ECLI:NL:RBDHA:2020:8624

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 september 2020
Publicatiedatum
3 september 2020
Zaaknummer
AWB - 20 _ 23
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf voor Jemenitische eiseressen op basis van familieleven en afhankelijkheidsrelatie

In deze zaak hebben twee Jemenitische eiseressen een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in Nederland, met als doel verblijf bij hun familielid, referente [A]. De aanvraag werd op 1 februari 2018 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen, waarna de eiseressen bezwaar maakten. Dit bezwaar werd op 6 december 2019 ongegrond verklaard, wat leidde tot het indienen van beroep bij de rechtbank op 2 januari 2020. Tijdens de zitting op 18 augustus 2020, die via videoverbinding plaatsvond, waren de eiseressen niet aanwezig, maar werden zij vertegenwoordigd door hun gemachtigde.

De rechtbank heeft de zaak beoordeeld aan de hand van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), dat het recht op respect voor privé- en gezinsleven waarborgt. De staatssecretaris had in zijn besluit gesteld dat er geen sprake was van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen de eiseressen en referente, en dat de emotionele banden niet verder gingen dan normaal. De rechtbank heeft deze overwegingen gevolgd en geconcludeerd dat de staatssecretaris deugdelijk had gemotiveerd waarom de aanvraag was afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de eiseressen niet voldoende bewijs hadden geleverd van hun afhankelijkheid van referente, en dat hun medische en psychische klachten niet zodanig waren dat zij niet zelfstandig konden functioneren zonder de zorg van referente.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard, en is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan op 7 september 2020 door rechter E.S.G. Jongeneel, met griffier S.S.J. van Kooij. Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

Rechtbank DEN Haag

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/23

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 september 2020 in de zaak tussen

[eiseres 1] ,

V-nummer [V-nummer 1] , eiseres 1
geboren op [geboortedag 1] 1957,

[eiseres 2] ,

V-nummer [V-nummer 2] , eiseres 2
geboren op [geboortedag 2] 1979
beiden van Jemenitische nationaliteit
(gemachtigde: mr. T. der Bedrosian),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. C. van der Zijde)

Procesverloop

Op 31 maart 2017 hebben eiseressen een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) nareis. Het verblijfsdoel is: ‘verblijf als familie- of gezinslid bij [A] . Op deze aanvraag is door verweerder op 1 februari 2018 afwijzend beslist. Eiseressen hebben tegen dit besluit een bezwaarschrift ingediend. Op 6 december 2019 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
Op 2 januari 2020 hebben eiseressen tegen dit besluit beroep ingesteld bij de rechtbank.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken ingezonden en een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft via een videoverbinding (Skype) plaatsgevonden op
18 augustus 2020. Eiseressen zijn niet verschenen en hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. Referente is ook niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Feiten en omstandigheden
1. Referente, mevrouw [A] , heeft namens eiseressen op 31 maart 2017 een aanvraag gedaan tot het verlenen van een mvv in het kader van nareis. Eiseressen willen graag bij referente in Nederland verblijven. Referente heeft zelf al een verblijfsvergunning. Die verblijfsvergunning heeft de IND op 4 januari 2017 verleend. Het is een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
Standpunt van verweerder
2. In het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard. Verweerder heeft aangenomen dat sprake is van familieleven in de zin van artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) tussen eiseressen en referente. De weigering van verblijf is echter niet in strijd met dit artikel nu geen sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen de eiseressen en referente. Zo meent verweerder dat referente niet heeft aangetoond dat zij in emotioneel opzicht meer dan afhankelijk is van haar gezinsleden. Haar gestelde psychische klachten heeft zij niet met stukken onderbouwd. Ook hebben eiseressen niet aannemelijk gemaakt dat zij dusdanige ernstige medische / psychische klachten hebben dat zij aangewezen zijn op de zorg van referente of derden. Verweerder meent dat eiseressen in Saoedi-Arabië ook hulp kunnen krijgen voor hun medische situatie.
Standpunt van eiseressen
3. Eiseressen stellen dat de band met referente (veel) verder gaat dan een normale familierelatie. Dit blijkt uit de financiële afhankelijkheid van eiseressen, maar ook uit het feit dat de rechtbank in Jemen heeft vastgesteld dat referente is gehouden tot verzorging van haar moeder en zus. Het document dat hier op ziet is echt bevonden. Door deze echt bevonden documenten te benaderen op de wijze zoals verweerder doet, wordt het volgens eiseressen nagenoeg onmogelijk om met behulp van officiële documenten uit het land van herkomst zaken aan te tonen. Ook heeft referente diverse huwelijksaanzoeken afgewezen om zich met de zorg voor haar moeder en zus bezig te houden. Een dergelijke handelswijze toont ook aan dat eiseressen en referente een meer dan normale afhankelijkheidsrelatie hebben. Dat eiseressen in Saoedi-Arabië kunnen terugvallen op de broer van referente, is niet waar nu hij namelijk niet langer in Saoedi-Arabië woonachtig is. Hij woont momenteel in Turkije en heeft daar een verblijfsvergunning. Pas tijdens de hoorzitting werd aan referente om een uitreisstempel van haar broer gevraagd, zonder een aanvullende termijn te gunnen om dit stuk in het geding te brengen. Eiseressen kampen beide met medische en/of psychische problematiek en zijn met betrekking tot medicatie en medische hulp aangewezen op liefdadigheid. Toegang tot een privékliniek in Saoedi-Arabië hebben zij niet. Daarnaast heeft referente het ook erg moeilijk en kampt met psychische klachten vanwege het gemis van haar moeder en zus. Gelet op de financiële, sociale en medische factoren kan er wel gezegd worden dat spake is van een meer dan normale afhankelijkheidsrelatie tussen eiseressen en referente. Tot slot doen eiseressen een beroep op artikel 3 van het EVRM. Zowel in Saoedi-Arabië als in Jemen verkeren eiseressen in een moeilijke situatie.
Beoordeling van de rechtbank
4. In de paragraaf van B7/3.8 van de Vreemdelingencirculaire (Vc) is opgenomen dat voor het aannemen van gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM tussen meerderjarige kinderen en hun ouders sprake moet zijn van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen het meerderjarige kind en diens ouder. Referente is ten tijde van het bestreden besluit 35 jaar oud. Verweerder heeft daarom gekeken of er sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen eiseressen en referente.
5. Uit vaste jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) volgt dat de vraag of sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie, in alle gevallen een vraag is van feitelijke aard. De beantwoording van die vraag is afhankelijk van het daadwerkelijk bestaan van hechte persoonlijke banden.
6. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder deugdelijk gemotiveerd waarom er volgens hem geen sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheid tussen eiseressen en referente. Verweerder heeft alle relevante feiten en omstandigheden meegenomen, zoals de financiële steun van referente, de omstandigheid dat eiseressen met referente samenwoonden in Jemen, de emotionele afhankelijkheid, de hechtheid van familiebanden in de Jemenitische cultuur en de gezondheid van eiseressen en referente. Verweerder heeft niet ten onrechte beslist dat deze omstandigheden niet leiden tot de conclusie dat tussen eiseressen en referente een bijzondere, de normale (emotionele) banden overstijgende, afhankelijkheid bestaat. Verweerder heeft zich verder niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiseressen niet aannemelijk hebben gemaakt dat de banden tussen hen en referente zo sterk zijn dat zij zonder referente niet in staat zullen zijn om zelfstandig te functioneren. Ook de gestelde medische omstandigheden van eiseressen zijn niet van dien aard dat die nopen tot een ander oordeel. Verweerder heeft terecht gesteld dat de documenten die zien op de medische situatie van eiseres 1, niet aantonen dat zij dusdanige ernstige klachten heeft dat zij is aangewezen op de zorg van referente of derden. Ten aanzien van eiseres 2 heeft verweerder terecht gesteld dat referente geen documenten heeft overgelegd die aantonen dat zij kampt met ernstige psychische klachten waardoor zij meer dan normaal afhankelijk is van referente. Het document waarin staat dat referente door de rechtbank is aangewezen als verzorger van moeder en zus is weliswaar echt bevonden, maar er staat niet precies beschreven in welk opzicht referente de verzorger is. Bovendien is referente desondanks uit Saoedi-Arabië vertrokken, klaarblijkelijk voor meer dan alleen een paar weken onderwijs. Nu dit onduidelijk blijft, heeft verweerder zich terecht op het standpunt kunnen stellen dat dit document geen bewijs is voor aanname van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen eiseressen en referente. Ook is niet gebleken dat eiseressen vanuit medisch oogpunt exclusief afhankelijk zijn van de zorg van referente. Het gegeven dat eiseressen gezondheidsproblemen hebben en hulpbehoevend zijn, maakt niet dat die hulp ook door referente moet worden verleend.
7. Ten aanzien de broer overweegt de rechtbank dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft kunnen stellen dat uit het overgelegde Turkse verblijfspasje niet valt op te maken wanneer het pasje is afgegeven en tot wanneer het pasje geldig is. Niet kan worden vastgesteld of de broer op dit moment in Turkije verblijft of dat dit een pasje is dat in het verleden is afgegeven. Wat hiervan ook zij, de rechtbank is van oordeel dat dit niet leidt tot de conclusie dat er meer dan een gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie bestaat tussen eiseressen en referente.
8. Ten aanzien van de stelling dat eiseressen in zowel Jemen als in Saoedi-Arabië zich in een gevaarlijke positie bevinden overweegt de rechtbank als volgt. Hoe vervelend de rechtbank deze situatie ook vindt, deze asielgerelateerde beroepsgrond kan niet in deze procedure worden beoordeeld gelet op de strikte scheiding tussen asiel- en reguliere zaken/.
9. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding

Beslissing

Het beroep is ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan 7 september 2020 door mr. E.S.G. Jongeneel, rechter, in aanwezigheid van mr. S.S.J. van Kooij, griffier.
griffier
De rechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.