ECLI:NL:RBDHA:2020:8690
Rechtbank Den Haag
- Mondelinge uitspraak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Somalische man op basis van ongeloofwaardige identiteit en nationaliteit
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 februari 2020 uitspraak gedaan over de asielaanvraag van een Somalische man. De aanvraag werd afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die de aanvraag als kennelijk ongegrond beschouwde. De eiser, die stelt dat hij uit Somalië is gevlucht vanwege zijn homoseksuele geaardheid, heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting, die plaatsvond in Amsterdam, is de eiser bijgestaan door zijn gemachtigde en was er een tolk aanwezig. De rechtbank heeft na de behandeling van de zaak onmiddellijk uitspraak gedaan.
De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris de gestelde herkomst, identiteit en nationaliteit van de eiser niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. De rechtbank verwijst naar de taalanalyse die door de staatssecretaris is uitgevoerd, waaruit blijkt dat de eiser niet overtuigend heeft kunnen aantonen dat hij afkomstig is uit Somalië. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris op goede gronden heeft gesteld dat er sprake is van misleiding, waardoor de asielaanvraag als kennelijk ongegrond kon worden afgewezen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.