Op 1 september 2020 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Eiseres had een ZW-uitkering die per 5 november 2018 was beëindigd door het Uwv. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. Vervolgens heeft het Uwv op 3 december 2019 een nieuw besluit genomen, waarbij de ZW-uitkering per 24 juni 2019 werd beëindigd. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen beide besluiten. Tijdens de zitting op 27 juli 2020 is eiseres verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde, terwijl de verweerder niet aanwezig was.
De rechtbank heeft overwogen dat het bestreden besluit II het eerdere besluit I vervangt, waardoor het beroep tegen besluit I niet-ontvankelijk wordt verklaard. De rechtbank heeft de medische en arbeidskundige grondslagen van het bestreden besluit II beoordeeld en geconcludeerd dat deze zorgvuldig tot stand zijn gekomen. Eiseres heeft aangevoerd dat de rapportages van de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige onzorgvuldig zijn, maar de rechtbank heeft deze bezwaren verworpen. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres in staat was om meer dan 65% van het maatmaninkomen te verdienen en heeft het beroep tegen het bestreden besluit II ongegrond verklaard. Tevens is de proceskostenvergoeding aan eiseres toegewezen, en het griffierecht wordt vergoed door de verweerder.