In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 januari 2020 een beschikking gegeven inzake de voortzetting van een crisismaatregel voor een vrouw, geboren in 1969, die momenteel verblijft in een psychiatrische accommodatie. De officier van justitie had op 10 januari 2020 verzocht om verlenging van de crisismaatregel, die oorspronkelijk op 9 januari 2020 was opgelegd. Tijdens de mondelinge behandeling op 13 januari 2020 zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de betrokkene zelf, haar advocaat, een arts, een co-assistent en een verpleegkundige. De betrokkene heeft verklaard dat zij het prettig vindt in de kliniek en dat zij bereid is om mee te werken aan de behandeling, maar heeft ook aangegeven dat zij geen opname wil. De arts heeft echter een manisch beeld geschetst en twijfels geuit over de bereidheid van de betrokkene om vrijwillig aan de behandeling mee te werken.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel voor de betrokkene, veroorzaakt door een psychische stoornis. De rechtbank oordeelt dat de voorgestelde verplichte zorg noodzakelijk is om het nadeel af te wenden. De maatregelen omvatten onder andere het toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsook het beperken van de bewegingsvrijheid en het uitoefenen van toezicht. De rechtbank verleent een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel voor een periode van drie weken, tot en met 3 februari 2020. De beschikking is gegeven door rechter O.F. Bouwman, bijgestaan door griffier A.E. Babulall-Balkaran, en is uitgesproken ter openbare zitting.