6.3Het oordeel van de rechtbank
De maatregel die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Het feit waarop de maatregel is gebaseerd
De verdachte heeft brand gesticht in het pand van het CBR , nadat hij negen keer is gezakt voor het behalen van zijn rijbewijs. De verdachte heeft de brand – naar eigen zeggen – gesticht om zo aandacht voor zijn situatie te vragen. Hij heeft hiermee aanzienlijke schade veroorzaakt voor het CBR . Niet alleen is er veel materiële schade in het pand zelf, maar ook is het pand gedurende zes maanden volledig onbruikbaar geweest, met alle gevolgen van dien voor de organisatie, de medewerkers, maar ook voor de examenkandidaten. Daarbij komt dat de brand en de rookontwikkeling ernstige of fatale gevolgen konden hebben voor de aanwezigen in het pand. Het gevoel van veiligheid van de medewerkers bij het CBR is – zoals blijkt uit de verklaring die namens het CBR ter terechtzitting is voorgelezen – hierdoor aangetast.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel van de justitiële documentatie van 16 juli 2020, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
Omtrent de persoon van de verdachte heeft de rechtbank kennisgenomen van de rapporten van psychiater dr. B.A. Blansjaar en psycholoog drs. J.P.M. van der Leeuw. Beide gedragsdeskundigen concluderen dat bij de verdachte sprake is van een depressieve stemmingsstoornis met een persoonlijkheidsstoornis met paranoïde, narcistische en dwangmatige trekken. De verdachte werd hierdoor ten tijde van het plegen van het bewezenverklaarde beïnvloed.
Als kenmerkend voor de verdachte, beschrijven de gedragsdeskundigen de ziekelijke achterdochtige instelling en een narcistisch bepaalde krenkbaarheid. De (onverwerkte) boosheid en teleurstelling over de veelvuldige mishandelingen die zich hebben afgespeeld in zijn jeugd, hebben zich gevoegd bij de actuele boosheid en frustratie over het herhaaldelijk niet behalen van zijn rijbewijs. De depressieve stemming en sombere toekomstverwachtingen hebben geleid tot toename van stress en spanning en in deze omstandigheden heeft hij de controle verloren en heeft hij zo gehandeld naar het CBR , dat hem in zijn ogen heeft benadeeld. Deze factoren zijn nog altijd aanwezig en samen met ontbrekend probleembesef en de hardnekkigheid van de achterdocht, leidt dit bij de gedragsdeskundigen tot de conclusie dat het recidiverisico hoog is.
De gedragsdeskundigen hebben vervolgens geadviseerd om het ten laste gelegde feit in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen en om de verdachte ter beschikking te stellen met verpleging van overheidswege. De behandeling die de verdachte nodig heeft, is volgens de gedragsdeskundigen gelet op zijn problematiek niet haalbaar in een lager beveiligingsniveau, zoals een tbs-maatregel met voorwaarden, of bijzondere voorwaarden in het kader van een voorwaardelijke strafoplegging. De psychiater heeft in zijn rapport opgemerkt dat een voorwaardelijk strafdeel of een tbs met voorwaarden niet in aanmerking komen omdat de verdachte niet bereid is daaraan mee te werken. De psycholoog schat in dat de verdachte niet in staat zal zijn om op eigen initiatief tot gedragsverandering te komen, waardoor behandeling binnen een voorwaardelijk strafdeel of tbs met voorwaarden niet haalbaar is.
Beoordeling voorwaardelijk verzoek
De rechtbank wijst het verzoek van de raadsman om (nader) gedragskundig onderzoek te laten verrichten af. Over de verdachte is door twee gedragsdeskundigen gerapporteerd, waaronder specifiek in verband met het ten laste gelegde, door deskundigen die hun bevindingen en conclusies hebben gegrond op meerdere gesprekken met de verdachte. De verdachte heeft grotendeels meegewerkt aan de onderzoeken. Uit de beide rapportages blijkt niet van aanwijzingen dat er sprake is geweest van miscommunicatie of onduidelijkheden tussen de deskundigen en de verdachte. De rechtbank acht zich door de rapportages voldoende voorgelicht zodat nader onderzoek niet noodzakelijk is.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat de conclusies van de deskundigen worden gedragen door inzichtelijke motiveringen en dat de rapporten op deugdelijke wijze tot stand zijn gekomen. De rechtbank kan zich, gelet op de bij de verdachte geconstateerde psychische problemen, verenigen met de conclusie van de rapporteurs dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht. Op het advies tot oplegging van de tbs-maatregel gaat de rechtbank hierna in.
De rechtbank acht het noodzakelijk dat de verdachte intensief zal worden behandeld aan en begeleid voor zijn stoornissen. De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is in welk kader deze behandeling moet plaatsvinden.
Gelet op het voorgaande, waaronder de grote twijfels van de deskundigen over de haalbaarheid van de terbeschikkingstelling met voorwaarden, de persoonlijkheidsproblematiek van de verdachte en het advies van de deskundigen, acht de rechtbank tbs met voorwaarden, evenals een voorwaardelijke strafoplegging met bijzondere voorwaarden, niet passend. De rechtbank is van oordeel dat behandeling noodzakelijk is in een gesloten forensische setting met een hoog beveiligingsniveau. De rechtbank betrekt bij dit oordeel de ernst van het begane feit, het gevaar dat de verdachte hiermee heeft veroorzaakt en het als hoog ingeschatte recidiverisico. Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat de algemene veiligheid van personen en goederen eist, dat aan de verdachte de tbs-maatregel met verpleging van overheidswege moet worden opgelegd.
De rechtbank acht het voorts in het belang van de verdachte en de maatschappij dat de tbs-maatregel zo snel als mogelijk en met een naadloze overgang vanuit de voorlopige hechtenis zal aanvangen, en acht het daarbij – anders dan de officier van justitie – niet aan de orde om hierbij (eerst) nog ter vergelding een gevangenisstraf op te leggen.
Nu de rechtbank heeft overwogen dat de tbs-maatregel zal worden opgelegd ter zake van een misdrijf dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten brandstichting, kan de totale duur van de maatregel een periode van vier jaar te boven gaan.