ECLI:NL:RBDHA:2020:8625

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 september 2020
Publicatiedatum
3 september 2020
Zaaknummer
AWB - 19 _ 8554
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verblijfsdocument EU/EER aanvraag op basis van familierechtelijke relatie en juridisch vaderschap

In deze zaak heeft eiser, een Nigeriaanse man, op 10 december 2018 een aanvraag ingediend voor een verblijfsdocument EU/EER op basis van zijn familierechtelijke relatie met zijn dochter, die de Spaanse nationaliteit heeft. De aanvraag werd op 27 maart 2019 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen, waarna eiser bezwaar maakte. Dit bezwaar werd op 23 oktober 2019 ongegrond verklaard, wat leidde tot een beroepsprocedure bij de rechtbank. Tijdens de zitting op 18 augustus 2020, die via een videoverbinding plaatsvond, heeft eiser zijn standpunt toegelicht, waarbij hij aanvoerde dat hij de juridische vader is van zijn dochter en dat hij ten onrechte niet is gehoord in de bezwaarfase.

De rechtbank heeft overwogen dat, hoewel eiser betrokken is bij de zorg voor zijn dochter, hij niet voldoende bewijs heeft geleverd om zijn juridisch vaderschap aan te tonen. De rechtbank oordeelde dat de afwijzing van de aanvraag terecht was, omdat de dochter de Spaanse nationaliteit heeft en niet voldoet aan de voorwaarden voor een afgeleid verblijfsrecht op basis van het Europese recht. Eiser's argument dat hij niet is gehoord tijdens de bezwaarfase werd ook verworpen, omdat de rechtbank van mening was dat er geen twijfel bestond over de uitkomst van de procedure.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door rechter E.S.G. Jongeneel, in aanwezigheid van griffier S.S.J. van Kooij, en is op 7 september 2020 openbaar gemaakt. Eiser kan binnen vier weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

Rechtbank DEN Haag

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 19/8554

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 september 2020 in de zaak tussen

[eiser] , eiser, V-nummer [V-nummer]

(gemachtigde: mr. P.R. Klaver),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. C. van der Zijde).

Procesverloop

Op 10 december 2018 heeft eiser een aanvraag ingediend tot afgifte van een verblijfsdocument EU/EER zoals bedoeld in artikel 9 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
Op deze aanvraag is door verweerder op 27 maart 2019 afwijzend beslist. Eiser heeft tegen dit besluit een bezwaarschrift ingediend. Op 23 oktober 2019 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
Op 6 november 2019 heeft eiser tegen dit besluit beroep ingesteld bij de rechtbank.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken ingezonden en een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft via een videoverbinding (Skype) plaatsgevonden op 18 augustus 2020. Eiser is verschenen en heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens was [A] (referente) aanwezig.

