweging in bezwaar andere functies geduid, omdat de verzekeringsarts b&b de FML heeft gewijzigd. De arbeidsdeskundige b&b heeft de volgende functies geschikt geacht voor eiseres: productiemedewerker industrie (SBC-code 111180), wikkelaar (nieuw en revisie) (SBC-code 267053) en medewerker intern transport (SBC-code 111220). Ondanks een wijziging in de geduide functies is er volgens de arbeidsdeskundige b&b geen reden om af te wijken van de conclusie van de primaire arbeidsdeskundige, omdat eiseres met de nieuwe functies meer dan 65% van het maatmanloon kan verdienen.
5.8.
Uitgaande van de juistheid van de FML ziet de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de geschiktheid van eiseres voor de geduide functies. Eiseres haar standpunt dat zij ongeschikt zou zijn voor de functies medior soldering operator en wikkelaar, omdat zij zien op langdurig werk in een statische houding waarin eiseres hoofdzakelijk zal moeten zitten, slaagt niet. Bij de functie medior soldering operator (SBC-code 111180) en bij de functie wikkelaar (SBC-code 267053) is bij de beoordelingspunten 5.1. en 5.2. (zitten) geen sprake van een signalering in het Resultaat functiebeoordeling, zodat van een overschrijding van de belastbaarheid geen sprake is. Door de verzekeringsarts b&b is bij specifieke voorwaarden voor statische houdingen in arbeid wel aangegeven “lopen, zitten, staan afwisselen”. De functie medior solding operator betreft voornamelijk een zittende functie. De arbeidsdeskundig analist heeft volgens de arbeidsdeskundige b&b in een overleg aangegeven dat een voorziening van een hoog/laag bureau mogelijk is, waardoor het zitten naar eigen inzicht afgewisseld kan worden met staan. In overleg met de verzekeringsarts b&b is deze vorm van afwisseling voldoende geacht. De functie wikkelaar betreft eveneens voornamelijk een zittende functie. Hierbij dient twee maal 30 minuten aaneen gezeten te worden. In overleg met de verzekeringsarts b&b is na 10 minuten even vertreden voldoende afwisseling geacht. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan de arbeidsdeskundige onderbouwing te twijfelen.
5.9.
Eiseres heeft verder betoogd dat het vasthouden/verdelen van de aandacht een probleem is bij de geduide functies. De rechtbank volgt eiseres hierin niet, omdat in de FML bij vasthouden van de aandacht en verdelen van de aandacht geen beperkingen zijn opgenomen.
5.10.
Ten aanzien van het betoog van eiseres dat de arbeidsdeskundige b&b onvoldoende heeft gemotiveerd waarom eiseres haar belastbaarheid niet wordt overschreden overweegt de rechtbank dat de arbeidsdeskundige b&b in zijn rapport van 16 september 2019 uitgebreid heeft gemotiveerd waarom de signaleringen bij de geduide functies de belastbaarheid van eiseres niet overschrijden. Op veel punten heeft hij overleg gehad met de verzekeringsarts b&b. De rechtbank ziet in eiseres haar (algemene) betoog geen aanleiding om aan deze arbeidsdeskundige onderbouwing te twijfelen.
5.11.
Aangezien eiseres met het vervullen van de geduide functies een zodanig inkomen kan verwerven dat in vergelijking met het maatmanloon het verlies aan verdiencapaciteit minder dan 65% bedraagt, heeft verweerder de WIA-uitkering terecht beëindigd.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is op 30 juli 2020 gedaan door J.B. Wijnholt, rechter, in aanwezigheid van
mr. L. Lemmen griffier. Als gevolg van de maatregelen rondom het Corona virus is deze uitspraak nu niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Dat zal op een later moment alsnog gebeuren. Deze uitspraak wordt zo snel mogelijk gepubliceerd op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.