ECLI:NL:RBDHA:2020:8549

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 augustus 2020
Publicatiedatum
2 september 2020
Zaaknummer
C/09/591641 / JE RK 20-911
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van de zorg voor kinderen

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 19 augustus 2020 uitspraak gedaan over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2011, in een pleegzorgvoorziening. De zaak is aanhangig gemaakt door Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden, die als gecertificeerde instelling optreedt. De moeder van de minderjarige, die in een problematische situatie verkeert door haar alcoholverslaving, heeft ingestemd met het verzoek tot verlenging van de uithuisplaatsing. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder, ondanks positieve stappen zoals het vinden van een eigen woning en werk, momenteel niet in staat is om voor haar kind te zorgen. De relatie met haar ex-partner is beëindigd en deze speelt geen substantiële rol meer in het leven van de minderjarige. De kinderrechter heeft geoordeeld dat de gronden voor de machtiging tot uithuisplaatsing nog steeds aanwezig zijn, gezien de onveilige thuissituatie voor de minderjarige. De machtiging is verlengd tot 28 november 2020, de duur van de ondertoezichtstelling.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/591641 / JE RK 20-911
Datum uitspraak: 19 augustus 2020

Beschikking van de kinderrechter

Verlenging machtiging tot uithuisplaatsing

in de zaak naar aanleiding van het op 17 april 2020 ingekomen verzoekschrift van:
Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden, hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
betreffende:

[minderjarige] geboren op [geboortedag] 2011 te [geboorteplaats] , Litouwen,

hierna te noemen: [minderjarige]
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[de vrouw]

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats]
advocaat: mr. B.S. van Haeften, gevestigd te Den Haag.

Het procesverloop

Bij beschikking van 19 mei 2020 van de kinderrechter in deze rechtbank is de machtiging om [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen verlengd van 20 mei 2020 tot 20 augustus 2020 en is het verzoek voor het overige aangehouden tot deze zitting.
De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder thans ook:
- voornoemde beschikking van 19 mei 2020;
- de update van de zijde van de gecertificeerde instelling, ingekomen op 18 augustus 2020.
Op 19 augustus is de behandeling van de zaak ter zitting met gesloten deuren voortgezet. Daarbij zijn verschenen:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. B.S. van Haeften;
- [vertegenwoordiger van de GI] namens de gecertificeerde instelling.

Verzoek en verweer

Het verzoek strekt tot verlenging van de machtiging uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg voor de resterende duur van de ondertoezichtstelling, te weten tot 28 november 2020. De gecertificeerde instelling heeft het verzoek als volgt onderbouwd. De zorgen omtrent de alcoholverslaving van de moeder gelden onverkort. Sinds de vorige zitting hebben zich daarnaast nieuwe, zorgelijke ontwikkelingen voorgedaan. De relatie van de moeder is verbroken en er zijn meerdere incidenten geweest waarbij de moeder onder invloed is aangetroffen. Hoewel de moeder inmiddels een eigen woning heeft en zij werk heeft gevonden, is de veiligheid van [minderjarige] bij de moeder onvoldoende gegarandeerd. In de komende periode zal daarnaast door de gecertificeerde instelling onderzoek worden gedaan naar een eventuele plaatsing van [minderjarige] in een netwerkpleeggezin, te weten bij de broer van de moeder.
De moeder heeft, mede bij monde van haar advocaat, ingestemd met het verzoek. De moeder erkent dat zij eerst aan haar alcoholprobleem moet werken, voordat [minderjarige] naar huis kan terugkeren. De moeder heeft wel positieve stappen gezet en staat open voor hulpverlening. Zij zou het daarbij fijn vinden als [minderjarige] bij haar broer geplaatst wordt.

Beoordeling

Allereerst dient de kinderrechter de ter zitting naar voren gekomen vraag te beantwoorden of [de man] de voormalig partner van de moeder, kan worden aangemerkt als informant in de zin van artikel 800 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De kinderrechter overweegt als volgt. Vast staat dat de relatie tussen de moeder en de man is beëindigd en dat [minderjarige] sinds 20 februari 2020 uit huis is geplaatst. Nu de moeder, de minderjarige en de ex-partner niet meer samenleven en de ex-partner ook overigens geen substantiële rol meer in het leven van de minderjarige speelt, kan zijn mening over het verzoek niet gelden als de verklaring van een persoon wier verklaring in verband met de beoordeling van het verzoek van betekenis kan zijn. De kinderrechter merkt [de man] niet aan als informant.
Voorts is de kinderrechter, gelet op hetgeen uit het dossier en ter terechtzitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de in artikel 1:265b, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor een machtiging tot uithuisplaatsing nog aanwezig zijn. Het verzoek is op de vorige zitting aangehouden, omdat de moeder een nieuwe partner had en hij haar eventueel kon ondersteunen. Deze situatie was echter pril en inmiddels is gebleken dat de relatie niet heeft standgehouden. In de afgelopen periode zijn de zorgen omtrent de alcoholverslaving van de moeder niet afgenomen en zijn er verschillende incidenten geweest. De kinderrechter ziet een liefhebbende en betrokken moeder, die een goede relatie met haar dochter heeft, maar de moeder is op dit moment niet in staat om haar dochter te verzorgen en op te voeden. Hoewel het positief is dat de moeder inmiddels een eigen woning heeft en werk heeft gevonden, is de thuissituatie bij de moeder thans nog te onveilig voor [minderjarige]
Derhalve zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
verlengt de aan Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden verleende machtiging om [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg van 20 augustus 2020 tot 28 november 2020, zijnde de duur van de ondertoezichtstelling;
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 19 augustus 2020 door mr. E.C.M. Bouman, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. S.B. Boekema als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 1 september 2020.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.