ECLI:NL:RBDHA:2020:8499

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 september 2020
Publicatiedatum
1 september 2020
Zaaknummer
SGR 19/4106
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging ZW-uitkering en beroep tegen besluiten van het Uwv

Op 1 september 2020 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Eiseres had een ZW-uitkering die per 5 november 2018 was beëindigd door het Uwv. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. Vervolgens heeft het Uwv op 3 december 2019 een nieuw besluit genomen, waarbij de ZW-uitkering per 24 juni 2019 werd beëindigd. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen beide besluiten. Tijdens de zitting op 27 juli 2020 is eiseres verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde, terwijl de verweerder niet aanwezig was.

De rechtbank heeft overwogen dat het bestreden besluit II het eerdere besluit I vervangt, waardoor het beroep tegen besluit I niet-ontvankelijk wordt verklaard. De rechtbank heeft de medische en arbeidskundige grondslagen van het bestreden besluit II beoordeeld en geconcludeerd dat deze zorgvuldig tot stand zijn gekomen. Eiseres heeft aangevoerd dat de rapportages van de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige onzorgvuldig zijn, maar de rechtbank heeft deze bezwaren verworpen. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres in staat was om meer dan 65% van het maatmaninkomen te verdienen en heeft het beroep tegen het bestreden besluit II ongegrond verklaard. Tevens is de proceskostenvergoeding aan eiseres toegewezen, en het griffierecht wordt vergoed door de verweerder.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 19/4106

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 september 2020 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. N.M. Fakiri),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder
(gemachtigde: M. Alsemgeest).

Procesverloop

Bij besluit van 5 oktober 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder de aan eiseres toegekende uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) per 5 november 2018 beëindigd.
Bij besluit van 23 mei 2019 (bestreden besluit I) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard en het primaire besluit gehandhaafd.
Eiseres heeft tegen bestreden besluit I beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Bij besluit van 3 december 2019 (bestreden besluit II) heeft verweerder het bezwaar van eiseres alsnog gegrond verklaard en de ZW-uitkering van eiseres per 24 juni 2019 beëindigd.
Eiseres en verweerder hebben nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 juli 2020.
Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder is niet verschenen.

Overwegingen

1. Eiseres was laatstelijk werkzaam als kamermeisje bij CSU Personeel B.V. Op
22 juni 2017 heeft zij zich ziek gemeld met (linker) schouderklachten en stress- en spanningsklachten. Op het moment van ziekmelden ontving eiseres een uitkering ingevolge de Werkloosheidswet (WW). Na deze ziekmelding is aan eiseres een ZW-uitkering toegekend. In het kader van de zogenoemde Eerstejaars Ziektewetbeoordeling heeft een medisch en arbeidsdeskundig onderzoek plaatsgevonden, De uitkomst hiervan heeft geleid tot het primaire besluit.
2. Bestreden besluit I berust op het standpunt dat eiseres vanaf 5 november 2018 geen recht (meer) heeft op een ZW-uitkering, omdat zij met ingang van die datum weer in staat is meer dan 65% te verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd. Dit standpunt is gebaseerd op het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) van 21 mei 2019 en het rapport van de arbeidsdeskundige b&b van 23 mei 2019.
2.1.
Hangende de beroepsprocedure tegen bestreden besluit I heeft verweerder bestreden besluit II genomen. Dit besluit berust op het standpunt dat, gelet op de nieuwe functies die de arbeidsdeskundige b&b in de bezwaarfase heeft geselecteerd, de ZW-uitkering van eiseres per 24 juni 2019, zijnde een maand en een dag na bestreden besluit I, diende te worden beëindigd. Deze functies zijn namelijk eerst bij bestreden besluit I kenbaar gemaakt. Volgens verweerder blijkt uit de bijgevoegde functiebeschrijvingen dat de functie ‘Medewerker gordijnen’, vallend onder de functienaam ‘Textielproductenmaker’ (SBC-code 111160), ook op 24 juni 2019 actueel was.
3. Met betrekking tot bestreden besluit I voert eiseres aan dat de functie ‘Textielproductenmaker’ (eveneens SBC-code 111160) niet geschikt is, vanwege de trillingen die de te gebruiken machine produceert. Ook wanneer sprake is van geringe trillingen is het gevolg hiervan op het lichaam van eiseres op langere termijn merkbaar. Geringe trillingen over een langere periode hebben namelijk eenzelfde effect als grove trillingen en voor eiseres geldt een beperking wat betreft grove trillingen, aldus eiseres.
3.1.
Met betrekking tot bestreden besluit II voert eiseres, samengevat weergegeven, aan dat de rapportages van de verzekeringsarts b&b en de arbeidsdeskundige b&b onzorgvuldig tot stand zijn gekomen en niet voldoende gemotiveerd zijn. De verzekeringsarts b&b heeft volgens eiseres ten onrechte geen urenbeperking aangenomen. Eiseres stelt dat de verzekeringsarts b&b zich bij zijn oordeel dat een urenbeperking niet aangewezen is, ten onrechte heeft beperkt tot de stelling dat bij eiseres geen sprake is van een ernstige ziekte of van een intensieve behandeling die de beschikbaarheid in uren per dag/week duidelijk vermindert. Dit is niet in overeenstemming met de Standaard Duurbelastbaarheid in Arbeid (hierna: de Standaard Duurbelasting), aldus eiseres. De verzekeringsarts b&b had volgens haar moeten motiveren waarom in het licht van haar dagverhaal, haar slaapdeprivatie en de gestelde diagnose, waaruit de psychische klachten blijken, geen urenbeperking aangewezen is. Eiseres stelt dat uit de rapportage niet blijkt dat de verzekeringsarts b&b haar dagverhaal en haar psychische klachten bij zijn beoordeling betrokken heeft. Voorts voert eiseres aan dat de geduide functie ‘Medewerker gordijnen’ (SBC-code 111160) ongeschikt is, gelet op de beperking wat betreft een hoog handelingstempo. Voor de functie ‘medeweker gordijnen’ zal eiseres te maken krijgen met wekelijkse deadlines en productiepieken. Een verhoogd handelingstempo is volgens eiseres inherent aan deadlines en productiepieken. Tot slot verzoekt eiseres om een onafhankelijke medische deskundige te benoemen. Eiseres verwijst in dit kader naar de arresten van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens van
8 oktober 2015 (Korošec tegen Slovenië, zaaknummer 77212/12) en 3 mei 2016 (Letinčić tegen Kroatië, zaaknummer 7183/11).
4. De rechtbank overweegt als volgt.
4.1.
Bestreden besluit II is een besluit als bedoeld in artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit besluit komt niet geheel tegemoet aan de bezwaren van eiseres. Dat brengt met zich dat het beroep van eiseres tegen bestreden besluit I van rechtswege mede betrekking heeft op bestreden besluit II. Omdat bestreden besluit I is vervangen door bestreden besluit II en niet is gebleken dat eiseres nog enig belang heeft bij een beoordeling van de rechtmatigheid van bestreden besluit I, zal het beroep tegen bestreden besluit I niet-ontvankelijk worden verklaard. De rechtbank zal bestreden besluit II inhoudelijk beoordelen.
De medische beoordeling
5. Het is bestendige rechtspraak dat verweerder zijn besluiten omtrent de mate van arbeidsongeschiktheid van een betrokkene mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen, indien deze rapporten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, geen tegenstrijdigheden bevatten en voldoende duidelijk zijn. Dit betekent niet dat deze rapporten en het daarop gebaseerde besluit in beroep niet kunnen worden aangevochten. Het is echter aan de betrokkene om aan te voeren en zo nodig aannemelijk te maken dat de rapporten niet op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, tegenstrijdigheden bevatten, niet voldoende duidelijk zijn, dan wel dat de in de rapporten gegeven beoordeling onjuist is.
