Uitspraak
Rechtbank DEN HAAG
1.Het onderzoek ter terechtzitting
2.De tenlastelegging
althans in het bijzijn van die [slachtoffer]te schieten en/of
tezamen en in vereniging met een ander/anderen, althans alleen,een wapen van categorie III, onder l van de Wet wapens en munitie, zijnde een vuurwapen voorhanden heeft gehad.
3.Bewijsoverwegingen
4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
5.De strafbaarheid van de verdachte
hevige gemoedsbewegingvan
doorslaggevend belangis geweest voor de gedraging van de verdachte. Het hoeft echter niet geheel uitgesloten te zijn dat andere factoren mede hebben bijgedragen aan het ontstaan van die gemoedsbeweging.
op dat momentgeen sprake.
dreigendeogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding. Uit het dossier en het verhandelde ter zitting is niet aannemelijk geworden dat de verdachte door [slachtoffer] dermate stelselmatig werd mishandeld, en ook op zo’n manier, dat zij er in redelijkheid van uit mocht gaan dat [slachtoffer] , na het wc-bezoek, haar direct opnieuw fysiek zou mishandelen. Dat [slachtoffer] eerder de verdachte had mishandeld, is naar het oordeel van de rechtbank dus onvoldoende om bij haar de vrees te doen ontstaan dat zij zou worden aangevallen.
6.De strafoplegging
7.De toepasselijke wetsartikelen
8.De beslissing
6 (ZES) maanden, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde: