ECLI:NL:RBDHA:2020:8596

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 september 2020
Publicatiedatum
3 september 2020
Zaaknummer
20.14647
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en overdracht aan Spanje onder het Dublin-systeem

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 september 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Syrische nationaliteit hebbende persoon, zijn asielaanvraag in Nederland had ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, heeft de aanvraag niet in behandeling genomen op basis van de Dublinverordening, omdat Spanje verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, maar is niet verschenen op de zitting op 19 augustus 2020. Dit was te wijten aan het feit dat de uitnodiging voor de zitting pas na de deadline was verzonden. Eiser heeft later aangegeven dat de zaak op de stukken kon worden afgedaan.

De rechtbank heeft overwogen dat de verweerder voldoende gelegenheid heeft geboden aan eiser om zijn bezwaren te uiten. Eiser heeft tijdens het gehoor zijn bezwaren naar voren kunnen brengen, maar heeft geen aanvullende bezwaren geuit. De rechtbank oordeelt dat de verweerder in beginsel mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, wat inhoudt dat Spanje haar internationale verplichtingen nakomt. Eiser heeft niet aangetoond dat dit niet het geval is, ondanks zijn verwijzingen naar rapporten en artikelen die de situatie in Spanje beschrijven.

De rechtbank concludeert dat de beroepsgrond van eiser niet slaagt en dat er geen aanleiding is voor de verweerder om de behandeling van de asielaanvraag onverplicht aan zich te trekken. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er wordt geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, en is openbaar gemaakt. Eiser kan binnen een week na bekendmaking in hoger beroep gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.14647

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. M.S. Yap),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. M.M. van Duren).

Procesverloop

Bij besluit van 22 juli 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen op de grond dat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 augustus 2020. Eiser en zijn gemachtigde zijn niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na de zitting is gebleken dat de notificaties van de uitnodiging voor de zitting pas op 26 augustus 2020 zijn verzonden, waardoor eiser en zijn gemachtigde niet op de hoogte waren van de zitting. Namens eiser heeft diens gemachtigde, desgevraagd, op 1 september 2020 bericht dat de zaak thans op de stukken kan worden afgedaan en er geen behoefte is aan een mondelinge behandeling ter zitting.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [geboortedatum] en stelt de Syrische nationaliteit te bezitten. Eiser heeft op 23 juni 2020 een asielaanvraag in Nederland ingediend.
2. Verweerder heeft het bestreden besluit gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de Vw [1] . Daarin is bepaald dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen indien op grond van de Dublinverordening [2] is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. In dit geval heeft verweerder bij Spanje een verzoek om terugname gedaan. Spanje heeft dit verzoek aanvaard.
3. Eiser voert aan dat verweerder hem onvoldoende in de gelegenheid heeft gesteld zijn bezwaren tegen overdracht aan Spanje naar voren te brengen. Daarnaast kan ten aanzien van Spanje niet langer worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. In het licht van de uitbraak van het coronavirus en de gevolgen daarvan voor de asielprocedure en opvangvoorzieningen in Spanje vreest eiser na zijn overdracht te worden blootgesteld aan een situatie die in strijd is met artikel 4 van het Handvest [3] , dan wel artikel 3 van het EVRM [4] . Eiser verwijst in dit verband naar een rapport van AIDA [5] van april 2020 en artikelen van OpinioJuris [6] en Reliefweb [7] .
De rechtbank overweegt als volgt.
4. De rechtbank volgt niet eisers stelling dat verweerder hem onvoldoende zorgvuldig heeft gehoord. Eiser heeft tijdens het gehoor zijn bezwaren naar voren kunnen brengen. Evenwel heeft eiser ontkennend geantwoord op de vraag of hij nog aanvullende bezwaren tegen de overdracht had. [8] Daarbij komt dat eiser de gelegenheid heeft gehad om zijn bezwaren op dit punt aan te vullen in de zienswijze, hetgeen hij niet heeft gedaan. Uit voorgaande kan niet worden afgeleid dat verweerder eiser onzorgvuldig heeft gehoord. De beroepsgrond slaagt niet.
5. Gelet op het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag verweerder er in beginsel van uitgaan dat Spanje haar internationale verplichtingen nakomt. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat Spanje dit niet doet. Eiser is hierin niet geslaagd. Verweerder heeft in het bestreden besluit voldoende gemotiveerd waarom het door eiser aangehaalde AIDA-rapport niet maakt dat hij niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan uitgaan. Uit dit rapport blijkt bovendien dat het
Tribunal Superior de Justitiade Spaanse regering in januari 2019 heeft veroordeeld voor het weigeren van opvang aan Dublinclaimanten en dat het ministerie van Arbeid, Migratie en Sociale Zekerheid een instructie heeft uitgevaardigd waarbij wordt vastgesteld dat asielzoekers niet zullen worden uitgesloten van het opvangsysteem als zij Spanje vrijwillig verlaten om een ander EU-land te bereiken. [9] Ook de omstandigheden rondom de uitbraak van het coronavirus maken niet dat ten aanzien van Spanje niet meer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Eiser heeft ook met de twee overgelegde artikelen niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van structurele tekortkomingen in de opvang of dat eiser als Dublinclaimant geen recht zal hebben op opvang in Spanje. Het persoonlijk relaas van eiser biedt evenmin aanknopingspunten om tot een ander oordeel te komen. Bovendien heeft Spanje met het claimakkoord gegarandeerd om eiser overeenkomstig de internationale verplichtingen op te zullen vangen. Voorts ligt het op de weg van eiser om bij voorkomende problemen te klagen bij de (hogere) Spaanse autoriteiten. Niet is gebleken dat deze mogelijkheid voor eiser niet bestaat, dan wel dat klagen bij voorbaat zinloos is.
6. Tot slot heeft verweerder in wat eiser overigens heeft aangevoerd geen aanleiding hoeven zien om gebruik te maken van zijn bevoegdheid om de behandeling van zijn asielverzoek onverplicht aan zich te trekken op grond van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening.
7. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. N.H. de Zeeuw, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000
2.Verordening (EU) nr. 604/2013
3.Handvest van de grondrechten van de Europese Unie
4.Verdrag voor de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden
5.Asylum Information Database
6.K. Babicka, ‘The COVID-19 Measures Impact on the Rights of Migrants and Refugees in the EU’, OpinioJuris 29 juni 2020.
7.D. Panayotatos, ‘Reform past due: COVID-19 magnifies need to improve Spain’s asylum system’,
8.Aanmeldgehoor p. 6
9.AIDA-rapport april 2020, p. 46 en 74