5.1.
In het kader van de Eerstejaars Ziektewetbeoordeling is eiseres opgeroepen voor het spreekuur bij de primaire verzekeringsarts op 23 augustus 2018, waar zij zowel lichamelijk als psychisch is onderzocht. De primaire verzekeringsarts heeft voorts dossierstudie verricht. Van zijn bevindingen heeft hij op 23 augustus 2018 een rapport opgemaakt. In dit rapport heeft de verzekeringsarts geconcludeerd dat eiseres ongeschikt is voor het verrichten van haar laatst verrichte arbeid. Er is bij eiseres per 21 juni 2018 sprake van verminderde benutbare mogelijkheden voor het kunnen verrichten van arbeid als rechtstreeks gevolg van ziekte of gebrek. De benutbare mogelijkheden heeft de primaire verzekeringsarts vastgelegd in een functionele mogelijkhedenlijst (FML) van 23 augustus 2018.
5.2.
Aan de hand van de door eiseres naar voren gebrachte bezwaren heeft de verzekeringsarts b&b de bevindingen van de primaire verzekeringsarts beoordeeld. De verzekeringsarts b&b heeft eiseres op 27 maart 2019 psychisch onderzocht. Daarnaast heeft hij dossierstudie verricht en aanvullende medische informatie opgevraagd bij de behandelend psycholoog van i-psy. De bevindingen van het eigen onderzoek en de verkregen informatie van i-psy heeft de verzekeringsarts b&b vastgelegd in een rapportage van 21 mei 2019. In deze rapportage concludeert hij dat de psychische belastbaarheid van eiseres niet verdergaand beperkt is dan de primaire verzekeringsarts heeft aangenomen. De verzekeringsarts b&b ziet evenmin aanleiding om een medische urenbeperking aan te nemen. Wel ziet de verzekeringsarts b&b aanleiding om aanvullende beperkingen aan te nemen wat betreft de belastbaarheid van de linkerschouder van eiseres. De verzekeringsarts b&b heeft derhalve een nieuwe FML opgesteld waarin (aanvullende) beperkingen zijn opgenomen ten aanzien van de onderdelen 3.5 (beschermende middelen), 3.8 (trillingsbelasting), 4.6 (werken met muis en toetsenbord), 4.9 (frequent reiken tijdens het werk) en 4.21 (klimmen).
6. De rechtbank ziet geen aanknopingspunten voor het oordeel dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is geweest of dat de beperkingen van eiseres niet juist zijn vastgelegd in de FML van 21 mei 2019. Er is geen reden om aan te nemen dat de verzekeringsarts b&b een onjuist beeld had van de lichamelijke en geestelijke gezondheidstoestand van eiseres. Uit zijn rapport blijkt dat hij alle klachten van eiseres in samenhang met de beschikbare medische informatie, waaronder het op verzoek van de verzekeringsarts b&b door i-psy verstrekte behandelplan van 4 februari 2019, heeft meegewogen. Hij heeft daarbij geen klachten over het hoofd gezien. Voor het aannemen van meer of verdergaande beperkingen ontbreekt een medische onderbouwing. Eiseres heeft in beroep ook geen (nieuwe) medische informatie ingediend die aanleiding geeft tot een ander oordeel. De rechtbank ziet geen aanleiding om eiseres te volgen in haar standpunt dat op grond van de Standaard Duurbelasting een urenbeperking aangenomen had moeten worden. Anders dan eiseres stelt, blijkt uit de rapportage van de verzekeringsarts b&b dat hij het dagverhaal en de psychische klachten van eiseres wel degelijk betrokken heeft bij zijn oordeel. Onder het kopje ‘onderzoeksgegevens: gegevens verkregen tijdens de bezwaarprocedure’ is het dagverhaal van eiseres uitvoerig beschreven. Onder het kopje ‘heroverweging/beschouwing’ worden de psychische klachten van eiseres uitgebreid beschreven en gewogen. Aan de hand van de beschikbare informatie komt de verzekeringsarts b&b tot het oordeel dat eiseres weliswaar fysieke en psychische klachten heeft, maar dat deze niet zodanig zijn dat zij een urenbeperkingen op energetische gronden rechtvaardigen. Naar het oordeel van de rechtbank is deze conclusie inzichtelijk gemotiveerd en geeft hetgeen eiseres in beroep heeft aangevoerd geen aanleiding tot twijfel aan de juistheid ervan. Gelet op het voorgaande onderschrijft de rechtbank de medische grondslag van het bestreden besluit.