Overwegingen

Feiten en omstandigheden
1. Eiser is geboren op [geboortedag 1] 1970 en heeft de Nigeriaanse nationaliteit. Op 10 december 2018 doet eiser een aanvraag voor een document als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Vw op grond van artikel 21 van het Verdrag tot de Werking van de Europese Unie (VWEU) en op grond van het arrest van het Hof van Justitie van 10 mei 2017, ECLI:EU:C:2017:354 (hierna: Chavez-Vilchez arrest) ten behoeve van [A] (referente). Zij is geboren op [geboortedag 2] 2008 en heeft de Spaanse nationaliteit. De moeder is [C] .
Standpunt van eiser
2. Eiser voert aan dat er geen twijfel bestaat over de familierechtelijke relatie tussen hem en referente. Hij stelt dat hij de juridische vader is en probeert dit nog aan te tonen met behulp van bewijsstukken. Dit gaat echter moeizaam en vergt tijd. Indien het juridisch vaderschap vast komt te staan zal dit een extra bewijs vormen voor zijn familierechtelijke relatie met zijn kind. Eiser stelt dat hij een (daadwerkelijk) verzorgende ouder is van referente. Zijn vrouw werkt 32 uur per week en de zorg komt dan voornamelijk voor rekening van eiser. Hij heeft hiertoe verschillende stukken overgelegd.
Verder stelt eiser dat hij ten onrechte niet is gehoord tijdens de bezwaarfase en dat het bestreden besluit daarmee in strijd is met artikel 7:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Standpunt van verweerder
3. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de aanvraag terecht is afgewezen op de grond dat referente de Spaanse nationaliteit heeft. Om deze reden is niet voldaan aan de voorwaarden van een afgeleid verblijfsrecht op grond van artikel 20 VWEU, zoals die volgen uit het arrest Chavez-Vilchez, paragraaf B10/2.2 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc) en artikel 8, aanhef en onder e van de Vw. Subsidiair stelt verweerder zich op het standpunt dat in het bestreden besluit terecht is overwogen dat eiser niet heeft aangetoond met bewijsstukken dan wel aannemelijk heeft gemaakt dat hij het juridisch vaderschap en het ouderlijk gezag heeft over referente.
Oordeel van de rechtbank
5. Ter onderbouwing van zijn beroep heeft eiser een aantal documenten overgelegd waaruit onder meer zou moeten blijken dat hij een ouder is die daadwerkelijk de zorg draagt voor referente, waaronder:
  • Uittreksel burgerlijke stand Spanje
  • Nederlandse verblijfskaart van de moeder van referente, mevrouw [B]
  • Brief van de Hofspetters (19 april 2018)
  • Brief van de [naam school] school waarom wordt verklaard dat zij eiser als vader van referente zien nu hij haar verzorgt en haar dagelijks haalt en brengt van/naar school
  • Weekoverzicht zorgtaken
  • Foto’s van eiser en referente op het voetbalveld
  • Brief van de verpleegkundig specialist van het [ziekenhuis] (2 mei 2018), waarin is verklaard dat eiser als partner van zijn vrouw de zorg draagt voor haar kind.
  • Brief van de Diëtist in Den Haag (13 december 2019) waarin wordt verklaard dat eiser goed op de hoogte is van wat referente eet en drinkt en dat ze ervan uitgaan dat hij de zorg draagt voor referente.
6. De rechtbank is van oordeel dat, hoewel uit deze documenten een grote mate van betrokkenheid van eiser bij referente blijkt, deze stukken onvoldoende zijn om in dit kader uit te gaan van het (juridische) vaderschap van eiser. Dat eiser verklaart dat het complex en lastig is om het juridisch vaderschap te krijgen, is naar het oordeel van de een omstandigheid die voor rekening van eiser dient te komen. Verder betrekt de rechtbank in het oordeel dat referente de Spaanse nationaliteit heeft en dat reeds daarom niet wordt voldaan aan de voorwaarden van het beleid zoals vermeld in hoofdstuk B10/2.2 van de Vc. In deze gegeven omstandigheden heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank in redelijkheid kunnen beslissen om de aanvraag van eiser af te wijzen op grond dat referente niet de Nederlandse nationaliteit bezit. De beroepsgrond slaagt niet.
7. Met betrekking tot de stelling van eiser dat de hoorplicht is geschonden, overweegt de rechtbank als volgt. Volgens vaste rechtspraak vormt het horen een essentieel onderdeel van de bezwaarschriftenprocedure en kan daarvan slechts met toepassing van artikel 7:3, aanhef en onder b, van de Awb worden afgezien indien er, naar objectieve maatstaven bezien, op voorhand redelijkerwijs geen twijfel over mogelijk is dat de bezwaren niet kunnen leiden tot een andersluidend besluit. Naar het oordeel van de rechtbank deed een dergelijke situatie zich hier voor.
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 7 september 2020 door mr. E.S.G. Jongeneel, rechter, in aanwezigheid van mr. S.S.J. van Kooij, griffier.
griffier
De rechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.S.G. Jongeneel, rechter, in aanwezigheid van mr. S.S.J. van Kooij, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op *.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Bij het beroepschrift dient een kopie van deze uitspraak te worden overgelegd. Het beroepschrift dient een of meer grieven tegen de uitspraak van de rechtbank te bevatten en moet worden geadresseerd aan de Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC Den Haag. (nadere informatie www.raadvanstate.nl)