ECLI:NL:RBDHA:2020:8710
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verlening van een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 augustus 2020 een zorgmachtiging verleend aan een man, geboren in 1990, naar aanleiding van een verzoek van de officier van justitie. Dit verzoek was ingediend op 7 augustus 2020 en betrof de verlening van verplichte zorg op basis van artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De rechtbank heeft de mondelinge behandeling van het verzoek telefonisch gehouden vanwege de coronamaatregelen. Betrokkene heeft verklaard dat hij openstaat voor behandeling, maar zijn advocaat heeft aangegeven dat hij geen noodzaak ziet voor beperkingen in de vrijheid van betrokkene. De casemanager heeft echter benadrukt dat er een gebrek aan ziekte-inzicht is en dat verplichte zorg noodzakelijk is om betrokkene te ondersteunen in zijn behandeling.
De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, waaronder neurobiologische ontwikkelingsstoornissen en schizofreniespectrumstoornissen. Deze stoornissen leiden tot ernstig nadeel, wat de noodzaak voor verplichte zorg onderstreept. De rechtbank heeft de verzochte vormen van zorg, zoals het toedienen van medicatie en het beperken van de bewegingsvrijheid, als noodzakelijk beoordeeld. De zorgmachtiging is verleend tot en met 26 augustus 2021, met de mogelijkheid tot opname in een accommodatie indien betrokkene niet meewerkt aan de voorgestelde zorg. De beschikking is gegeven door mr. M.L. Sandberg-Crommelin, rechter, en is vastgesteld op 2 september 2020.