6.1.
De rechtbank ziet geen aanleiding om een onafhankelijke medisch deskundige te benoemen. Naar het oordeel van de rechtbank is de medische grondslag van het bestreden besluit zorgvuldig tot stand gekomen en voldoende draagkrachtig. Voor zover eiseres heeft verwezen naar de arresten Korošec en Letinčić van het EHRM is de rechtbank van oordeel dat eiseres niet heeft onderbouwd waarom in onderhavige procedure geen sprake is geweest van een eerlijk proces als bedoeld in artikel 6, eerste lid van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. De enkele stelling dat de kwaliteit van het onderzoek door verweerder niet voldoende is gebleken en dat het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd is, is daartoe onvoldoende. Van strijd met het beginsel van equality of arms is evenmin gebleken, nu eiseres voldoende gelegenheid heeft gehad om de medische bevindingen van de verzekeringsartsen te betwisten. De rechtbank acht hierbij van belang dat eiseres ter zitting heeft bevestigd dat haar in de bezwaarfase de gelegenheid is geboden om medische stukken in te dienen en dat zij van die gelegenheid ook gebruik heeft gemaakt.
De arbeidsdeskundige beoordeling
7. Aan de hand van de aangevulde FML van 21 mei 2019 heeft de arbeidsdeskundige b&b de door de primaire arbeidsdeskundige geduide functies heroverwogen. In zijn rapportage van 23 mei 2019 concludeert hij dat er geen aanleiding is om af te wijken van het oordeel van de primaire arbeidsdeskundige. Wel komen door de aanvulling van de FML en het bijstellen van de te beoordelen datum naar 5 november 2018 een aantal primair geduide functies te vervallen. Volgens de arbeidsdeskundige b&b blijven echter voldoende geschikte functies over. Dit zijn de functies ‘Machinaal metaalbewerker (exclusief bankwerk)’ (SBC-code 264122), ‘Textielproductenmaker’ (SBC-code 111160) en ‘Medewerker tuinbouw’ (SBC-code 111010). Eiseres is, gebaseerd op de nieuwe functieduiding, volgens de arbeidsdeskundige b&b vanaf 5 november 2018 in staat meer dan 65% van het maatmaninkomen te verdienen.
7.1.
Eiseres voert aan dat de functie ‘Textielproductenmaker’ (SBC-code 111160) niet geschikt is, vanwege de trillingen die de door eiseres te gebruiken machine produceert. De rechtbank ziet geen aanleiding om eiseres op dit punt te volgen. Uit de FML van
21 mei 2019 volgt dat eiseres beperkt is geacht wat betreft grove trillingen op de schouder (onderdeel 3.8). Uit de resultaat functiebeoordeling blijkt echter dat bij bovenstaande functie enkel sprake is van hand- en armtrillingen in geringe mate. Eiseres is niet beperkt geacht wat betreft hand- en armtrillingen. De arbeidsdeskundige b&b heeft in zijn rapport van
23 mei 2019 nader uiteengezet dat de trillingsbelasting binnen de mogelijkheden van eiseres valt, nu geen sprake is van een grove trillingsbelasting. De rechtbank ziet geen aanleiding om de arbeidsdeskundige b&b niet te volgen op dit punt. Dat, zoals eiseres stelt, op de website www.arboportaal.nl is opgenomen dat er geen veilige dosis trillingen en schokken bestaat, maakt dit niet anders. Aan deze algemene informatie, wat hiervan verder ook zij, kan niet de conclusie worden verbonden dat de voor eiseres geduide functie ongeschikt voor haar is.
