ECLI:NL:RBDHA:2020:8590
Rechtbank Den Haag
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake besluiten staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 3 september 2020 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een verzetprocedure van opposanten [naam 1] en [naam 2], die samen met hun minderjarige kinderen verzet aantekenden tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank. Deze eerdere uitspraak, gedaan op 25 juni 2020, verklaarde hun beroep tegen besluiten van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet-ontvankelijk, omdat de beroepsgronden niet tijdig waren ingediend en de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was. De opposanten hadden op 27 april 2020 beroep ingesteld tegen twee besluiten van de staatssecretaris, maar de rechtbank oordeelde dat de beroepsgronden niet tijdig waren ingediend.
In het verzet voerden de opposanten aan dat zij op 19 juni 2020 de beroepsgronden tijdig hadden ingediend onder een ander procedurenummer. De rechtbank oordeelde echter dat in verzet slechts kan worden beoordeeld of de eerdere uitspraak terecht was, en dat de inhoud van de beroepsgronden pas aan de orde komt als het verzet gegrond is. De gemachtigde van de opposanten heeft niet kunnen aantonen dat de beroepsgronden tijdig zijn ingediend, en de rechtbank concludeerde dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was.
De rechtbank verklaarde het verzet ongegrond, waardoor de eerdere uitspraak van 25 juni 2020 in stand blijft. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is gedaan door rechter mr. J.F.I. Sinack, in aanwezigheid van griffier mr. N.H. de Zeeuw, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.