In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 augustus 2020 uitspraak gedaan in een verzoek tot gezamenlijk gezag en omgangsregeling tussen een vader en moeder. De vader, vertegenwoordigd door mr. J.W. Stok, heeft verzocht om gezamenlijk gezag en een omgangsregeling met zijn minderjarige kind. De moeder, vertegenwoordigd door mr. A.G. de Jong, heeft zich verzet tegen deze verzoeken. De rechtbank heeft in eerdere beschikkingen voorwaarden gesteld aan de vader, waaronder het volgen van een behandeling voor zijn agressieproblematiek. Tijdens de videozitting op 30 juli 2020 bleek dat de vader niet had voldaan aan deze voorwaarden en dat hij niet voldoende had gewerkt aan zijn agressieregulatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat het gedrag van de vader tijdens de zitting tumultueus was, wat leidde tot zijn verwijdering uit de zitting. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het risico te groot is dat de vader zijn emoties niet onder controle heeft, wat schadelijk zou kunnen zijn voor het kind. De verzoeken van de vader zijn afgewezen op basis van artikel 1:253c, tweede lid, en 1:377a, derde lid, van het Burgerlijk Wetboek. De rechtbank heeft de moeder aangemoedigd om contact te zoeken met de betrokken instanties als de vader in de toekomst aantoont dat hij zijn problematiek serieus neemt.