7.2.
Aanvullend heeft eiseres aangevoerd dat de specifieke functie ‘Medewerker gordijnen’ (eveneens SBC-code 111160) ook ongeschikt is, omdat bij deze functie een hoog handelingstempo vereist is, gelet op de wekelijkse deadline en productiepieken. De rechtbank volgt eiseres hierin niet en overweegt daartoe als volgt. In een aanvullende rapportage van 6 februari 2020 heeft de arbeidsdeskundige b&b gereageerd op het beroepschrift van 24 januari 2020. Hierin heeft de arbeidsdeskundige b&b uiteengezet dat in het Claim- en Borgingssysteem (CBBS) het werken met een hoog handelingstempo en het werken met deadlines en productiepieken als twee afzonderlijke items worden beschouwd. De arbeidsdeskundige b&b heeft toegelicht dat bij werken met deadlines en productiepieken minstens eenmaal per week sprake moet zijn van strikte oplevertijdstippen of verhoogde productie-eisen die een beduidend hogere inzet vragen. Bij werk met een hoog handelingstempo moet sprake zijn van handelingen die continu in een tempo moeten worden uitgevoerd dat beduidend hoger ligt dan het gebruikelijke handelingstempo in gangbare arbeid. Volgens de arbeidsdeskundige b&b is bij de functie ‘Medewerker gordijnen’ geen sprake van een overschrijding van de belastbaarheid van eiseres, nu bij deze functie enkel sprake is van wekelijkse deadlines en productiepieken, met name in het voor- en najaar, en geen sprake is van een hoog handelingstempo in vorenbedoelde zin. Als er al gewerkt moet worden met een hoog handelingstempo, dan is dit niet continu, aldus de arbeidsdeskundige b&b. De rechtbank ziet geen aanleiding om de arbeidsdeskundig b&b niet te volgen op dit punt. Gelet op de toelichting van de arbeidsdeskundige b&b en nu uit de FML van 21 mei 2019 blijkt dat eiseres niet beperkt is geacht voor werken met deadlines of productiepieken (onderdeel 1.9.7), heeft verweerder voldoende onderbouwd dat de functie ‘Medewerker gordijnen’ geschikt is voor eiseres. De beroepsgrond faalt.
8. Het voorgaande leidt de rechtbank tot het oordeel dat verweerder terecht en voldoende gemotiveerd met ingang van 24 juni 2019, zijnde een maand en een dag na bestreden besluit II, de ZW-uitkering van eiseres heeft beëindigd, nu eiseres vanaf de datum van bestreden besluit II in staat is meer dan 65% van het maanmaninkomen per uur te verdienen.
9. Het beroep tegen bestreden besluit II is ongegrond.
10. Nu het beroep van eiseres heeft geleid tot het vervangen van bestreden besluit I door bestreden besluit II, ziet de rechtbank aanleiding verweerder te veroordelen in de proceskosten die eiseres in verband met haar beroep heeft gemaakt. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.050,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 525,- en een wegingsfactor 1). Daarnaast bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep, voor zover gericht tegen bestreden besluit I, niet-ontvankelijk;
  • verklaart het beroep, voor zover gericht tegen bestreden besluit II, ongegrond;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht ten bedrage van € 47,- aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.050,-.
Deze uitspraak is op 1 september 2020 gedaan door mr. A.C. de Winter, rechter, in aanwezigheid van mr. R.A.E. Bach, griffier. Als gevolg van de maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak nu niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Dat zal op een later moment alsnog gebeuren. Deze uitspraak wordt zo snel mogelijk gepubliceerd op www.rechtspraak.nl
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.