ECLI:NL:RBDHA:2020:8465
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in asielzaak met proceskostenvergoeding
In de zaak tussen de verzoeker, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 31 augustus 2020 uitspraak gedaan in het kader van een verzoek om een voorlopige voorziening. De verzoeker had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris was afgewezen als kennelijk ongegrond. Hiertegen heeft de verzoeker beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De zitting vond plaats op 25 augustus 2020, waar beide partijen zich lieten bijstaan door hun gemachtigde en een tolk aanwezig was.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat, gezien de uitspraak in de bodemzaak (zaaknummer NL20.11890), er geen grond is voor het treffen van de gevraagde voorlopige voorziening. Het verzoek om voorlopige voorziening is dan ook afgewezen. Echter, omdat het beroep in de bodemzaak gegrond is verklaard, heeft de voorzieningenrechter de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van de verzoeker. Deze kosten zijn vastgesteld op € 525,-, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht.
De uitspraak is gedaan door mr. S. Mac Donald, in aanwezigheid van mr. M. Belhaj, griffier. Vanwege de coronamaatregelen is de uitspraak niet openbaar uitgesproken, maar zal dit alsnog gebeuren zodra het weer mogelijk is. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.